Melkdistel
Melkdistel |
---|
Melkdistel (Sónchus)
De beide laatste volksnamen worden ook voor de paardenbloem gebruikt. Voor onderscheiding worden de melkdistels wel met de namen stekelmelkriet of stekelmelk wied aangeduid . Melkdistels zijn vrij forse kruidachtige planten behorend tot de composietenfamilie. Kenmerkend zijn de enigszins vlezige bladen, het melksap en de gele bloemen. In Zeeland komen drie soorten algemeen oor; alle drie zijn het beruchte akkeronkruiden.
Akker melkdistel (Sónchus arvénsis)
Het grootst is de akker melkdistel. Deze heeft bloemhoofdjes met een middellijn van 4 à 5 cm. De akkermelkdistel is een overjarige plant, die overwintert met behulp van wortelstokken. Behalve als akkeronkruid komt deze soort ook veel voor in het buitenste gedeelte van de duinen. De brosse melkdistel (S. ásper) en de gewone melkdistel (S. oleráceus) zijn éénjarige akkeronkruiden. In het rivierengebied en in de laagveenstreek komt op zwak brakke grond ook nog de moerasmelkdistel (S. arvénsis) voor. Deze, op de akkermelkdistel gelijkende soort ontbreekt in Zeeland vrijwel geheel.
- Dialect: Tholen: zochte stekel, gele stekel, melkwied, melkriet; Walcheren, Zuid-Beveland, Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland: stekelmelkriet of stekelmelk wied
AUuteur
-A.M.M. van Haperen