Guus Vleugel
Guus Vleugel | |
---|---|
Bestand:.jpg ' | |
Geboren | 29 april 1932 Goes |
Overleden | 12 augustus 1998 Amsterdam |
Beroep | dichter en tekstschrijver, columnist en literatuurcriticus |
Guus Vleugel was een tekstdichter, toneelschrijver en schrijver van (cabaret)liedjes en romans. Hij werd vooral bekend in de jaren ’60 als vaste tekstschrijver van het cabaret Lurelei en van Jasperina de Jong.
Achtergrond
Guus Vleugel was de jongste in een gezin van tien kinderen (negen jongens en één meisje). Zijn vader was bakker en tevens ouderling in de Hervormde Kerk. Guus groeide op in een plichtsgetrouw en religieus gezin. Gaandeweg zijn jeugd ontdekte hij dat hij zich daarin niet thuis voelt. De band met zijn vader was niet goed. Verder had hij ook weinig aansluiting met andere kinderen.
Met dichten begon bij Guus Vleugel al in zijn jeugd en op het stedelijk gymnasium in Middelburg zette zich dit door. Samen met een klasgenoot schreef hij gedichten, een roman en filosofeerde over literatuur. Het leven in Zeeland benauwde hem ondertussen zodanig dat hij er weg wilde. Daarom vertrok hij na zijn gymnasium-eindexamen naar Parijs. Daar ging een wereld voor hem open en genoot er van kunst, literatuur en het uitgaan in de homoscene. Na een tijdje in Parijs te hebben gewoond kwam hij terug naar Nederland. Een leven in Zeeland opbouwen was geen optie meer. Om niet meer in Zeeland te wonen begon hij daarom aan de Universiteit van Amsterdam een studie Franse taal- en letterkunde. Vleugel verhuisde daarna van kamer naar kamer en genoot ondertussen van het leefklimaat in Amsterdam, van alle vrijheden en begaf zich in het artistieke en literaire leven.
Gedichten, lied- en cabaretteksten
Guus Vleugel brak zijn studie na korte tijd voortijdig af. Bij het schrijven van gedichten verschoof zijn belangstelling gaandeweg naar meer verhalende gedichten, lied- en cabaretteksten. Voor het Parool en De Telegraaf schreef hij kinderversjes en -verhaaltjes en columns (cursiefjes). Wim Sonnevelt vroeg hem in 1954 nieuwe liedjes te schrijven voor Conny Stuart, de ster van zijn cabaret. Guus schrijft voor Sonnevelds programma "Waar de blanke top..." voor haar de liedjes Ik praat niet met de mensen mee en Diep in mijn hart ben ik geen dame. Deze nummers vallen in de smaak. De invloed van Vleugels grote voorbeeld Annie M.G. Schmidt is er goed in te horen.
Voet aan de grond krijgen als tekstdichter en daarvan kunnen leven lukte hem in deze periode nog niet. In de tweede helft van de jaren '50 zwerft Vleugel als hij geen werk heeft af en toe door Frankrijk en Portugal. Wanneer hij in zijn Amsterdamse kamer aan de Prinsengracht is werkt hij aan losse opdrachten, onder andere zeven liedjes voor de radio en nieuwe cabaretprogramma's van Sonneveld. Hij laat ook een andere kant van zijn talent zien en debuteert als dichter. Onder het pseudoniem Guus Valleide publiceert hij in 1956 Zon, maan en hun verwend publiek en in datzelfde jaar volgt Een kleine luiheid met linosneden van Gerard Bruning. [1]
De bundel Fluitles werd in 1958 uitgegeven. In hetzelfde jaar schreef hij voor het cabaretgezelschap van Karin Larsen de musical Oh Venus, waarvoor hij samenwerkt met componist Harry Bannink. Ook schreef hij voor de KRO eind 1958 de Sinterklaasmusical Vlooienspel. Eind jaren '50 ziet Vleugel in Londen Brits cabaret dat hem meer aanspreekt dan het nette en vrij brave Nederlands cabaret.
Lurelei
Begin jaren zestig steeg de ster van Guus Vleugel als schrijver van cabaretliedjes. Eric Herfst en Ben Rowold, de oprichters van Kabaret Lurelei, vragen Vleugel in 1962 teksten voor Lurelei aan te leveren. Vleugel stemt uiteindelijk toe en verbindt zich aan de groep omdat hij onder de indruk is geraakt van Jasperina de Jong, in wie hij een perfecte vertolkster voor zijn liedteksten ziet.
