Kokkel

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Kokkel
, bron: Wikimedia

Kokkel (Cardium edule)

Schelpdier met hartvormige schelp; twee gelijkvormige kleppen. Het volwassen dier is 3 tot 5 cm groot. In Nederland leven kokkels in de Waddenzee en op de platen aan de monding van de Oosterschelde (Neeltje Jans, Roggen- en Vondelingenplaat waar ze verzameld worden voor consumptie.

Historie

Vóór ongeveer 1960 geschiedde dit met behulp van een eenvoudig handgereedschap, een soort hark, maar door de steeds groter wordende export naar vooral Spanje, wordt de visserij met behulp van speciaal daarvoor ingerichte vaartuigen uitgeoefend. De dieren worden met sterke pompen losgespoeld en daarna opgezogen. Aan boord worden ze gespoeld en gekookt waardoor de schelp zich opent en het vlees los gaat zitten. Op trilzeven wordt het vlees van de schelpen gescheiden, waarna het wordt ingevroren. In tegenstelling tot de mossel- en oesterstand herstelt die van de kokkels zich vrij snel na een strenge winter. De jaarlijkse opgeviste hoeveelheden kokkels variëren sterk, afhankelijk van weers- en andere invloeden. De productie van kokkelvlees uit de Zeeuwse wateren ca. 20% van de Nederlandse productie bedroeg, uitgedrukt in eenheden van honderdduizend kilogram, in de jaren 1977, '78, '79 en '80 resp. 2, 31,16 en 2. Dialect: kokhaan.

Auteur

-