Johannes Godefridus Frederiks
Johannes Godefridus Frederiks | |
---|---|
Geboren | 24 april 1828 Oostkapelle |
Overleden | 5 mei 1896 Amsterdam |
Beroep | Geschied- en letterkundige |
VIAF | [1] |
(Oostkapelle 24 april 1828 - Amsterdam 5 mei 1896). Geschied- en letterkundige. Was onderwijzer, onder andere te Middelburg en Colijnsplaat, van 1872-1880 leraar Nederlands en geschiedenis aan de H.B.S. te Zutphen en van 1880-1886 aan het gymnasium te Amsterdam. Hij publiceerde een aantal boeken, onder meer ‘Domburg’ (1848; anoniem) en (samen met F.Jos. van den Branden) de 2e druk van het ‘Biografisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde’ (1881-1891). Een aantal van zijn vele artikelen over taal- en letterkundige en historische onderwerpen hebben op Zeeland betrekking. Zoals ‘Aanteekeningen uit de stadsrekeningen van Middelburg 1520-1763’ (Archief v. Nederl. kunstgesch., 2, 1879-1880), ‘Onze voorouders’ (De Nederl. Spectator, 1853), ‘Johan Lipperhey’ (De Tijdspiegel, 1885), ‘Petrus Hondius’ (Tijdschr. v. Nederl. Taal- en letterk., 6, 1886), ‘Het graafschap Zeeland door Jacob van Grijpskerke’ (De Nederl. Leeuw, 12, 1894), ‘De Zeeusche Nachtegael’ (Oud-Holland, 14, 1896). In de Middelburgsche courant schreeft hij onder andere over ‘Een Zeeuwsch tafelboek’ (Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen) (24 jan. 1890). Al zijn werk kenmerkt zich door zijn heldere betoogtrant en een gedegen kennis van het behandelde onderwerp.
Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984
Auteur
L. Hageman
Literatuur
- Nagtglas, Levensberichten.
- N.N.B.W.
- Wildeman, In memoriam J.G. Frederiks.