Joris van Spilbergen

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Wim van Gorsel (overleg | bijdragen) op 7 apr 2020 om 09:47 (Nieuwe pagina aangemaakt met '(Antwerpen, ged. 2 november 1568 - Bergen op Zoom circa 15 januari 1620) Zeevaarder. Begon zijn carrière onder andere als adelborst hij het garnizoen in Fort Zeebu...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

(Antwerpen, ged. 2 november 1568 - Bergen op Zoom circa 15 januari 1620) Zeevaarder. Begon zijn carrière onder andere als adelborst hij het garnizoen in Fort Zeeburg (Rammekens) en moet daarna enige tijd in de handel hebben gezeten want een aanbevelingsbrief van de Middelburgse stadsregering de dato 26 maart 1598 aan de gedeputeerden ter generaliteit spreekt over 'Joris van Spilbergh, voor eenigen tijd gefailleerd'. Een goed financier is Spilbergen nooit geweest. Aan die brief zal Spilbergen niet veel meer hebben gehad, want op 28 maart 1598 vertrekt hij met een vloot van Balthasar de Moucheron uit Veere naar de kust van Guinee. Balthasar heeft dan zijn pogingen om China en Indië via de noordelijke doorgang te bereiken opgegeven en pakt de tochten om de zuid op grootscheepse wijze aan. Hij stuurt Cornelis en Frederick de Houtman met twee schepen naar Oost-Indië en laat enkele dagen later zijn neef Cornelis met vijf schepen uitvaren naar Principe, een eiland in de Bocht van Guinee, omdat hij terecht meent hij dergelijke belangrijke expedities onderweg een steunpunt nodig te hebben om te kunnen ravitailleren. Joris Spilbergen heeft op deze vloot een onduidelijke, maar leidende functie (commies?). Het eiland wordt veroverd, maar het moordend klimaat eist zoveel slachtoffers onder de 350 zeelieden en soldaten (nog geen honderd keren terug!) dat Cornelis de Moucheron en Spilbergen —de andere leiders zijn overleden- besluiten tot ontruiming over te gaan voor hun schamel groepje door de opdringende Portugezen wordt uitgemoord. In april 1599 is Spilbergen in het vaderland terug, waar het lijkt alsof de expeditie deze voor kort nog gefailleerde man geen kwaad heeft gedaan, want hij koopt een huis in de Latijnse Schoolstraat te Middelburg (Het Gulden Vlies, naast het gymnasium, dat later door de maecenas Van de Perre zou worden bestemd tot Museum Medioburgense). Lang heeft hij daar niet gezeten: de rusteloze De Moucheron heeft alweer een nieuwe expeditie in het hoofd: via Brazilië naar Zuid-Afrika en dan naar Ceylon, Atjeh en/of Bantam. Zo althans werd het gesteld en de Moucheron zal zeker zo'n plan hebben gehad, want later reedde hij wel degelijk een dergelijke expeditie uit. Dit keer liep het echter anders, wat uitkwam toen Spilbergen, die in mei 1600 als 'generael' met de vloot was uitgezeild, op 1 augustus 1600 Zeeland alweer binnenviel met in zijn kielzog de 'Nuestra Senhora del Rosa Rio'. Dit wekte achterdocht en een onderzoek volgde, want prijzen moesten officieel worden getaxeerd en de staat had recht op een deel van de waarde. Na veel draaien kwam het hoge woord eruit: graaf Maurits had de Moucheron een commissiebrief verschaft en bij wijze van 'tussendoortje' was de Moucheron even ter kaapvaart geweest om zichzelf aan wat liquide middelen te helpen en voor de rest de privé-kas van Maurits te spekken. De Moucheron kreeg een boete, voor Maurits werd de zaak gesust. Om erger te voorkomen besloot de Staten-Generaal dat de stadhouder voortaan een tiende zou krijgen van alle buit die ten noorden van de kreeftskeerkring werd veroverd en een dertigste van alles wat ten zuiden daarvan werd binnengehaald. De resolutie heeft zijne vorstelijke genade geen