Koskoren

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Koskoren (kerstkoren)

Gift van koren aan arme mensen

bron: de Zeeuw 23 januari 1918, pag. 3 (Krantenbank Zeeland)

Een oud gebruik, dat in elk geval in Zuid-Beveland ‘wijd en zijd’ verspreid was gedurende de negentiende eeuw, was het geven van ‘koskoren’ (kerstkoren) aan mensen die daar om kwamen vragen. Zij gingen één of twee dagen voor Kerstmis bij de boeren langs en kregen dan ‘eene grootere of kleinere hoeveelheid tarwe, waardoor men met Kerstdag een extra-brood op tafel had.’ Dit volgens een Zuid-Bevelandse correspondent in de Zierikzeesche Nieuwsbode van 25 december 1894, die erbij aantekende dat aan het gebruik, net als aan het Nieuwjaar wensen met als doel het ophalen van een fooi, een eind was gekomen doordat alom commissies in het leven waren geroepen om, in wintertijd, in de behoeften van de armere bevolking te voorzien. ‘Het was voor velen anders wel de moeite waard,’ aldus vermoedelijk dezelfde correspondent in de Nieuwsbode van 1 januari 1900, omdat ‘de aldus bijeengegaarde tarwe en erwten voedsel verschaften voor een groot deel van den winter.’

‘Koskorengangers’ of ‘zakjesmenschen’ waren volgens de Zuid-Bevelandse dichter P. Boudens Az. uitsluitend degenen die werkelijk armoede leden. In de krant De Zeeuw van 23 januari 1918 liet hij een gedicht over koskoren afdrukken, waaruit hieronder enkele fragmenten volgen. Boudens meende dat koskorengangers ‘een goeie veertig jaar’ voordien nog een normaal verschijnsel waren.

Bedelaarswet maakte einde aan koskoren

Het gebruik werd door de Bedelaarswet in 1917 definitief verboden, maar al aan het eind van de negentiende eeuw verboden gemeentebesturen het soms ook (samen met Nieuwjaar wensen) onder verwijzing naar de plaatselijke commissie voor Nieuwjaarsbedeling, die ervoor in de plaats kwam. Werd het in 1889 nog maar door een enkele gemeente verboden, het verbod werd langzaam algemener. In 1905 werd het bijvoorbeeld door negen gemeenten in Zuid-Beveland tegelijk verboden. Deze gemeenten lagen, op Kattendijke na, alle in de Zak van Zuid-Beveland, waar het gebruik het langst in stand bleef. Het verbod werd in de regionale krant afgedrukt en de plaatselijke agenten van politie zagen toe op de handhaving ervan. Rond 1900 waren het nog ‘enkelen’ die een ‘bedelreisje’ om koskoren maakten. Dat kwam ook door de vermindering van de armoede na het overgaan van de grote landbouwcrisis vanaf circa 1895. Het vragen om Koskoren was zo’n oude traditie, aldus Boudens in 1918, ‘dat zelfs de gevers de afschaffing ervan betreurden.’


Was Kossemisse weer in ’t land Dan zag de boer wee menige klant Mie een terlink zakje op z’n rik Z’n ’of opkomme zonder schrik (...) Was die káerel vroom en goed Dan gaf ’n van z’n overvloed ’n Schoppe terve twee of drie Want ’t stak er op een bitje nie Dat wier ‘koskoren’ dan genoemd Deur d’ erme mensen ’ooge ’eroemd

Uit: Koskoren van P.Boudens Azn.

AUTEUR

-Jan Zwemer, 2012

BRONNEN

Zierikzeesche Nieuwsbode, 25 december 1894 en 1 januari 1900. De Zeeuw, 23 januari 1918. krantenbankzeeland.nl