Zending

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Wim van Gorsel (overleg | bijdragen) op 4 nov 2024 om 13:30
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Zending
Missie- en zendingskaart uit 1891 (bron: Vrije Universiteit Amsterdam). Foto: Wikimedia Commons

Zending

Toen de classis Walcheren in september 1603 vergaderde, kwam er ook ter tafel een verzoek van de Majores van de Kamer Zeeland van de V.O.C. om predikanten voor de vloot die binnenkort zou uitzeilen. Zij zouden, zo werd de aanvraag nader toegelicht, op de vloot Gods woord moeten prediken en andere kerkelijke diensten moeten verrichten. Een behoorlijk tractement werd hun toegezegd, zowel op de schepen, maar ook aan land in Oost-Indië. De classis besloot met alle spoed uit te zien naar zulke bekwame personen die ook genegen zouden zijn deze taak op zich te nemen. Wanneer de classis Walcheren in dec. 1603 weer bijeen is, moet worden geconstateerd dat men de twee gevraagde dienaren niet heeft kunnen vinden. Dat een handelsmaatschappij, want dat was de V.O.C., met zo'n verzoek komt, houdt verband met de destijds eendrachtige samenwerking tussen kerk en overheid. (De V.O.C., die in 1602 was opgericht, had van de Staten-Generaal, bij octrooi van dat jaar, het gezag in den vreemde opgedragen gekregen). De verhouding tussen kerk en overheid, zoals men die in ons land kende, dacht men zich ook voor de gebieden waarmee de V.O.C. te maken kreeg. De gezaghebbers werden overheid ginds. Intussen was er overleg geweest van de classis met de Bewindhebbers van de Kamer der V.O.C. te Middelburg. Deze laatsten hadden inmiddels hun maatregelen genomen door twee lezers aan te nemen. Deze werden naar de classis gezonden om te worden geëxamineerd. Zij kregen tot taak de onderwijzing en vertroosting van het varende volk. De classis Walcheren zag direct in dat het hier om een belangrijke zaak ging. Zij stelde voor de lezers of ziekentroosters een instructie op. De Bewindhebbers moesten voortaan hun candidaten naar de classis zenden om te worden onderzocht en naar het oordeel van de classis hebben zij zich geschikt.

Dit is, wat Zeeland betreft, het begin van de zending geweest. Amsterdam was in deze reeds voorgegaan, maar de classis Walcheren heeft deze zaak van het begin af aan veel meer kerkelijk aangepakt dan in de hoofdstad geschiedde. Men heeft het bovendien in de classis als een tijdelijk hulp middel beschouwd om ziekentroosters met de vloot te laten meegaan, maar dit achtte men beter dan helemaal niets. Wie de lijsten ziet van de aantallen die op reis stierven, kan dit begrijpen. Al heeft men dan in 1603 geen predikanten kunnen vinden, aan de classis Walcheren komt toch de eer toe dat zij als eerste behoorlijk geëxamineerde, bevestigde en geïnstrueerde predikanten naar Oost-Indië heeft afgevaardigd. Op 21 dec. 1609 heeft Herman Faukelius tijdens een kerkdienst Matthias van den Broeck en Zacharias Heyningius, in tegenwoordigheid van de Bewindhebbers, de leden der classis en het scheepsvolk met wie zij zouden uitvaren, in hun ambt bevestigd. Van Heyningius weten we verder niets. Misschien was ook hij een van de slachtoffers op reis. Van den Broeck is predikant geweest, eerst op Ambon, waar hij weigerde de Maleise predikaties van gouverneur Houtman voor te lezen, die hem toen ontsloeg. Nadien was hij predikant op Timor. Niet alleen bleef de classis Walcheren zich bemoeien met predikanten voor de schepen en Oost-Indië, ook op de lezers en ziekentroosters bleef zij voortdurend toezicht houden. Deze werden geëxamineerd in de hoofdpunten van het christelijk geloof. De classis gaf instructies wat zij wel en niet mochten doen en er werd een lijst van boeken samengesteld die zij konden gebruiken. Voor de classis moesten zowel predikanten als ziekentroosters verantwoording afleggen. De classis heeft ook voortdurend overlegd met de Bewindhebbers der Compagnie te Middelburg over de voorwaarden waarop predikanten en ziekentroosters werden uitgezonden, opdat zij niet aan willekeur zouden worden uitgeleverd. De classis Walcheren is ook begonnen correspondentie te voeren met de andere classes waar een Kamer van de V.O.C. was en met de kerkeraad van Amsterdam. Ook is zij het geweest die de mogelijkheden onder ogen heeft gezien om niet alleen voor landgenoten in Oost-Indië de dienst van het Evangelie te verzorgen, maar ook voor de inheemsen. Nu is een classis een nog al log lichaam en daarom werd in 1620 besloten een commissie van tien man te benoemen voor de Indische zaken. Deze commissie is het die telkens weer rapport uitbrengt aan de classis. Zij is het ook die in correspondentie blijft met de kerkeraden in Oost-Indië, vooral met die van Batavia. Dat jaar 1620 is ook om een andere reden belangrijk wat betreft de zending. Op 12 febr. besloot de classis Walcheren aan de Prov. Synode, die te Goes bijeen zou komen, te vragen aan de Staten van Zeeland te adviseren om bij de Hoogmogende Heeren te bewerken, 'dat zij ordineren aan de Kameren van de O.I.Compagnie, dat zij zullen oprichten een seminarie van studenten in de theologie, welke tot hun dienst zal staan, om hen te laten leren de Maleise taal.' Verder dat de Heeren Zeventien met alle vlijt zullen toezien op de vroomheid en geschiktheid van degenen die zij zelf als hun vertegenwoordigers zenden. Het kwam toen ook al voor dat het gedrag diergenen niet bepaald een aanbeveling was voor de kerk. De Prov. Synode te Goes heeft dit voorstel overgenomen en de Staten van Zeeland hebben dit besluit bekrachtigd, waarna de Heeren Zeventien in 1623 hebben opgericht het bekende Seminarium Walaeum (Seminarium Indicum), dat predikanten ging voorbereiden op het werk dat hen ginds wachtte. Het heeft slechts tien jaar bestaan, maar dit initiatief van de classis Walcheren kunnen we zien als het begin van de opleiding van zendingspredikanten, zoals wij dat nu kennen. Het seminarium werd genoemd naar Antonius Walaeus, die toen hoogleraar was te Leiden, maar voordien predikant te Koudekerke en Middelburg.

