Orchis
Orchis |
---|
ORCHIS Groep van planten en plantengeslachten behorend tot de orchideeën familie. Deze familie is een der grootste maar in oecologisch opzicht tegelijk ook een der meest kieskeurige van het plantenrijk. Alle in Nederland voorkomende soorten moeten tot de minder algemene of zeldzame planten gerekend worden. Enkele soorten zijn de laatste tientallen jaren in Zeeland uitgestorven of sterk achter uitgegaan. Het meest duidelijk is dit voor de harlekijnorchis (Órchis mório), die vroeger in vochtige graslanden in het binnenduingebied en in de oudlandgebieden (met name Walcheren) zeer frequent voorkwam. Thans vindt men deze soort nog incidenteel in de binnenduinrand (Walcheren, Schouwen). De op dit moment meest algemene orchideeënsoort in Zeeland is waarschijnlijk de breedbladige wespenorchis (Epipáctis hellebórine). Deze plant heeft brede bladeren en vrij kleine groenachtige bloemen. Men vindt haar vooral op droge enigszins zandige grond in bossen, populierenaanplanten en op beplante dijken. Elders in Nederland komt deze soort ook regelmatig voor. Een nauwe verwant is de moeraswespenorchis (E. palústris). Deze soort onderscheidt zich van de vorige o.a. door de meer bruinrood en wit gekleurde bloemen. Zij komt vooral voor op vochtige voedselarme zandgrond, bijv. in vochtige duinvalleien. Omdat deze in Zeeland vrijwel verdwenen zijn, is zij hier nog op slechts enkele plaatsen te vinden (Schouwen). Wel komt deze plant op diverse plaatsen voor op drooggevallen platen in het Veerse Meer en de Grevelingen. Voorts vindt men haar plaatselijk in zandige sloot taluds langs enkele rijks- en provinciale wegen. Een andere bos-orchidee is de keverorchis (Listéra ováta). Ook deze soort heeft kleine groenachtige bloempjes. Men vindt haar vooral in de oudere bossen langs de binnenduinrand. Een viertal orchideesoorten lijkt sterk op el kaar: de rietorchis (Dactylorhíza praetermíssa), de gevlekte orchis (D. maculáta), de vleeskleurige orchis (D. incarnáta) en de breedbladige orchis (D. majális). Deze soorten bastaarderen onderling en er bestaan diverse overgangsvormen. Zij hebben lichtroze tot paarse bloemtrossen en al dan niet gevlekte bladeren. In de volksmond worden deze soorten samen met de harlekijnorchis aangeduid met de naam koekoeksblomme (W., Sch., Z.Vl.) of puteblomme (Sch.). Zie koekoeksbloem. Het meest algemeen is de rietorchis. Zij komt hier en daar voor in niet of weinig bemeste hooilanden, zandige wegbermen en sloottaluds en op de drooggevallen platen in het Veerse Meer. In deze milieu's kan men ook de overige soorten aantreffen, zij het dat zij nog veel zeldzamer zijn dan de rietorchis. De breedbladige orchis komt daarbij het minst voor. Recent zijn in Zeeland en met name in Zeeuws-Vlaanderen enkele soorten gevonden die al lang niet meer in deze regio waren gezien. Allereerst bleek de bijenorchis te groeien in enkele sloottaluds langs zandige wegbermen in de omgeving van Biervliet, IJzendijke en Sluis. Deze soort was in de dertiger jaren bekend uit de omgeving van Brouwershaven, maar is daar en vrijwel overal elders in Nederland reeds lang verdwenen. Ook in Midden-Zeeland zijn in de zeventiger jaren enkele nieuwe vondsten gedaan. In de omgeving van St.-Kruis zijn in de periode 1975-1980 enkele soorten gevonden die nieuw zijn voor de Nederlandse flora. Het betreft hier Dactylorhíza eláta en Orchis laxiflora. Ook de bokkenorchis (Himantoglóssum hircínum) is in deze omgeving ge vonden. De oorzaak van de orchideeënrijkdom in deze omgeving is niet geheel duidelijk.
AUTEUR A.M.M. van Haperen
LITERATUUR H.W.E. van Bruggen, Over enkele orchideeën in Zeeuws-Vlaanderen, waaronder Orchis laxiflora lam., nieuw voor Nederland (1981) (Gorteria 10 (9), 168-170.