Cornelis Evertsen (de Jongste)
Evertsen, Cornelis (de Jongste) |
---|
(Vlissingen 16 november 1642 - Middelburg 16 november 1706). Zeeofficier. Tweede zoon van Cornelis Evertsen de Oude. Reeds in 1652 ging hij naar zee en in 1665 kreeg hij het commando over een kaperschip. In april 1665 kwam hij met twee schepen in een gevecht met drie Engelse schepen, doch hij moest tenslotte de vlag strijken en werd gevangen genomen. Door zijn flinke optreden boezemde hij koning Karel II ontzag in, die hem beloonde met 50 gouden 'Jacobussen' en hem onmiddellijk in vrijheid liet stellen. Hij nam daarna deel aan alle grote zeeslagen in de tweede Engelse oorlog. Als eerste scheepsbevelhebber op het schip van zijn vader zag hij zijn vader sneuvelen in de vierdaagse zeeslag; daarna was hij aanwezig toen zijn oom Johan op 4 augustus 1666 sneuvelde.Tenslotte was hij ook aanwezig bij de tocht naar Chatham. Ook in de derde Engelse oorlog deed Cornelis van zich spreken. In 1672 kreeg hij het bevel over vijf fregatten, met de rang van commandeur, en ging naar West-Indië. Tezamen met commandeur J. Binckes heroverde hij Nieuw-Nederland en St. Eustatius. In juli 1674 keerde hij in Nederland terug. Hoewel hij in het afgelopen jaar ongeveer 80 schepen vande vijand vernietigd of veroverd had, werd hij door de Staten van Zeeland ter verantwoording geroepen en in zijn dienst geschorst. Reden hiervoor was zijn gezamenlijke optreden met Binckes, hetgeen tegen de belangen van Zeeland zou zijn geweest. In 1675 werd hij echter toch tot commandeur en schout-bij-nacht van Zeeland benoemd, in 1679 tot vice-admiraal en commandeur van de stad Vlissingen en in 1684 tot luitenant-admiraal van Zeeland. In deze laatste jaren heeft hij een groot aandeel gehad in de bestrijding van Duinkerker kapers. In 1688 voerde hij het bevel over de voorhoede van de vloot die stadhouder Willem III naar Engeland bracht. En in 1690 voerde hij het bevel over een vloot, die de voorhoede uitmaakte van de gezamenlijke Brits-Nederlandse vloot, die tegen Frankrijk zou optreden. In de slag bij Bevesier trad hij zeer moedig tegen de Fransen op. De Engelse admiraal Herbert, graaf van Torrington, liet hem in deze slag in de steek zodat de Franse vloot niet vernietigd kon worden. Voor zijn moedig gedrag werd Evensen grote lof toegezwaaid en ook de Staten van Zeeland betuigden hun erkentelijkheid. Hij kreeg daarna eerst in 1692 weer het bevel over enige schepen om tegen de Duinkerkers op te treden, die van plan waren een aanslag te plegen op Walcheren. Het stoutmoedige optreden van Cornelis heeft hem de bijnaam Keesje de Duivel gegeven. Hij werd onder het graf van zijn vader en zijn oom begraven.
AUTEUR
F.C. van Oosten, gecontroleerd redactie 2013
LITERATUUR
Doeke Roos, Twee eeuwen varen en vechten 1550-1750. Het admiralengeslacht Evertsen (Vlissingen 2003).
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
(Vlissingen 16 nov.1642 - Middelburg nov.1706). Tweede zoon van Cornelis Evertsen de Oude. Reeds in 1652 ging hij naar zee en in 1665 kreeg hij het commando over een kaperschip. In april 1665 kwam hij met twee schepen in een gevecht met drie Engelse schepen, doch hij moest tenslotte de vlag strijken en werd gevangen genomen. Door zijn flinke optreden boezemde hij koning Karel II ontzag in, die hem beloonde met 50 gouden' Jacobussen' en hem onmiddellijk in vrijheid liet stellen. Hij nam daarna deel aan alle grote zeeslagen in de tweede Engelse oorlog. Als eerste scheepsbevelhebber op het schip van zijn vader zag hij zijn vader sneuvelen in de vierdaagse zeeslag; daarna was hij aanwezig toen zijn oom Johan op 4 augustus 1666 sneuvelde, Tenslotte was hij ook aanwezig bij de tocht naar Chatham. Ook in de derde Engelse oorlog deed Cornelis van zich spreken. In 1672 kreeg hij het bevel over vijf fregatten, met de rang van commandeur, en ging naar West-Indië. Tesamen met commandeur J. Binckes heroverde hij Nieuw-Nederland en St. Eustatius. In juli 1674 keerde hij in Nederland terug. Hoewel hij in het af elopen jaar ongeveer 80 schepen van de vijand vernietigd of veroverd had, werd hij door de Staten van Zeeland ter verantwoording geroepen en in zijn dienst geschorst. Reden hiervoor was zijn gezamenlijke optreden met Binckes, hetgeen tegen de belangen van Zeeland zou zijn geweest. In 1675 werd hij echter toch tot commandeur en schout-bij-nacht van Zeeland benoemd, in 1679 tot vice-admiraal en commandeur van de stad Vlissingen en in 1684 tot luitenant-admiraal van Zeeland. In deze laatste jaren heeft hij een groot a aandeel gehad in de bestrijdin g van Duinkerker kapers en in 1688 voerde hij het bevel over de voorhoede van de vloot die stadhouder Willem III naar Engeland bracht. In 1690 voerde hij het bevel over een vloot, die de voorhoede uitmaakte van de gezamenlijke Brits-Nederlandse vloot, die tegen Frankrijk zou optreden. In de slag bij Bevesier trad hij zeer moedig tegen de Fransen op. De Engelse admiraal Herbert, graaf van Torrington, liet hem in deze slag in de steek zodat de Franse vloot niet vernietigd kon worden. Voor zijn moedig gedrag werd Evensen grote lof toegezwaaid en ook de Staten van Zeeland betuigden hun erkentelijkheid. Hij kreeg daarna eerst in 1692 weer het bevel over enige schepen om tegen de Duinkerkers op te treden, die van plan waren een aanslag te plegen op Walcheren. Het stoutmoedige optreden van Cornelis heeft hem de bijnaam Keesje de Duivel gegeven. Hij werd onder het graf van zijn vader en zijn oom begraven.