Pieter de la Rue
(Middelburg 30 mei 1695-Middelburg 1 december 1770). Auteur. Bezocht te Middelburg de Latijnse school en studeerde vervolgens rechten aan de universiteit te Leiden, waar hij in 1715 promoveerde. Hij vestigde zich als advocaat te Middelburg, werd er in 1718 schepen, in 1719 raad, thesaurier en voorzitter van het college van kleine zaken. In 1725 werd hij benoemd tot rekenmeester van Zeeland, uit welke functie hij in september 1759 wegens ziekte ontslagen werd, waarna hem een lang ziekbed restte. Tijdens zijn leven gold de la Rue als een vooraanstaand dichter, doch de tijd heeft zijn werk achterhaald. Met zijn vrienden Johan Steengracht en Pieter *Boddaert, vorm de hij een letterkundige kring en gaf hij uit ‘Dichtlievende tijdkortingen’ (Leiden 1718-1728). Alleen publiceerde hij een aantal werken van dichterlijke, stichtelijke en historische aard. Zijn ‘Mengeling van aanteekeningen over zaken en gevallen van onderscheiden aard’ (1722-1740, 6 dln.) heeft zijn waarde als cultuur-historische bron behouden, terwijl zijn historische arbeid in ‘Geletterd Zeeland ‘(Middelburg 1734; 2e veel vermeerderde druk Middelburg 1741) en ‘Staatkundig en Heldhaftig Zeeland’ (Middelburg 1736), een vervolg kreeg in de ‘Levensberichten van Zeeuwen’ van F. *Nagtglas. De aanleiding tot het samenstellen van het merkwaardige ‘Staatkundig en Heldhaftig Zeeland’ was de minachtende wijze waarop Petrus Burmannus over Zeeland en de Zeeuwen gesproken had in zijn rede ter gelegenheid van het 150 jarig bestaan van de Leidse universiteit op 8 februari 1725.
Auteur
L. Hageman
Literatuur
- Nagtglas, Levensberichten.
- N.N.B.W. VII.
- Lambrechtsen van Ritthem, Hulde aan de Nagedachtenis van Pieter de la Rue.
- Van Hattum, Een verloren gewaande aanvulling op De la Rue's 'Geletterd Zeeland'.