Kwikstaarten
Kwikstaarten |
---|
Kwikstaarten (Motacilla)
In Zeeland komen drie soorten kwikstaarten voor. Witte kwikstaart (Motacilla álba; W.: lentertje; Sch.: boonezaaier; Z.B. en W.: mispitloópertje; Z.B., Sch. en W.: paerdewachtertje; Z.VI.: perdewachterken; Z.VI: pjerdewachter en Z.B. en W.: teêlezeêkertje). Gele kwikstaart (M. fláva; Z.B. en W.: schaepewachtertje; Z.VI., Z.B. en W.: koeiewachtertje; Z.VI.: geel paerdewachterke) kleiner en met kortere staart dan de witte kwikstaart; gele buik, groengele rug en grijze kop. In Zeeland algemene [[broedvogels|broedvogel] met 2000-4000 paar. Broedt in grasland, bouwland, langs dijken en soms in schorren. Uitgesproken trekvogel die in april arriveert en in augustus-oktober weg- en doortrekt. Grote gele kwikstaart (M. cílla cinéra), heeft een zeer lange staart, gele buik en stuit en grijze rug. Broedvogel van beken, o.a. in oost Nederland en in Zuid-Limburg. In Zeeland is één broedgeval bekend: in 1962 in de oude sluis van Sas van Gent. Verder is deze soort een regelmatige doortrekker in klein aantal in september-oktober en in februari-april en een wintergast in zeer klein aantal.
AUTEUR P.L. Meininger