Vinken
Vinken |
---|
Vinken (Fringílla coélebs)
Familie van kleine zaadetende zangvogels met dikke snavel. Karakteristieke golvende vlucht.
In Zeeland komen verschillende soorten vinkachtigen voor. Vink (Zuid-Beveland, Walcheren: slagvienke; Zeeuws-Vlaanderen: botvink). In Zeeland vrij algemene broedvogel van gebieden met opgaand geboomte. Talrijke doortrekker in voor- en najaar en wintergast. Buiten de broedtijd in groepen, vaak samen met keep. Keep (Fringilla montifringílla; Zeeuws-Vlaanderen: keepvinke). Broedvogel van noordelijke streken, die in Zeeland algemeen doortrekt en overwintert. In 1973 broedde een paar in de Braakman. Het betrof hier waarschijnlijk losgelaten kooivogels. Putter (Carduélis carduélis). In Zeeland vrij algemene broedvogel (1000-2000 paar) van boomgaarden en parklandschappen.
Broedparen
De laatste jaren heeft een toename van het aantal broedparen plaatsgevonden. Ook doortrekker en wintergast. Kneu (Linaria cannabína; Zuid-Beveland, Walcheren: kerneutje, kneuter; Zeeuws-Vlaanderen: kneuterken). Talrijke broedvogel van duinen, hagen, parken e.d. In de winter trekken de meeste kneuen weg. Europese kanarie (Serínus serínus). In Nederland schaarse broedvogel vooral in het zuidoosten van het land.
In Zeeland zijn slechts enkele broedgevallen bekend. Goudvink (Pýrrhula pýrrhula). In Zeeland zeldzame broedvogel in Zeeuws-Vlaanderen en de noordelijke duinen van Walcheren, mogelijk ook in de duinen van Schouwen, Standvogel, Appelvink (Coccothraústes coccothraústes). Zeldzame doortrekker en wintergast in Zeeland, waarvan slechts twee broedgevallen bekend zijn: in 1963 bij Sluis en in 1971 bij 's-Gravenpolder. Kruisbek (Lóxia curviróstra). Bewoner van naaldbossen, die tijdens invasies ook in klein aantal in Zeeland kan worden waargenomen. Roep een metalig 'kip-kip'. Aan het eind van de jaren zestig werd een paar met jongen gezien in Oranjezon (Walcheren). Sijs (Carduélis spínus; Zeeuws-Vlaanderen: sees). In Zeeland algemene doortrekker en wintergast, waarvan de aantallen van jaar tot jaar variëren. Vaak in naaldhout, berken en elzen. De broedgevallen in 1975 in de Braakman en in 1976 bij Kruiningen hebben mogelijk betrekking op losgelaten of ontsnapte kooivogels. Groenling (Chloris chlóris; Zuid-Beveland, Walcheren: groenienkel, groene vienke; Z.Vl.: groenvink, vlasvink). In Zeeland algemene broedvogel van tuinen en parklandschappen; de laatste jaren in aantal toegenomen. 's Winters vaak aan te treffen op rozebottels. Barmsijs (C. flámmea). Doortrekker en wintergast in wisselende aantallen. Broedt sinds 1961 op de Waddeneilanden en heeft sindsdien zijn broedgebied uitgebreid naar de duinen van Noord- en Zuid-Holland en naar Drente en de Veluwe. In de jaren zeventig vestigde de barmsijs zich ook in de Zeeuwse duinen, waar thans 25-50 paar broeden. Frater (C. flaviróstris). Broedvogel van noordelijke streken, die algemeen in Zeeland overwintert. Vaak in grote groepen op schorren en andere kruidenrijke terreinen.
Auteur
-K.F. Vaas, P.L. Meiniger (herschreven)
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984