Van 1963 tot 1968 was Guus Vleugel de vaste tekstschrijver van Lurelei. Deze maatschappijkritische groep wordt gedragen door Eric Herfst, Jasperina de Jong, Marjan Berk, Gerard Cox en Guus Vleugel. Veel teksten schoppen tegen heilige maatschappelijke huisjes, taboes en religie. Enkele scherpe, sarcastische nummers als God is niet dood, De geest van het verzet en In kerkelijk verband (1964) leveren Kamervragen, boze brieven en afkeurende krantencommentaren op. Voor het lied Arme ouwe (uit: Relderelderel, 1966), waarin de toenmalige koningin Juliana door ‘provo’ Gerard Cox wordt bezongen en die toch maar geen rookbom naar de Gouden Koets gooit omdat de koningin hem zo vertederend aan z'n moeder doet denken, volgt zelfs een proces-verbaal voor majesteitsschennis. Tot vervolging komt het echter niet. Van Majesteitsschennis is volgens de rechter toch geen sprake. [2] Het succes van de groep groeide en was midden jaren zestig op zijn hoogtepunt. Meer en meer richt Vleugel zich op de ster van Lurelei, Jasperina de Jong en ontwikkelt zich als haar lijfschrijver. Als zij de groep verlaat omdat ze haar vleugels verder uit wil slaan in grotere zalen en op ander gebied, volgt Vleugel ook. Samen met componist Ruud Bos schrijft hij voor De Jong de Lurelei-musical De Stunt. De opvoering is echter geen groot succes. De musical over Lila (Jasperina de Jong) en de hippe Amsterdamse kapper Nero (Willem Nijholt) bevat controversiële onderwerpen als LSD-gebruik en een progressieve seksuele moraal en dat blijkt buiten de hoofdstad zijn tijd ver vooruit. De musical wordt te "Amsterdams" bevonden. Buiten Amsterdam blijven de zalen vaak grotendeels leeg wat ertoe leidt dat de musical voortijdig stopt.[3] Jasperina de Jong krijgt vervolgens de hoofdrol in de musical Sweet Charity en Vleugel richt zich op het schrijven van een "televisiestrip" voor Lurelei, genaamd Rust noch duur met in iedere aflevering een aantal liedjes voor Jasperina de Jong. Na twaalf afleveringen valt het doek voor de KRO-serie. Daarna lonkt een nieuwe uitdaging. Vleugel zal voor De Jong een eigen theatershow gaan schrijven. Samen met Eric Herfst brainstormt hij over ideeën. Samen werken ze nachtenlang aan de show en Herfst is de stimulator achter zijn tekstproductie. Vleugel komt namelijk zelf erg moeilijk tot schrijven en heeft steeds meer last van depressieve buien.
Jasperina de Jong
Kabaret Lurelei is na het vertrek van Jasperina de Jong en Guus Vleugel in 1968 uiteengevallen. Vleugel schrijft in 1970 de liedjes en sketches voor de De Jasperina Show en in 1972 volgt Jasperina's grote egotrip. Met name over de eerstgenoemde show zijn de kritieken lovend. Beide shows tonen de kwaliteit van de teksten van Vleugel, waarvan sommige in combinatie met de zang van Jasperina de Jong en muziek van Joop Stokkermans tot klassiekers van het Nederlandse kleinkunstlied uit zullen groeien, zoals uit De Jasperina Show de nummers De non (Roll another one), Je laat ze echt niet in de steek en Meisje uit de provincie in het Magies Sentrum en uit Jasperina's grote egotrip de nummers Dobbe, dobbe, dobbe, Abah abortus en De man die zelfmoord wilde plegen. Vleugel staat inmiddels bekend als lijfschrijver van Jasperina de Jong. Hij wordt geprezen om zijn rake liedteksten met vaak naast vilein sarcasme en ironie ook enige ontroering. Zijn teksten vinden in Jasperina de Jong de perfecte vertolkster en in Joop Stokkermans de perfecte componist. Tussen beide theaterprogramma's voor De Jong in schrijft Vleugel in 1971 voor Lurelei ook het matig ontvangen theaterprogramma Moeder, er komt een bevolkingseksplosie. Ja kind, dat zal me een klap geven met onder andere Ronny Bierman en Marnix Kappers. Jasperina de Jong werkt niet mee omdat zij het tweede seizoen van De Jasperina Show speelt. In 1971 krijgt Vleugel een Gouden Harp voor De Jasperina Show en in 1973 de Van der Hoogtprijs voor zijn oeuvre.[4]
Depressies
In de samenwerking tussen Vleugel en De Jong gaat het uiteindelijk mis. Vleugel heeft steeds vaker last van depressies en komt steeds moeilijker tot schrijven. Soms is hij plotseling dagen onbereikbaar. Regelmatig zijn zijn teksten te laat of pas op het allerlaatste moment af. De depressies resulteren drie keer in een zelfmoordpoging.
