Aardappelland
Algemeen
Landarbeiders die in vaste dienst waren bij een landbouwer kregen in de traditionele situatie, tot 1940, van hun werkgever tegen een relatief lage huurprijs jaarlijks een (ander) stuk land in gebruik om daarop aardappelen te telen voor hun gezin. De boer ploegde en egde dat land voor zijn arbeider en ook het bemesten, het voren trekken bij het poten en het aanaarden van de ruggen in de zomer werd, volgens opgaven uit Walcheren, door hem verzorgd. Het aardappelland was één van de zogenoemde ‘emolumenten’, de niet in geld verrekende onderdelen van de beloning voor de arbeid van de landarbeider.
Voor de voeding van één persoon was rond 1920 ongeveer 12,5 roede aardappelland nodig. Wie een klein gezin had, kon dus meestal wel aardappelen overhouden voor de verkoop, wie een groot gezin had moest land bijpachten om alle monden te kunnen voeden.
Oppervlakte en huur aardappelland in de diverse delen van Zeeland volgens de landarbeiderenquête van 1906 (uitgegeven in 1908).
Gebied | Oppervlakte in roeden | Prijs per roede* |
Noord-Beveland | <100 | 15-18 cent |
Schouwen-Duiveland | 60-100 | 25-30 cent |
Tholen / St. Philipsland** | 100 | 20-30 cent |
Walcheren | 75-115 | 20-25 cent |
Zeeuws-Vlaanderen | 35-200 | 45-60 cent |
Zuid-Beveland | 25-75 | 20-25 cent |
* een Blooise roede (Walcheren, oude polders Bevelanden en Tholen) is 13,08 centiare
een Schouwse roede (Schouwen, polders Bevelanden en Tholen van na + 1600) is 13,89 ca
een Duivelandse roede is 13,45 ca, een Gentse roede (Zeeuws-Vlaanderen) 14,86 ca
** paardenknechts 75 roeden gratis
Aantal roeden
De hierboven in de tabel opgegeven oppervlakten en prijzen betreffen opgaven door voornamelijk landbouwers. Een opgave door enkele tientallen in 1984 geïnterviewde ex-landarbeiders uit Walcheren leverde nog meer variatie aan oppervlakte en aan prijzen op, wat uiteraard mede verklaarbaar is doordat, anders dan in de enquête, naar verschillende tijdstippen vóór 1940 werd verwezen. Het genoemde aantal roeden aan aardappelland varieerde bijvoorbeeld van 20 te Domburg en 40 in Vrouwenpolder tot 100 bij de sociaal voelende landbouwer A. van Nieuwenhuijzen te Oostkapelle. Het meest genoemd werd 50 tot 70 roeden. Van Nieuwenhuijzen stelde het aardappelland gratis ter beschikking van zijn twee of drie vaste arbeiders, elders werd 20 of 25 cent per roede gerekend, terwijl 50 cent het meest genoemd werd.
Na 1940
Tijdens de Duitse bezetting ging in de landbouw voor heel Zeeland een collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor alle landarbeiders (sinds circa 1936 werden die algemeen per dorp afgesloten en voor die tijd waren er geen of amper CAO’s) en daarin werd ook een algemeen geldende bepaling voor het aardappelland vastgelegd. In het eerste contract, voor het landbouwseizoen 1941/1942, werd ‘10 Are zaaiklaar opgeleverd aardappelland’ aangehouden, zodat de Zeeuwse landarbeiders voortaan gratis over duizend vierkante meter aardappelland konden beschikken – in oude maat: 67 Gentse tot 76 Blooise roeden.
Na 1945, toen de collectieve contracten voor de landbouw voor heel Zeeland gehandhaafd bleven, werd daarin het al dan niet opnemen van emolumenten in de beloning overgelaten aan het individuele overleg tussen boer en arbeider. Wel werd de hoogte van de pacht voor het aardappelland in de CAO voor Zeeland vastgesteld, namelijk op drie gulden per are oftewel 40 cent per roede (contract seizoenen 1946/1947 en 1947/1948). Het aardappelland was nu dus niet meer gratis zoals onder de bezetting. Aan het eind van de jaren vijftig werden de emolumenten in de landbouw afgeschaft en sindsdien werd over het aardappelland dus niets meer vermeld in de collectieve arbeidsovereenkomsten.
Auteur
Jan Zwemer, 2013
Bronnen
-Provinciale Zeeuwsche Courant, 5-4-1941, 5-3-1942 en 26-2-1959