Laurentius Geruntii

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Wim van Gorsel (overleg | bijdragen) op 23 okt 2024 om 09:02
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Laurentius Geruntii

Laurentius Geruntii was priester en regulier kanunnik van het Roodeklooster in het Zoniënwoud bij Brussel. Prent van het Rood Klooster in 1725. Bron: Wikimedia Commons.
Geboren 14e eeuw Ergens in Zeeland
Overleden 1413? Diest?
Beroep Priester en regulier kanunnik

Biografie

Priester en regulier kanunnik van het Roodeklooster in het Zoniënwoud bij Brussel. Was de achtste regulier die daar de kloostergelofte aflegde. Hij werd in 1405 tot vierde prior benoemd. Na twee jaar kreeg hij van de bisschop van Kamerijk ontslag en ging naar de Johannieters in Diest. Deze man, wiens ijver en godsdienstzin hoog geprezen werden, vond daar zo schrijft de kroniekschrijver van Roodeklooster foutief, slechts tegenwerking en ontgoocheling. Maar volgens de kroniek van het klooster van Paradijs te Roemerswaal had de prior in deze stad een nieuw klooster gesticht in 1405. De gezonde kanunniken hadden het verlaten, omdat het klooster in alle opzichten beneden de maat was. Op verzoek van de raad van Roemerswaal en voornamelijk gesteund door zijn medebroeder Joh. Stackenborg, nam Laurentius zelf in 1407 het bestuur in handen en nam ontslag in Roodeklooster. Hij bouwde een nieuw klooster buiten de Noordpoort van de stad, dat sedertdien de naam droeg van 'Paradijs van 0. L. Vrouw'. Dit klooster, behorende onder Windesheim, kwam tot bloei. Na vier jaren droeg hij de zorg voor het Paradijs over aan de prior van Bethlehem te Zwolle. De bisschop van Kamerijk riep hem terug en gelastte hem om met de prior van Groenendaal op te treden tegen een libertijnse secte in Brussel.

Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Auteur

C.P.M. Holtkamp, gecontroleerd redactie 2013

Literatuur

  • Bijdragen Bisdom Haarlem. XXIV, 190-195.
  • N.N.B.W.VI, 578.