Iep
Iep |
---|
Iep (Ulmus)
In Nederland is het hoofdzakelijk de Hollandse iep (Ulmus xhollándica) die veel langs wegen en grachten, in parken en op oude vestingwallen werd aangeplant. De beste iepen groeien in Zeeland en Vlaanderen. Het hout wordt (werd) vooral gebruikt voor het maken van wagens, landbouwschuren, boten, doodkisten, meubels (het smallere hout voor klein gerief zoals borstels en wasknijpers); voorts uitstekend geschikt voor brandhout. De duurzaamheid van het hout wordt bevorderd door de stammen een jaar te 'wateren' (in water te leggen). Deze bewerking heeft bovendien het voordeel dat het spinthout ongeveer dezelfde kleur aanneemt als het kernhout. De Hollandse iep is vermoedelijk een bastaard tussen de veldiep (U.campéstris) en de bergiep (ruwe iep; U.scábra). De boom is helaas erg gevoelig voor de iepziekte (*Bomen en struiken, ziekten) waardoor in de laatste decenniën veel bomen gerooid moesten worden en dijken van hun prachtige omkleding werden beroofd. In Zeeland is de gladde iep (U. minor) inheems. In de duinstreek, in bijv. de Domburgse Manteling, is de kurkiep (U.glábravar. suberósa) een opvallende verschijning doordat de jonge takken en twijgen bezet zijn met hoge kurklijsten. Zie voorts *bomen en struiken, *bosvegetatie. Iepen hebben typisch asymmetrische bladeren die in twee rijen verspreid staan langs de twijgen. De hoek die de rand van de langste helft van de asymmetrische bladvoet maakt met de bladsteel is een belangrijk kenmerk voor de identificatie van de vele kruisingen die er van de iep bestaan. De vrij onopvallende bloemen verschijnen in het voorjaar voor de bladeren. De vruchtjes van de iep zijn afgeplat en omringd door een brede, papierachtige vleugel (gevleugeld nootje). Dialect: olm.
AUTEUR K.F. Vaas
LITERATUUR G. Houtzagers, Houtteelt der gematigde luchtstreek.
AFBEELDING Rij iepen langs een weg in Zeeuws-Vlaanderen