Voetbal
Geschiedenis
Pioniers
Rond 1900 stelde voetbal in Zeeland nog niet zo veel voor. Weliswaar was de sport vanuit Engeland overgewaaid naar het vasteland en werd het in Nederland gepropageerd door Pim Mulier, maar dit proces bleef voorlopig nog vooral beperkt tot de grootste steden van ons land. In 1879 werd in Haarlem de eerste officiële voetbalclub (HFC) opgericht.
De provincie Zeeland telde rond de eeuwwisseling nog maar enkele clubs. In Middelburg was er Olympia. Eigenlijk waren er in de Zeeuwse hoofdstad twee clubs, Olympia A en Olympia B. Vanaf 1887 speelde Olympia A als enige Zeeuwse club in de officiele NVB-competitie (NVB=Nederlandse Voetbal Bond). Daarin had het echter weinig succes, want de meeste punten verzamelde de club wanneer de tegenstanders er weer eens vanaf zagen de reis naar het verre Zeeland te ondernemen. De uitslag werd dan automatisch bepaald op een 5-0 overwinning voor de thuisclub...
In Vlissingen was er rond de eeuwwisseling de voetbalclub EMM (Eendracht Maakt Macht), dat helaas lange tijd niet over een (oefen)veld beschikte. Deze club genoot echter wel de eer in 1903 een internationale wedstrijd af te werken, tegen het Belgische Racing Club Gantoise.
Ook Goes telde een voetbalclub. Dit was Zeelandia, in 1895 opgericht en de voorloper van het huidige Goes. VV Goes was rond de eeuwwisseling echter niet meer dan een soort campingelftal, dat af en toe eens een wedstrijdje afwerkte.
Een belangrijke pionier voor de Zeeuwse voetbalsport is Albertus Jeronimus (geb. 9-2-1881 te Antwerpen). Deze Middelburgse graan- en zadenhandelaar - stortte zich in zijn jonge jaren vol enthousiasme op de Zeeuwse voetbalsport. Hij was zelf scheidsrechter en zette in 1902 de eerste stappen op weg naar de oprichting van een Zeeuws Elftal, door het organiseren van 2 wedstrijden van een Zeeuwse selectie tegen een Bredase selectie (0-4 verlies) en tegen het Rotterdamse Olympia (5-5).
Een ander belangrijke impuls voor de Zeeuwse voetbalsport was de oprichting door Jeronimus van de eerste Zeeuwse Voetbal Bond (ZVB)in 1899. Deze bond werd drie maanden later opgenomen in de Nederlandse Voetbal Bond (NVB). Na 5 jaar stierf deze organisatie echter een stille dood, waarschijnlijk mede een gevolg van het afhaken van Jeronimus, die vanwege zijn werk steeds minder tijd kon besteden aan de voetbalsport. De voorzitter van de eerste ZVB was Jean Louis Pisuisse uit Vlissingen, later vooral bekend geworden als grondlegger van het Nederlandse cabaret.
Het voetbal in Nederland werd in de eerste decennia van de 20e eeuw populairder, ook in Zeeland. Als gevolg daarvan werd op 1 augustus 1921 de ZVB opnieuw opgericht.
In Sport-krant Ons Zuiden in 1923 stond een citaat van een verbaasde Zeeuwse boer: ,,'k Gloov dat de waereld op zen einde loopt, want in den bibel staet: op het laeste der daegen zul je roare dingen te zien kriege, en roarder dingen as ter noe bie ons op 't durp gaen gebeuren bin der wel niet dienkbaer. Gisterenaevend oorde ik op den noek zegge dat ze bie ons op 't durp a net zo gek gaen doen as in de stad, ze gaen der noe ook voetballen."
