Dirk Dronkers

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Marja (overleg | bijdragen) op 14 aug 2014 om 12:08 (Marja heeft pagina Dronkers, Dirk hernoemd naar Dirk Dronkers: hernoemd)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Dronkers, Dirk

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


(Axel 6 april 1801 - Middelburg 10 april 1881). Aannemer. Zoon van Vincent Pieter Dronkers en Johanna van Dikshoorn. Dirk ging in 1816 in de leer op het kantoor van de Waterstaatsingenieur P. v. Diggelente Sas van Gent en maakte daar zo’n goede indruk dat hij al zeer jong tot opzichter van de Waterstaat benoemd werd. Ondanks dit goede begin van zijn carrière zag hij toch niet veel toekomst in zijn werk en na zijn huwelijk in 1822 met Julia Philippa du Bosch vestigde hij zich als aannemer van grond- en dijkwerken, eerst nog in Sas van Gent, sinds 1826 in Middelburg. Hij werkte aan de dijken van Noord- en Zuid-Beveland, inpolderingen op Tholen en andere eilanden, waarbij het hem zakelijk voor de wind ging. De bezwaren van de slechte verbindingen in Zeeland en de achterstelling die daardoorontstaan was, moet hij aan den lijve gevoeld hebben en hij heeft sindsdien onvermoeibaar gewerkt aan de vooruitgang van zijn gewest. In 1839 richtte hij zich al tot de koning met een voorstel tot afdamming van het Sloe en de Oosterschelde, waarmee hij zijn tijd echter te ver vooruit was. Vervolgens vroeg hij in 1845 concessie voor een spoorlijn Vlissingen-Middelburg-Bergen op Zoom-Venlo-Maastricht, die hij een jaar later inderdaad kreeg, daarbij inbegrepen de afdamming van de zeearmen. In Zeeland werd hij luide toegejuicht om dit resultaat. Van de Engelse kant bestond wel belangstelling voor deze onderneming, maar de Nederlandse regering stond er vrij lauw tegenover. Defensie stelde allerlei onvervulbare eisen, Rotterdam werd onrustig door de gevreesde concurrentie van Vlissingen en er rezen kwesties over de voor te schrijven spoorwijdte. Bovendien was de geldmarkt krap door de gebeurtenissen van het Europese revolutiejaar 1848, zodat Dronkers inzag dat het verstandiger zou zijn de spoorlijn nog even uit te stellen en eerst te beginnen met de afdamming van de Oosterschelde en bijbehorende landaanwinningen. In 1849 werd daarop de spoorwegconcessie ingetrokken, maar toestemming gegeven voor deinpolderingen in de Oosterschelde, met een scheepvaartkanaal door Zuid-Beveland. Dronkers bracht de concessie in in een Nederlands-Frans-Belgische maatschappij, terwijl als uitvoerder van de werken een Engels aannemersconsortium ging optreden, onder Engels-Belgische leiding, waarbij voor Dronkers geen plaats meer was. Dronkers trok zich dan ook terug. De werken werden met groot enthousiasme aangevangen, maar vele tegenslagen achtervolgden de aannemers. Storm, werkstaking, politieke tegenwerking door België en gebrek aan leiding veroorzaakten de uiteindelijke ontbinding van de concessie. In 1861 werden de begonnen gedeelten van het kanaal aan het Rijk overgedragen, terwijl de Oosterschelde Polder Mij. alleen de beide Bath-polders behield. Ondanks dit weinige succes bleef Dronkers zich met 'zijn' spoorweg en dammen bezighouden, soms in samenwerking met anderen, maar ook de andere consortia lukte het niet de lijn tot stand te brengen. Pas door aanleg van staatswege zou zijn droom verwezenlijkt worden: in 1868 werd Goes van uit Brabant bereikt, in 1872 was de gehele lijn tot Vlissingen klaar. Hoewel de feitelijke totstandkoming van de spoorweg dus buiten hem om is gegaan, werd hij toch beschouwd als de initiatiefnemer en ook als zodanig geëerd. Naast deze activiteiten hield hij zich ook nog bezig met plannen voor een duinwaterleiding voor Middelburg en Vlissingen, die pas na zijn dood werd aangelegd. Ook hier kan hij echter als de pionier beschouwd worden.


AUTEUR

A.J. Veenendaal


LITERATUUR

Nagtglas, Levensberichten. De Bruin, De aannemer Dirk Dronkers.


AFBEELDING

Penning, aangeboden aan Dirk Dronkers, bij de opening van de spoorweg naar Goes