Albert Joachimi
Albert Joachimi | |
---|---|
Geboren | 1560 Goes |
Overleden | 15 mei 1654 Goes |
Beroep | Diplomaat |
VIAF | [1] |
Diplomaat. Zoon van Joachim Albrechts en Martina Jansdr. Zijn vader sterft kort na de geboorte, waarna zijn moeder hertrouwt met de weduwnaar Adriaen Hugess (Huyssen). Hij groeit op in het gezin van Adriaen Huyssen. Op 2 augustus 1586 wordt hij als student in de rechten te Leiden ingeschreven. In het voorjaar van 1587 wordt hij benoemd tot secretaris van Goes en breekt hij zijn studie te Leiden af. Hij is de opvolger van zijn stiefbroeder Mr. Hugo Adriaens. Huyssen, die op 8 april 1587 begraven wordt. Eind 1592 of begin 1593 huwt hij Adriana Huyssen, de dochter van zijn bovengenoemde stiefbroeder. Als secretaris en pensionaris van Goes woont hij de vergaderingen bij van de Zeeuwse Staten. Rond 1600 is hij lid van de Zeeuwse deputatie in de Staten Generaal. Door zijn bekwaamheid en diplomatiek optreden is hij in april en mei 1610 lid van de succesvolle ambassade naar Engeland betreffende de visserijkwestie. Hij wordt daarna door koning Jacobus I tot ridder geslagen. In 1615-1616 heeft hij de leiding van het gezantschap naar Zweden, waarna op 4 maart 1616 te Narva een wapenstilstand tussen Zweden en Rusland wordt gesloten. Behalve dat hij een geldelijke beloning krijgt wordt hij in de Zweedse adelstand verheven. In 1621 gaat hij met Van Randwijk naar Duitsland en vernieuwt daar de met de Staten gesloten verdragen. Februari-juni 1624 verblijft hij met Van Aerssen in Engeland om enkele geschillen te regelen en een defensief verdrag te sluiten.
Van juni-oktober 1624 bevindt hij zich met Van Aerssen en Van Burmania opnieuw in Engeland om Karel I geluk te wensen met diens troonsbestijging, de geschillen te bespreken en de verdragen tussen de Staten en het parlement te bevestigen. Als gevolg hiervan wordt op 7 september 1625 een of- en defensief verbond gesloten. Na afloop van deze ambassade blijft hij als `ordinair ambassadeur' in Engeland, als opvolger van de in december 1625 overleden gezant Noël de Caron. Mede door deze benoeming legt hij in 1625 zijn ambt als secretaris van Goes neer. Hij blijft het ambt van ambassadeur vervullen in de zeer moeilijke omstandigheden, die in Engeland tijdens de regering van Karel I ontstaan. Ondanks zijn vergevorderde leeftijd tracht hij te bemiddelen in de in 1642 uitgebroken burgeroorlog. Hij weet de belangen van Nederland ten opzichte van het Engelse parlement te verdedigen. Hij geniet als diplomaat een hoog aanzien; de in 1646 te zijner ere geslagen gedenkpenning geeft daarvan getuigenis. Na de terechtstelling van Karel I in februari 1649, welke hij nog met Adriaen Pauw namens de Staten tevergeefs tracht te voorkomen, blijft hij, ofschoon zonder nieuwe geloofsbrieven, voorlopig nog bij het parlement de Staten vertegenwoordigen, totdat hij als weerwraak voor de behandeling de gezanten van Engeland in den Haag aangedaan, voorjaar 1650 bevel krijgt om Engeland binnen een maand te verlaten.
Na zijn terugkeer trekt hij zich terug uit het openbare leven. Hij is ambachtsheer in Hoedekenskerke, Oostende en Vinningen. Op 22 mei 1654 wordt hij in de Maria Magdalenakerk te Goes begraven, zijn vrouw is daar reeds op 17 juni 1636 begraven. Zijn portret, geschilderd door F. van Miereveld, is verloren gegaan in 1846 tijdens de brand in Museum Boymans. Gravure door T. Matham, 1636; gedenkpenning afgebeeld hij Van Loon, Nederlands Historische Penningen, dl. 2 pg. 297.
Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984
Auteur
L.J. Abelmann, gecontroleerd redactie 2013
Literatuur
- Aitzema, Saken van staet en oorlogh.
- Van Harderwijk, Joachimi.
- Goeteeris, Iournael der legatie.
- Groen van Prinsterer, Archives, 2e serie III en IV.
- De la Rue, Staatkundig en heldhaftig Zeeland, 59.
- Verbaal der Ambassade.
- S. Muller Hz., Mare clausum, 210.
- Vreede, Inleiding geschiedenis der Nederlandsche diplomatie.