Erg hard ging het er rond die tijd tijdens voetbalwedstrijden in de steden al aan toe. Tijdens Middelburg-Roosendaal, op zondag 28 februari 1926, moest politie de scheidsrechter een veilige aftocht garanderen. De Middelburgsche Courant: „Na de wedstrijd, waarbij de scheidsrechter volgens de supporters niet de juiste kennis der spelregels aan de dag legde, ontstond een vervolging van dien man, en moest deze door de politie beschermd, een goed heenkomen zoeken in de Sociëteit op de Markt. Een en ander trok natuurlijk de nieuwsgierigheid van velen, maar een verheven beeld van vriendschap, die het gevolg van de sport heet te zijn. was het niet."
Het voetbal nam een flinke vlucht, soms letterlijk. VV De Zeeuwen uit Vlissingen nam in het seizoen '37/'38 het vliegtuig voor de uitwedstrijd tegen Burgh. Het waren de jaren van de lijndienst Vlissingen-Burgh-Rotterdam. De spelers waren zo onder de indruk dat ze met 5-1 verloren, maar ze hadden wel het predikaat 'eerste vliegende club van Nederland' verdiend. Een tweede golf nieuwe voetbalverenigingen ontstond in de jaren zestig en zeventig, toen ook in de kleinere kernen clubs ontstonden dankzij de toenemende vrije tijd en de aanleg van velden en accommodaties. Zeeland telde rond het jaar 2000 zo'n 75 officiële voetbalclubs.
Vanaf eind jaren '60 kwam ook het damesvoetbal op. De bakermat van het Nederlandse damesvoetbal ligt in het Zeeuwse Kapelle, waar Gerard Korsuize de club EZDVV oprichtte.
Clubs in de grote Zeeuwse steden
Goes
Ook in Zeeland werden dus, in navolging van andere delen van het land, steeds meer voetbalclubs opgericht. De eerste Zeeuwse voetbalclub werd opgericht in Goes. In 1895 werd hier de voetbalclub “Zeelandia” opgericht. De naam werd echter al snel veranderd in “GVV” dat voor 'Goese Voetbal Vereniging' stond. Na de Eerste Wereldoorlog ging het economisch slecht met de club en moest de terreinknecht elke week langs de deuren om geld op te halen voor een wedstrijdbal. Uiteindelijk werd de huidige clubnaam (v.v. GOES) aangenomen, een acroniem van “Gezamenlijk Opwaarts Eendrachtig Sterk.” (LATER MEER).
Middelburg
In Middelburg kon men rond 1900 in clubverband voetballen bij MVV Zeelandia en MVV Olympia. Door fans van Zeelandia werd op 1 maart 1910 daarnaast nog de club Klein Zeelandia gesticht. Hun thuishaven werd vooral het Molenwater. Het 'ándere' (overgebleven) Zeelandia fuseerde in 1916 met Olympia tot de nieuwe club MV & AV Middelburg. Omdat Olympia op hoog niveau speelde en Zeelandia weer over een goed veld beschikte, lag een fusie daarom voor de hand. Klein Zeelandia ging verder onder de naam MV & AV Zeelandia. (MV & AV=Middelburgse Voetbal en Atletiek Vereniging).
Zeelandia speelde aanvankelijk op het Molenwater, waar het vaak 'vechten' was om het beste stukje veld. Middelburg werkte zijn trainingen en wedstrijden af achter de oude meelfabriek aan de Kleverskerkseweg. Omgekleed werd aanvankelijk in hotel Du Commerce, aan de Loskade. Later kwam er een eigen kleedgelegenheid aan de Kleverskerkseweg. Voor water maakte men gebruik van de regenton. Vanaf het jaar 1921 maakte Zeelandia gebruik van gemeentelijk sportpark De Nadorst. Middelburg deed dit pas na de oorlog. Daar werd in 1953 met behulp van leerlingen van de ambachtsschool in 1953 een eensteenstribune gebouwd. Beide clubs maakten tot de verhuizing naar sportpark De Veerse Poort, in 2001, gebruik van de Nadorstvelden.[1]
Na de oprichting in 1916 speelde Middelburg aanvankelijk in de 1e klas. Vooral de eerste jaren waren succesvol, toen twee keer een derde plaats werd behaald, achter NAC en Willem II. Bekende spelers uit die tijd zijn onder andere Jo Schot, De Leander, Heijboer, Oele, Koster en Piet Adriaanse. Middelburg werd kampioen in het seizoen 1924/25, in 1931/32 (promotie naar 1e klasse), in 1934/35, in 1936/37, in 1938/39 en tenslotte in 1950/51. In dat laatste seizoen behaalden alle vier seniorenteams de titel. Het kampioenschap in 1951 betekende promotie naar de tweede klas.