Guus Vleugel zou samen met Annie M.G. Schmidt een nieuwe musical ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van de Amsterdam gaan schrijven, getiteld Badeloch. Hierin zou Jasperina de Jong de hoofdrol spelen. Vleugel gaf deze opdracht echter terug nadat hij begin 1974 een ernstige psychische inzinking krijgt. Zich tot schrijven zetten lukte niet meer. Hij had absolute rust nodig. Na het teruggeven van de opdracht verbrak Vleugel ook plotseling de artistieke relatie met Jasperina de Jong en Eric Herfst. Daarmee kwam een einde aan een jarenlange hechte samenwerking met het artistieke echtpaar. Vleugel wilde af van zijn lijfschrijverschap en had ook geen zin meer in cabaret en theater omdat hij herhaling van thema's vreest. Tegen alle taboes en heilige huisjes was al wel geschopt en bovendien was de tijdgeest in de jaren '70 erg veranderd. Deze ‘softe’ tijdgeest verafschuwde Vleugel. Na de breuk met Jasperina de Jong en Eric Herfst trok Vleugel zich terug en verdween op de achtergrond. Hij dacht erover nooit meer te schrijven, maar Annie M.G. Schmidt, in wie hij altijd al zijn grote voorbeeld zag, wist hem uiteindelijk toch over te halen en samen met haar te gaan werken aan een nieuwe cabaretvoorstelling. Dit wordt in 1975 "Je moet ermee leren leven", een soort cabaret in revuestijl, met daarin onder andere Conny Stuart, Sylvia de Leur en Jenny Arean. Het werd een matig succes. De critici zijn verdeeld over de kwaliteit. Guus Vleugel lijdt intussen onder de verbroken artistieke relatie met Jasperina de Jong. De samenwerking zal echter nooit meer hersteld worden. De Jong heeft inmiddels in Ivo de Wijs een nieuwe, vaste tekstschrijver gevonden en zij slaat een nieuwe weg in. Vleugel schrijft in 1976 zijn eerste roman Het schuldgevoel.[5] Twee jaar later leert hij de toneelschrijver Ton Vorstenbosch kennen, met wie hij een relatie krijgt. Vleugel bloeit op en beiden gaan ook samenwerken. Vleugel ’s teksten zullen echter nooit meer het oude niveau halen.
De jaren tachtig
Voor cabaretier Frans Halsema schrijft Vleugel teksten voor de voorstelling Je moet er geweest zijn. Ook doet hij een nieuwe poging in cabaret en verzamelt hiertoe een paar beginnende cabaretiers om zich heen. In 1981 schrijft hij voor hen de voorstelling ‘Verwende krengen’. Het wordt geen succes. De teksten missen de scherpte en het venijn van die uit de tijd met Lurelei en Jasperina de Jong. De recensies in de kranten zijn lauw. Er komt geen vervolg. Wel succesvol is hij met de teksten die hij tussen 1982 en 1988 schrijft voor Herman van Veen.
In de jaren ’80 schrijft Vleugel met zijn partner ook enkele toneelstukken. In 1982 gaat De miraculeuze comeback van Mea L. Loman in première. In 1983 volgen Schandaal in Holland en Sterke drank in Oud-Zuid, waarna in 1985 In de dromocratie volgt. Vleugel schrijft in deze periode ook zijn tweede roman. In de sleutelroman Een valse nicht (1985) beschrijft hij op humoristische wijze het leven van een Amsterdamse homoseksueel die zich in literaire kringen begeeft. De hoofdpersoon in het boek (Luc Lewedorp) is Vleugel zelf.
