Bakkeet
Bakkeet (bakkeête, bakhuis). 1) gebouwtje op het boerenerf waar brood gebakken werd 2)avondlijk bezoek aan vriendin 3)keuken in (boeren)woonhuis |
---|
(1) Gebouwtje op het boerenerf waar (brood) gebakken werd
Bouw Het apart optrekken van een bakhuis voorkwam dat het vuur van de oven, als er iets mis ging, het boerenwoonhuis aantastte. Bakhuizen kwamen in West-Vlaanderen al voor in de vijftiende eeuw. Ook in Zeeland moeten ze al ruim voor 1700 zijn voorgekomen, maar daarover is weinig tot niets gedocumenteerd. De in Zeeland nog bestaande bakkeêten, vele tientallen, zo niet honderden, zijn eenvoudige bakstenen gebouwtjes met een rechthoekige plattegrond en een met pannen gedekt zadeldak. Enkele van de grootste zijn inmiddels verbouwd tot zomerwoning en worden verhuurd aan recreanten. <beeldbank_images align="right">http://digitaal.zeeuwsebibliotheek.nl/foto/220c9cdc-97d1-11e3-ac5f-b3449b3a2f6b</beeldbank_images>
Andere functies Bakkeet die ook werd gebruikt als zomerhuis op de boerderij de Steenen Poorte in Baarland, foto: J. Francke, 19 augustus 2004, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 115889.
Vanaf het begin van de negentiende eeuw werden de bakkeêten steeds groter, in de meeste gevallen omdat er een karnhuis (kaern’uus) tegenaan werd gebouwd. Dikwijls werd er ook vlees gebraden en/of de was gedaan: het ‘vuile’ werk deed men liever niet meer in het woonhuis. Ook werd de bakkeête steeds meer als zomerwoning voor het boerengezin gebruikt. De in de negentiende eeuw gebouwde bakkeêten hadden daarom naast een ruimte om te karnen nog een verblijfsruimte voor het gezin. ’s Zomers waren de meeste leden van het boerengezin, omdat er zoveel te doen was op het land, alleen binnenshuis om te eten en te slapen. Vandaar dat men aan de bescheiden ruimte in de bakkeête genoeg had. De boerenwoning werd dus in de zomermaanden ‘gespaard’: de spullen sleten niet en hoefden niet te worden schoongemaakt – het was al druk genoeg. Was de bakkeête te klein om als zomerwoning te worden gebruikt, dan werd daarvoor een apart zomerhuis opgetrokken op het erf. Het gebruik van de bakkeête als zomerwoning duurde tot ongeveer 1920, hier en daar op Walcheren tot in de jaren 1950. <beeldbank_images align="right">http://digitaal.zeeuwsebibliotheek.nl/foto/1f5a3f30-97d1-11e3-8010-cb1517563672</beeldbank_images>
Indeling Bakkeet in de Zwaanweg bij Koudekerke, foto: J. Francke, 4 mei 2004, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 114948.
De bakkeête stond meestal vrij dicht bij de boerenwoning. Op Walcheren waren ook veel bakkeêten vast gebouwd aan het boerenwoonhuis, meestal in her verlengde ervan. De belangrijkste voorziening in de bakkeête was de oven. Deze kon in veel gevallen van buitenaf gestookt worden. Als brandstof dienden musterds (mutsaards, takkenbossen) van wilgen- of meidoornhout. Het ovengat, waarin het deeg voor de broden geschoven werd, bevond zich binnen in de bakkeête en werd afgesloten met een ijzeren deur. Wanneer er tevens werd gewassen, stond er een flink fornuis. Eventueel was er een open schouw met schoorsteen. In enkele gevallen was er een open schouw en ook nog een schoorsteen met kachel. Op de vloer lagen plavuizen. Via een gat in de muur kon water uit de bakkeête weglopen naar de zinkput. De zolder werd gebruikt als plek om niet gebruikte spullen op te slaan. <beeldbank_images align="left">http://digitaal.zeeuwsebibliotheek.nl/foto/2004efe8-97d1-11e3-8034-534b09990a66</beeldbank_images> Bakkeet in de Geschieresweg bij Aagtekerke, foto: J. Francke, 18 mei 2004, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 115155
Afbraak In delen van Zeeland werd vanaf het begin van de twintigste eeuw brood bij de bakker gekocht en niet langer op de boerderij gebakken. Ook werd in de bakkeête niet langer gekookt omdat veel boerenwoonhuizen eind negentiende eeuw waren voorzien van een fornuis. In het Land van Cadzand waren al in de jaren 1930 veel van de ooit bestaande bakkeêten afgebroken. In de loop van de twintigste eeuw voltrok dit proces zich ook in de andere delen van Zeeland, het laatst op Walcheren.
(2) Bakkeête
In elk geval in de achttiende-, de negentiende- en aan het begin van de twintigste eeuw werden de bakkeêten in de periode dat het gezin er niet in woonde, door de dochters of inwonende meiden van de boerderij gebruikt om er op zondagavonden hun vrijers te ontvangen. In de bakkeête werd dan het haardvuur ontstoken en jongeman en meisje zaten op stoelen niet ver van de vuurplaat. ‘Niet zelden waren de korte uren na middernacht reeds vervlogen,’ aldus Jan Vader (1875-1966), ‘eer aan het bittere scheiden gedacht werd.’ Uit deze gewoonte ontstond het werkwoord ‘bakkeête’ (*bakkeeten): het brengen van een avondlijk bezoek aan zijn vriendin door een jongeman. Volgens het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten was dit gebruik van het woord beperkt tot Walcheren. De gewoonte zelf lijkt breder verbreid te zijn geweest. Smallegange vermeldt althans niet de beperking ervan tot Walcheren.
(3) keuken (boeren)woonhuis
Gedurende een zekere periode in het midden van de twintigste eeuw werd met bakkeête ook de keuken in het (boeren)woonhuis aangeduid.
AUTEUR
Jan Zwemer, 2013
LITERATUUR
-H.C.M. Ghijsen (red.), Woordenboek der Zeeuwse dialecten (Den Haag, 1974) 54.
-W. Halfwerk, Cursus Streekeigen Erven in Zeeland (Goes, 1999) 28-29.
-G. Smallegange, Op ’t Hof. Boerderijen en Boerenerven in Zeeland (Goes, 2001) 42-43, 115.
-J. Vader, Kersaon uut ’t slopje en andere schetsen uit het oud-Walcherse buitenleven ([z.p. [z.j.], circa 1984) 44-49.]