In het jaar 1924 stond Middelburg op het punt te promoveren naar de eerste klas, maar ging het mis door de zgn. telegram-affaire. Op weg naar de laatste uitwedstrijd tegen Breda kwam het bericht dat de wedstrijd zou zijn afgelast, maar dat gold alleen voor een lager elftal. Het niet opkomen voor de laatste wedstrijd kostte 2 verliespunten en het kampioenschap, dat naar Roosendaal ging.
Vlissingen
Voetbal Combinatie Vlissingen is opgericht op 1 augustus 1916, na een fusie tussen de drie (kleine) Vlissingse clubs Poseidon, EMM en Sportclub Vlissingen. De heer Dudok van Heel was de eerste voorzitter. De nieuwe fusieclub telde in het begin 80 leden en 3 elftallen. Het eerste kwam terecht in de 2e klasse en de thuiswedstrijden vonden plaats op het voetbalveld aan de Koudekerkseweg.
VC Vlissingen was een ambitieuze club. Als een van de eersten beschikten ze over een eigen kleedlokaal. Ook sportief timmerde de club aan de weg. Zo werd rond 1930 een fonds opgericht om een betaalde trainer te kunnen aanstellen. De eerste was de bekende Belg (en international) Van Halme. Bekende Vlissingen-spelers uit die beginjaren waren Jaap van Peenen en Henk ('Katje') Kokelaar, de eerste aanvoerder van het Zeeuws Elftal.
In 1942 werd Vlissingen kampioen van de tweede klasse, maar duurde het tot 1946 voordat het naar de eerste klasse kon doordringen, destijds het hoogste nationale niveau. Twee jaar lang kwam Vlissingen uit tegen gerenommeerde ploegen als Willem II, NAC, BVV, PSV en VVV. In 1948 volgde degradatie.
In de oorlog beschikte VCV niet meer over een eigen voetbalveld en moest haar thuiswedstrijden afwerken naar het terrein van DOSKO in Bergen op Zoom. Vanaf 1947 werd weer in Vlissingen gespeeld, nu op het (huidige) voetbalveld aan de Irislaan.
Jaren vijftig en zestig
Vanaf de tweede helft van de jaren vijftig gaan de Zeeuwse amateurploegen geleidelijk steeds beter presteren en doen ook landelijk steeds meer van zich spreken. In 1955 bereikte Vlissingen, na promotiewedstrijden in verband met de invoering van het betaalde voetbal, weer de 1e klasse. Daarna volgde voor deze club een zeer succesvolle periode. In 1956 werd de club kampioen in de 1e klas en werd met Hengelo en RFC uit Rotterdam gestreden om de nationale landstitel bij de amateurs. Daarin kwam het net iets tekort.[1]
In 1962 en 1964 werd Vlissingen opnieuw kampioen van de eerste klasse. Daarbij lukte het niet daarna het landskampioenschap te veroveren. Verschillende spelers van Vlissingen speelden in die tijd voor vertegenwoordigende elftallen. Zo speelden keeper Wim Bos, Jan de Nooijer en Leen de Ridder verschillende wedstrijden voor het Nederlands Amateurelftal.
Auteur
-Wim van Gorsel, 2015