Koninklijke Maatschap de Wilhelminapolder

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Landbouwbedrijf van 1880 ha. ten Noorden van Goes. Op 1325 daarvan worden graan, consumptie- en pootaardappelen, suikerbieten, uien en luzerne geteeld. 36 ha. is bosland, 56 ha. grasland, 167 ha. mosselkweek. Daarnaast wordt van de polder in totaal 138 hectare verpacht en 138 ha. erven, wegen, water, natuurgebied en in erfpacht uitgegeven grond. Koninklijke Maatschap de Wilhelminapolder is het grootste particuliere landbouwbedrijf van Nederland.

Geschiedenis van het bedrijf

Het begin

Koninklijke Maatschap de Wilhelminapolder (KMW) ontstond na de inpoldering van ondermeer de schorren Goenje, Hongersdijk en Mosselbank, die in de zeearm de Schenge lagen. In april 1809 kocht een groepje 24 Rotterdamse kooplieden deze schorren. Ze waren in de veronderstelling geld te kunnen verdienen aan de verkoop van deze nieuwe polders. De bouw van een sluis en de (verplichte) bedijking kostten echter meer dan verkoop zou opbrengen en er zat dus begon men zelf een agrarische onderneming. Sindsdien wordt dit bedrijf in eigen beheer geëxploiteerd.

Nadat men besloot zelf te gaan ‘boeren’, zijn er zes hofsteden gebouwd. Later kwamen daar de meestoof Zeeland en de meestoof Holland bij. De laatste is inmiddels uitgegroeid tot de hoofdvestiging van het bedrijf. De hofsteden hebben inmiddels allemaal verschillende functies.

In 2009 is het aantal eigenaren (maten) uitgegroeid tot 375. Zij bezaten samen 1680 aandelen.

Gebouwen

In de tweehonderdjarige geschiedenis van de Wilhelminapolder zijn negen historische boerderijen (hofsteden) als ‘bedrijfsgebouw’ gebouwd en gebruikt. Dat zijn er nu nog – hoewel soms gewijzigd in omvang en functie – acht.

In het verleden werd onder leiding van een ‘bedrijfsboer’ per hofstede zo’n tweehonderd tot driehonderd hectare geëxploiteerd. Slechts op één van deze plekken staat geen huis meer (Oost-Beveland), de rest van de woongedeelten is nog in gebruik, zij het niet allemaal door ons bedrijf.

Twee gebouwen van de oorspronkelijke negen zijn geen hofstede, maar meestoof. Een meestoof was vroeger het gebouw waar de rode verfstof uit het gewas meekrap werd gewonnen. Van buiten leek het op een grote schuur. Hier werden de wortels van de meekrapplant gedroogd in een droogoven en daarna verpulverd tot een poeder: de verfstof. Meekraprood was een diepe tint rood en sinds de Middeleeuwen de meest populaire van alle rode verfstoffen. Over de meestoof Holland, onze hoofdvestiging, leest u hierachter.

De andere meestoof, Zeeland, is niet meer van de maatschap. Deze meestoof werd in 1815 in Middelburg gekocht en in eerste instantie werd de meekrap naar Middelburg gebracht. In 1820 is de meestoof naar het dorp Wilhelminapolder, aan de oostzijde van het kanaal, verplaatst. Na de teloorgang van de meekrapcultuur (eind 19e eeuw) deed de meestoof Zeeland dienst als graanpakhuis. De meestoof is inmiddels verkocht en door de nieuwe eigenaar deels gerestaureerd. Er zijn enkele woningen in gevestigd. Het gebouw is en blijft gezichtsbepalend aan het kanaal.

Momenteel

In 2008 bedroeg de omzet van de KMW in totaal ruim 4 miljoen euro. De nettowinst bedroeg 870.000 euro en er werkten 18 mensen.

Auteur

W. van Gorsel, 2017

Literatuur

Bronnen

-Website Koninklijke Maatschap de Wilhelminapolder

-Artikel PZC, 22 april 2009

Noten