Aardhaling
Het afsteken en weghalen van grond en zoden voor of achter de (zee)dij ken ten behoeve van dijkonderhoud en dijkherstel. Ook voor de aanleg van nieuwe dijken werd aarde gehaald uit de nabijgelegen landen. Het recht van aardhaling hield oudtijds in, dat voor het dijkonderhoud de onderhoudsplichtigen van dijkvakken hevene) aardspecie 'te naester lage en te minster schade' mochten halen uit particuliere grond. Reeds de keuren van Zeeland vermelden dit recht: keur van Floris de Voogd 1256/58, van Floris V 1290 en 1295. Na de gemeenmaking van het dijkonderhoud is het recht van aardhaling overgegaan op de dijk- en waterschapsbesturen.
Auteur
A.C.F. Koch, P.H. Gallé
Literatuur
- A.A. Beekman, Dijk- en Waterstaatsrecht. Gallé, Beveiligd bestaan.