Kapittelkerk

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Maintenance script (overleg | bijdragen) op 20 mrt 2014 om 13:44 (Importing text file)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Kapittelkerk

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Kerk, waaraan een kapittel (college van kanunniken) is verbonden. In Zeeland komen we er een twaalftaltegen. Dat is veel, gezien de oppervlakte van dit gewest. In de loop van de historie heeft het woord kapittel diverse betekenissen gekregen, maar de oorspronkelijke is: hoofdstuk uit de bijbel. Onze uitdrukking 'iemand kapittelen' (de les lezen) houdt daarmee verband. Bij een kapittelkerk gaat het om een gemeenschap van kanunniken of koorheren, die aanvankelijk samen een hoofdstuk uit de bijbel lazen. Daaruit ontwikkelde zich het plechtig samen vieren van de koordienst, door dagelijks de zeven getijden te zingen. Aan tal van kerken waren in de middeleeuwen nogal wat beneficies, vicarieën en kapellerijen verbonden, welke alle bepaalde diensten meebrachten. Men ging die gezamenlijk verrichten en daaruit zijn de colleges van kanunniken voortgekomen. Er moesten voldoende inkomsten zijn voor een bepaald aantal kanunniken en niemand minder dan de paus moest uiteindelijk zijn toestemming geven een kerk tot kapittelkerk te verheffen. Het zijn nogal eens machtige heren geweest die door rijke schenkingen een kapittelkerk mogelijk maakten. Het was voor hen een statussymbool. De oudste kapittelkerk in Zeeland was de aan Maarten gewijde Westmonsterkerk in Middelburg. Reeds in de 11e eeuw moet hier een kapittel van kanunniken geweest zijn. Dit kapittel van seculiere kanunniken is onder Alboldus geworden tot een gemeenschap van reguliere kanunniken, waaruit later de abdij is gegroeid. Maar de Westmonster is een kapittelkerk gebleven, waaraan tegen het einde der 15e eeuw 12 kanunniken waren verbonden. De O.L.V.-kerk te Aardenburg werd in 1294 een kapittelkerk. De Sint-Baafsabdij, die hier het patroonsrecht bezat, heeft dit zo gewenst. Graaf Willem III vestigde in de aan Sint-Pieter gewijde Noordmonster te Middelburg in 1311 een kapittel van kanunniken, waaraan hij tevens heel deze kerk, die in zijn bezit was, schonk. Later kwam deze kerk echter weer aan de graaf terug. De Sint-Pieter is in 1561, toen Middelburg een bisdom werd, tot kathedrale kerk verheven en daarmee werden de kanunniken een kathedraalkapittel. Dit had moeten gelden als een soort senaat van de bisschop, die in bepaalde door de kerkelijke wet voorgeschreven gevallen, de goedkeuring of raad van dit lichaam moest inwinnen. Nicolaas de Castro is aan deze goedkeuring en raad echter niet meer toegekomen. De kapittels leefden onder het oude kerkelijke bestel van het concilie van Trente, dat in Zeeland geen kans meer zou krijgen. Als vierde kapittelkerk vinden we de Sint-Lievensmonsterkerk te Zierikzee. Zoals alles hier het grootst moest zijn, zo was dat ook het geval met het kapittel. Van Heussen vermeldt niet minder dan 20 kanunniken. Het moet ca. 1378 gesticht zijn door hertog Aalbrecht van Beieren. De plaatsen van de kanunniken stonden ter begeving van de graaf. Op 21 augustus 1438 schonk Philips de Goede 300 gemeten land aan dit kapittel, vrij van schot, omdat er zoveel land verdronken was. Als voorwaarde stelde hij dat de kanunniken jaarlijks op de dag van zijn inhuldiging een plechtige mis moesten zingen en na zijn dood zou dit moeten gebeuren op zijn sterfdag. Zierikzee was dan ook een grafelijke stad. Op verzoek van de pastoors van Tholen en Schakerloo heeft hertog Aalbrecht van Beieren ook de kerk van Tholen tot kapittelkerk gemaakt. Dit is geschied in 1414. Reeds Floris van Borssele, heer van St. Maartensdijk (gest. waarschijnlijk 1420) moet van plan geweest zijn van de kerk in zijn stad een kapittelkerk te maken, want ca. 1400 heeft hij hier een 'canonesie' gesticht. Het heeft in ieder geval tot 1429 geduurd eer de procedure, hiervoor nodig, haar beslag kreeg. Blijkbaar hebben de kanunniken het moeten doen met schrale inkomsten. Floris 'zoon Franck heeft er in 1450 voor gezorgd dat deze verbeterd werden. Op 22 januari 1431 bevestigde Jacoba van Beieren de stichting van een kapittel van tien kanunniken en een deken in haar stad Reimerswaal. Dit charter is het enige document waardoor wij van dit kapittel weten. Toen pastoor Derk Heerman stierf, nam het kapittel de zielzorg voor deze parochie over. De graven van Holland en Zeeland hadden het presentatierecht van twee prebenden. Verder weten we niets van dit kapittel. Zelfs geen benoeming van een kapittelheer is bekend, zodat de vraag rijst of dit kapittel wel tot ontwikkeling is gekomen. In West-Souburg woonde in het midden van de 15e eeuw één van de rijkste heren van Walcheren, Adriaan van Borssele van Brigdamme die, samen met zijn vrouw Anna van Bourgondië, ervoor heeft gezorgd dat de Souburgse kerk in 1454 een kapittelkerk werd. Daarmee werd deze kerk onttrokken aan het patronaatschap van de abt van Middelburg. De kanunniken kozen uit hun midden een deken, die pastoor van de parochie werd. Toen Veere tot bloei kwam en de heren Van Borssele van Sandenburg op het hoogtepunt van hun macht stonden, kon ook de kerk niet achterblijven in de rij van kapittelkerken. Paus Paulus II heeft op verzoek van Hendrik IV van Borssele, de kerk te Veere tot collegiale kerk verheven, nadat er gezorgd was voor prebenden voor 12 kanunniken. Heer Hendrik had beloofd dat er in deze kerk inkomsten voor niet minder dan 24 kanunniken beschikbaar zouden zijn en in 1484 waren er reeds 7 van het tweede twaalftal aangesteld. Maar in dat jaar heeft hij zich bedacht; hij vroeg paus Sixtus IV zijn slotkapel op het kasteel Sandenburg ook tot collegiale kerk te verheffen en daarin het tweede twaalftal kanunniken te mogen vestigen. Deze paus heeft daartoe zijn toestemming gegeven, zodat er in dat jaar in en bij Veere twee kapittelkerken waren. In 1490 is de kerk van Nieuwerkerk (Duiveland) tot kapittelkerk verheven. Het kapittel is gesticht door Anna van Bourgondië, na de dood van haar tweede man, Adolf van Kleef, heer van Ravestein. Dit paar had in Duiveland grote bezittingen. Te Kortgene werden de memorieheren in 1495 tot een kapittel van acht kanunniken, zulks ter ere van Margaretha van Hasselt, moeder van Floris van Borssele, die op 5 maart van dat jaar was overleden. Ter bevordering van haar zielerust zouden de zeven getijden worden gezongen, alle dagen met drie zingende missen. Binnen een halve eeuw was deze kerk echter door stormvloeden weggevaagd. De laatste parochiekerk die tot kapittelkerk werd verheven, was die van Kapelle. Anna van Bourgondië en een aantal ambachtsheren hebben ervoor gezorgd dat er prebenden waren voor elf kanunniken om in hun levensonderhoud te voorzien. In 1503 heeft de paus de stichting van dit kapittel goedgekeurd. De eenvoudige koorbanken der koorheren zijn nog altijd in de kerk aanwezig.


