PSD

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Voormalige Provinciale Stoomvaart Diensten in Zeeland. Tussen 1866 en 2003 onderhield de PSD de veerdiensten op de Wester- en Oosterschelde en het Veerse Meer. Vanwege de bouw van bruggen (waaronder Oosterscheldebrug in 1965), dammen en de tunnel onder de Westerschelde werden de veerdiensten geleidelijk minder belangrijk. De PSD werd op 15 maart 2003 opgeheven. (LATER MEER)

PSD

Geschiedenis van het bedrijf

Het begin

De geschiedenis van de PSD begint op 22 mei 1828. Vanaf die dag vaart er een reguliere veerdienst tussen Vlissingen, Breskens en Terneuzen. Andere havens worden aangedaan door particulieren, maar onder de vlag van de Provincie Zeeland. Vanaf 1 april 1866 neemt de Provincie Zeeland de bedrijfsvoering van deze diensten zelf ter hand. Hiermee het begin van de PSD.

De PSD voer aanvankelijk met de houten raderstoomboten De Schelde, Stad Vlissingen Nr. 1 en de Zeeland. Het laatste schip was nauwelijks zeewaardig te noemen. Tijdens een proefvaart sprak een statenlid dat 'men nauwelijks een geit zou mede durven overzenden'. De eerste diensten gingen van Vlissingen naar Breskens en van Vlissingen via Terneuzen naar Hoedekenskerke. In 1867 werden ook de Walsoorden en Borssele aangedaan.

In het begin concentreerde de PSD zich op de vaart over de Westerschelde. Het bedrijf heette dan ook officieel Provinciale Stoombootdienst op de Westerschelde. Na 1922 werden ook vaarten over de Oosterschelde geëxploiteerd. Hiervoor werd een apart bedrijf gesticht: de Provinciale Stoomvaartdienst op de Oosterschelde. In de Tweede Wereldoorlog werden beide bedrijven samengebracht als Provinciale Stoombootdiensten in Zeeland. De afkorting PSD werd hierna de steeds gangbaarder term.

Vanaf 1928 was het voor het eerst mogelijk tussen Vlissingen en Breskens met de auto op de veerboot te rijden. Tot het begin van de Tweede Wereldoorlog werden er in totaal drie van deze zgn. kopladers in de vaart genomen. Daarnaast werd ook in de zgn. secundaire veerdiensten geïnvesteerd. Concreet ging het hierbij om drie diesel mechanische zijladingsveerboten waarop een aantal auto's konden worden vervoerd (bijv. schip 'Oosterschelde').

Oorlog

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog werden in Breskens vele veerboten tot zinken gebracht. Franse troepen, naar het Zuiden vluchtend voor de invallende Duitse troepen, maakten bij hun terugtrekking gebruik van de PSD-boten. Om te voorkomen dat de schepen in handen zouden vallen van de Duitsers, werden ze in de Breskense haven vernietigd. Ook aan het eind van de oorlog, in 1944, werden een aantal boten vernietigd. Dit keer door de Duitsers, die de toegang voor geallieerde schepen tot de haven van Vlissingen wilden blokkeren.

Na de oorlog

In de periode 1958-1964 werden door de PSD drie enkeldeksveerboten gebouwd. Dit waren de Prinses Beatrix, Prinses Irene en Prinses Margriet. Ze worden ook wel de 'Prinsessenboten' genoemd en bleven meer dan 20 jaar in gebruik.

In 1968 werd de Prinses Christina in de vaart genomen, in 1970 de Prins Willem-Alexander. Het waren destijds de eerste dubbeldeksveerboten in ons land; varend op het traject Kruiningen-Perkpolder.

In 1968 en 1970 kwamen de Prinses Christina en Prins Willem-Alexander – de eerste twee dubbeldeksveerboten in Nederland - in de vaart op de lijn Kruiningen-Perkpolder. In 1985 werden de veerhavens van Vlissingen en Breskens aangepast om ook daar dubbeldeksboten te kunnen afhandelen.[14] Er werden nog drie extra dubbeldekkers aan de vloot toegevoegd na 1970, namelijk de Prinses Juliana (1986), de Koningin Beatrix (1993) en de Prins Johan Friso (1997). De nieuwste veerboot heeft maar zes jaar gevaren voor de PSD, toen werd de Westerscheldetunnel al geopend.

Auteur

W. van Gorsel

Literatuur

Bronnen

Noten