Van Djailolo, 't zendingsveld van Walcheren; Br. en Zr. Fortgens-Adriani en Dr. Adriani. Prentbriefkaart, ca. 1910. Bron: ZB/Zeeuwse Beeldbank, rec.nr. 33178

Na de sluiting heeft de classis Walcheren veel moeite gedaan het seminarium heropend te krijgen. Op de Prov. Synode te Tholen in 1638 wordt er ook over gesproken, maar de gedachten gaan hier nog verder. Men spreekt de wens uit dat bekeerde inlanders het Evangelie onder hun landgenoten zouden verkondigen. De classis Walcheren is het weer geweest die deze gedachte heeft overgenomen. Zij diende een voorstel in bij de Heeren Zeventien en mocht in 1640 tot haar blijdschap het besluit vernemen dat, gezien de grote aanwas van de heidenen tot Christus' kerk in Oost-Indië, er zes jongelingen zullen worden opgeleid. Zeeland heeft op z'n minst 92 predikanten uitgezonden, waarvan de bekendste zijn Laurens Persart, die later rector werd van de Latijnse school te Batavia, Chr. Polemar, een taalkundige, die ook preekte in de Maleise en Portugese taal en Melchior Legdekker, de bijbelvertaler, die een woordenboek van de Maleise taal samenstelde. Behalve de predikanten heeft Zeeland talloze lezers of ziekentroosters uitgezonden. Tussen 1620 en 1675 ligt de belangrijkste periode voor Zeeland wat betreft de zending. De classis Walcheren had in feite de leiding voor heel ons land, maar de andere Zeeuwse classes en de gemeenten stonden achter haar. Na 1675 gaat de leiding over op de synode van Noord- en Zuid-Holland. Toen verslapte de activiteit op dit terrein in Zeeland. Haar laatste vergadering heeft de Commissie voor Indische zaken van de classis Walcheren gehouden in 1804. De moeilijkheid waarmee zij steeds meer te worstelen kreeg was, dat er niet méér mocht worden gedaan dan de V.O.C. goed vond, wat tot allerlei wrijvingen en onaangenaamheden aanleiding gaf. Onder de stuwkracht van deze Commissie werden de gemeenten bij het zendingswerk betrokken. De Commissie drong er op aan dat in de eredienst zou worden gebeden voor de zegen van het Evangelie onder de heidenen in de Oost- en Westindische landen en voorts voor een voorspoedige zegen op de handelingen van de beide compagnieën. Toen de Commissie haar werk beëindigde, was inmiddels in 1796 het Nederlands Zendingsgenootschap opgericht, maar dit was, onder invloed van het piëtisme, in wezen het werk van enkelingen, van zendingsvrienden en niet meer het werk dat direct uitging van de kerk.

Auteur

S.J.M. Hulsbergen

Literatuur

  • C.W.Th.v. Boetzelaer v. Asperen en Dubbeldam, De Geref. Kerken en de Zending in Nederlands Oost-Indië.
  • J.D. Wielinga, De classis Walcheren en de Zending van 1603-1675.
  • J.R. Callenbach, Justus Heurnius.
  • C.A.L. van Troostenburg de Bruyn, Biografisch woordenboek van Oost-Indische predikanten.
  • C.A.L. van Troostenburg de Bruyn, De Hervormde Kerk in Ned. Oost-Indië onder de Oost-Indische Compagnie (1602-1795).