Leeuwentand: verschil tussen versies
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
k Jacqueline heeft pagina Leeuwetand hernoemd naar Leeuwentand |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{Infobox | {{Infobox | ||
| above = | | above = Leeuwentand | ||
}} | }} | ||
==Leeuwentand (Leóntodon)== | |||
Geslacht van overblijvende kruidachtige rozetplanten, behorend tot de familie der composieten. Kenmerkend zijn de gele bloeiwijzen. Gelijkt sterk op de paardebloem, echter zonder melksap. In Zeeland komen twee soorten vrij algemeen voor. De herfstleeuwetand (L. autumnális) is vrij ijl behaard met ongespleten haren. Het vruchtpluis is bruinwit gekleurd. Deze soort groeit algemeen op matig vochtige grazige plaatsen (wegbermen, slootkanten, weilanden enz.). Een tweede soort is thrincia (L. malicatilis); wordt gekenmerkt door bladharen, die aan de top gespleten zijn. Thrincia komt in Zeeland vrij algemeen voor in matig droge graslanden op zandige grond. | Geslacht van overblijvende kruidachtige rozetplanten, behorend tot de familie der composieten. Kenmerkend zijn de gele bloeiwijzen. Gelijkt sterk op de paardebloem, echter zonder melksap. In Zeeland komen twee soorten vrij algemeen voor. De herfstleeuwetand (L. autumnális) is vrij ijl behaard met ongespleten haren. Het vruchtpluis is bruinwit gekleurd. Deze soort groeit algemeen op matig vochtige grazige plaatsen (wegbermen, slootkanten, weilanden enz.). Een tweede soort is thrincia (L. malicatilis); wordt gekenmerkt door bladharen, die aan de top gespleten zijn. Thrincia komt in Zeeland vrij algemeen voor in matig droge graslanden op zandige grond. | ||
Versie van 5 okt 2022 10:13
Leeuwentand |
---|
Leeuwentand (Leóntodon)
Geslacht van overblijvende kruidachtige rozetplanten, behorend tot de familie der composieten. Kenmerkend zijn de gele bloeiwijzen. Gelijkt sterk op de paardebloem, echter zonder melksap. In Zeeland komen twee soorten vrij algemeen voor. De herfstleeuwetand (L. autumnális) is vrij ijl behaard met ongespleten haren. Het vruchtpluis is bruinwit gekleurd. Deze soort groeit algemeen op matig vochtige grazige plaatsen (wegbermen, slootkanten, weilanden enz.). Een tweede soort is thrincia (L. malicatilis); wordt gekenmerkt door bladharen, die aan de top gespleten zijn. Thrincia komt in Zeeland vrij algemeen voor in matig droge graslanden op zandige grond.