windeieren gelegd. Van jaar tot jaar sloten zijn boeken met een steeds voordeliger saldo en bij zijn dood kon hij zijn halfbroer Frederik Hendrik 5 miljoen dukaten nalaten. Spilbergen genoot een paar maanden rust in de Latijnse Schoolstraat, maar al gauw stuurde De Moucheron hem opnieuw de zee op. Dit werd de beroemde en hiervoor al aangekondigde expeditie van de Ram, het Schaap en het Lam naar Ceylon en Atjeh (5 mei 1601-24 maart 1604). Deze reis verliep redelijk voorspoedig. Spilbergen gaf de Tafelbaai haar naam, knoopte vriendschappelijke betrekkingen aan met de keizer van Ceylon, veroverde een 'karaak' vol textiel, wist in Atjeh en Bantam de hand te leggen op peper en andere specerijen en zeilde naar Veere terug. Onderweg had hij al van opvarenden van tot de 'Compagnie ten Huif' behorende schepen gehoord dat de Zeeuwse Compagnieën waren gefuseerd tot de Kamer Zeeland van de VOC, maar de verrassing van zijn leven kreeg hij toen hij in Veere merkte dat De Moucheron spoorloos was en diens schuldeisers schepen in het Kanaal hadden gelegd om te voorkomen dat hij, Spilbergen, zijn lading in een Franse haven zou lossen. Spilbergen kon voorlopig echter even voort. Van de specerijen en de zes dozen met diamanten en robijnen uit Ceylon was ook voor hem nog wel wat overgeschoten. Hij hertrouwde; zijn eerste vrouw was tijdens zijn reis overleden en verhuisde naar Bergen op Zoom. Met zijn financiën ging het daar algauw bergafwaarts en toen Jacob van Heemskerck, die hem nog van Bantam kende, hem uitnodigde als opperraad en kapitein over het Zeeuwse krijgsvolk mee te gaan met de vloot tegen Spanje, stemde hij onmiddellijk toe en nam aldus deel aan de slag bij Gibraltar (1607), waar Heemskerck sneuvelde. Spilbergen keerde terug naar Bergen op Zoom en begon een diamantslijperij. Omstreeks 1614 bleek de Heren XVII dat een aantal reders rondliep met plannen om via Straat Magalhaes handel te gaan drijven op de Spaanse westkust van Zuid-Amerika en eventueel langs die weg op Indië. Zij vreesden dat daardoor hun octrooi zou kunnen worden aangetast en vroegen Spilbergen de leiding op zich te nemen van een expeditie, die de reders voor kon zijn. Spilbergen accepteerde en zeilde in augustus 1614 met zes schepen uit voor wat dan later zijn beroemde tocht om de wereld zou worden: via Straat Magalhães, langs de kusten van Chili, Peru en Mexico naar Manilla, op vele plaatsen schermutselend en soms regelrecht slag leverend met de Spanjaarden. Vandaar naar Ternate, Jacatra en Bantam en van Bantam naar Zeeland, waar hij op 1 juli 1617 aankwam. Als tweede na Olivier van Noort had hij ’s Aardbooms-ronde bezeylt'. Wat er verder gebeurde is raadselachtig. De relatie met de VOC werd verbroken. De Staten van Zeeland, die hem in 1604 nog een gouden ketting hadden geschonken reageerden thans niet eens toen hij hen verzocht kapitein te mogen worden van een compagnie. Spilbergen ging weer naar Bergen op Zoom en werkte aan het gereedmaken van zijn journaal. Toen dat af was ontving hij van de Staten Generaal 'ene vereeringe van drye hondert carolus guldens', later nog met honderd gulden verhoogd. Enkele maanden later overleed hij in armoedige omstandigheden.

AUTEUR A. Teunis

LITERATUUR Werken Linschoten Vereeniging, deel 38: De Reis van Joris van Spilbergen naar Ceylon, Atjeh en Bantam. Idem, deel 47: De reis om de wereld van Joris van Spilbergen. De Stoppelaar, Balthasar de Moucheron. N.N.W.B. II. Van Empel en Pieters, Zeeland, 59. A.W. Vlam, De veranderingen in den mond van de Westerschelde van het begin der 16e eeuw tot omstreeks 1800.

SPOEL, Hens (eigenlijk