De jaren negentig
In 1990 volgt onder andere nog het toneelstuk De midlifecrisis van Harde Harry. Verder is Vleugel in deze jaren actief als columnist voor HP/De Tijd. Zijn columns verschijnen onder de titel Mal du Siècle. Geliefd onderwerp in deze columns is de Nederlandse literatuur en journalistiek. Hij uit in de columns scherpe kritiek op (soms bevriende) schrijvers en televisiemakers, wat hem vaak niet in dank wordt afgenomen. Verder richt hij zich in deze periode vooral op het schrijven van toneelstukken en musicals. In 1996 schrijft hij samen met zijn partner Ton Vorstenbosch het toneelstuk Srebrenica!!! Het stuk, over de rol van Dutchbat tijdens de val van deze moslimenclave wordt lovend ontvangen, maar leidt tot een gepikeerde reactie van Defensie. [6]
De musical Facelift (1998), een satire op de cosmetische trends onder welgestelde dames, wordt door de pers gekraakt. Korte tijd later wordt Vleugel ziek. Een longontsteking blijkt een ongeneeslijke vorm van longkanker te zijn. Vleugel wil geen lijdensweg en neemt in samenspraak met zijn partner een definitief besluit uit het leven te stappen. Al twee weken later op 12 augustus 1998 overlijdt hij op 66-jarige leeftijd. Na zijn overlijden voltooit zijn partner de politieke satire Angst en ellende in het rijk van Kok waaraan ze samen al hadden gewerkt. Het stuk over de kloof tussen politici en het gewone volk met betrekking tot homo- en vrouwenemancipatie in de multiculturele (en multireligieuze) maatschappij ging in april 1999 in première.
Prijzen/eretekens
- Van der Hoogtprijs, voor zijn cabaretteksten, 1973
Betekenis
In een interview met De Volkskrant (5/11/1966) omschreef Guus Vleugel zich ooit als "aartslui". Hij had het dan ook vooral aan Lorelei-leider Eric Herfst te danken dat de artistieke creativiteit van Guus Vleugel tot bloei kwam. Hierdoor bereikte Guus Vleugel in de jaren zestig en zeventig zijn artistieke hoogtepunt. Guus Vleugel, die aanvankelijk overliep van bewondering voor het werk van provinciegenoot Annie M.G. Schmidt, ging vanaf zijn Lulerie-periode zijn eigen weg. Milde satire voerde daarbij de boventoon. Nadat Lurelei voorbij was viel Vleugel terug in depressies. Toch krabbelde hij daarna, vooral nadat hij Ton Vorstenbosch had leren kennen, weer op en hervond zijn creativiteit. Tot op het laatst wist hij daarbij aan te haken bij de actualiteit. De Zeeuw schaarde zich daarmee bij de grootsten van Nederland in zijn vakgebied.
Bronnen
&Index=Indexppn Guus Vleugel (documentatiemap) (Middelburg: Zeeuws Documentatiecentrum, 2010)]
- [Krantenbank Zeeland]
- Guus Vleugel - auteur - DBNL
Bronnen
&Index=Indexppn Guus Vleugel (documentatiemap) (Middelburg: Zeeuws Documentatiecentrum, 2012)]
Auteur
W. van Gorsel, 2024
Noten
- ↑ Krantenbank Zeeland, ‘Er verschijnt op het ogenblik weinig goede poëzie in ons land’, in: Prov. Zeeuwsche Courant, 19 mei 1956, pag. 5
- ↑ Krantenbank Zeeland, ‘LURELEI-provocaties’, in: De Stem, 14 juni 1967, pag. 11
- ↑ Krantenbank Zeeland, ‘De Stunt valt in Rotterdam’, in: PZC, 21 mei 1968, pag. 18
- ↑ Krantenbank Zeeland, ‘Van der Hoogtprijs voor teksten Guus Vleugel’, PZC, 18 juni 1973
- ↑ Krantenbank Zeeland, Krantenbank Zeeland, ‘Het schuldgevoel’, een geestige roman van Guus Vleugel’, in: PZC, 23 oktober 1976, pag. 19
- ↑ Krantenbank Zeeland, ‘Srebrenica!, snoeiharde satire’, in: PZC, 11 mei 1996, pag. 2