Afkalven

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het afbrokkelen van een oever- of duinrand door de werking van wind- en golfslag. Behalve langs rivieren (Maaloevers) kan afkalven plaatsvinden langs kanalen, plassen, meren, sloten en langs oevers die van de getijwerking zijn afgesloten, zodat de waterstand daar weinig aan verandering onderhevig is. Door de gestage werking van de wind, die het water doet bewegen van kabbelen tot stevig golven, kan een oeverrand worden aangetast, in het bijzonder langs diepe geulen. Dat was vooral na 1961 in Zeeland het geval langs de oevers en diverse plaatranden van het Veerse Meer. De waterstand varieert daar van N.A.P. als zomerpeil tot N.A.P. 0,70 m. als winterpeil. Vooral het afkalven langs de oeveren duinrand ten zuiden van de Veersedam bij Vrouwenpolder was een sprekend voorbeeld. Op vele oever- en plaatranden van hetVeerse Meer is reeds een oeverbescherming aangebracht. Een ander soort afkalven is bijv. het afbrokkelen van een schorrand in een tijgebied. Door uitschuring van het onderwatertalud kan het daarboven gelegen schor niet meer stand houden en brokkelt af. De Zeeuwse schorren leveren daarvan nog een aantal voorbeelden. Een duinregel kan vooral bij stormweer door afkalven sterk worden aangetast. In alle gevallen ontstaat er een steile afbrokkelende rand, een zgn. abrasierand.

Auteur

M.H. Wilderom


AFBEELDING Afkalvende duinenrij bij de golflinks te Domburg