AUTEUR

S.J.M.Hulsbergen


LITERATUUR

Boxhorn, Chronyk. Post, Kerkgeschiedenis. Van der Horst, Kerkelijk Veere. Fruin, archief OLV Abdij. Hollestelle. Tholen. Veltenaar, Tholen. Bijlo, Kapelle. Ysseldijk Kapelle.


AFBEELDING

19-eeuwse tekening (reconstructie) van de Westmonsterkerk te Middelburg, de oudste kapittelkerk van Zeeland, afgebroken in 1575. 

KAPPEINE (Cappeine), David Fiers

(Middelburg 20 april 1719 - Middelburg 1773). Jurist.

Promoveerde in 1741 te Leiden op twee dissertaties. Was advocaat, eerst in Den Haag en vanaf 1745 te Middelburg. Werd in 1757 pensionaris van Middelburg. Schreef onder andere ‘Verhandeling over het rechterlijk scheiden des huwelijks om eene altoos durende gevangenis van een der echtgenooten’ (Middelburg 1753; vertaald in het Latijn 1754).


AUTEUR

Kuiper-Twaalfhoven, gecontroleerd redactie 2013


LITERATUUR

Nagtglas, Levensberichten.

N.N.B.W. II.

Dekkers, Bibliotheca Belgica, 91.


Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


(Middelburg 20 april 1719 - Middelburg 1773). Jurist. Promoveerde in 1741 te Leiden op twee dissertaties. Was advocaat, eerst in Den Haag en vanaf 1745 te Middelburg. Werd in 1757 pensionaris van Middelburg. Schreef o.a. Verhandeling over het rechterlijk scheiden des huwelijks om eene altoos durende gevangenis van een der echtgenooten (Middelburg 1753; vertaald in het Latijn 1754).