Zeepokken: verschil tussen versies
Importing text file |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 5: | Regel 5: | ||
'''Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984''' | '''Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984''' | ||
Behoren tot de [[schaaldieren]] en zijn o.m. nauw verwant aan de [[ | Behoren tot de [[schaaldieren]] en zijn o.m. nauw verwant aan de [[eendenmossels]]. In de Zeeuwse wateren komen verschillende soorten voor. Het meest algemeen zijn de gewone zeepok (Bálanus balanoídes), de Nieuwzeelandse zeepok, sterretje of ridderkruiszeepok (Elmínius modéstus), de gekartelde zeepok (Bálanus crenátus) en de brakwater zeepok (Bálanus improvísus). De laatste soort dringt vanuit de zeearmen het verst het brakke water binnen. Minder algemeen zijn twee zeepokken waar geen Nederlandse naam voor bestaat. Dit zijn Verruca stroémia en Bálanus amphitríte amphitríte. De subtropische en tropische zeepok. Bálanus amphitríte amphitríte, komt in Zeeland hoofdzakelijk voor in wateren die een hogere temperatuur dan normaal hebben. Deze opwarming van het water is een gevolg van de lozing van koelwater door de elektriciteitscentrale te Vlissingen. Zeepokken leven in een uit diverse kalk plaatjes opgebouwd 'huis', dat aan de bovenkant een opening heeft die door een uit twee beweeglijke helften bestaand deksel kan worden afgesloten. De bodem van dit huis is altijd vastgehecht op een harde ondergrond zoals stenen (o.a. van dijkglooiingen), hout, schelpen (o.a. mossels) en scheepshuiden. Zeepokken planten zich voort door middel van eieren waaruit larven komen die eerst nog enige tijd binnen het huisje van het moederdier verblijven. Op een zeker ogenblik verlaten deze larven het moederdier, behoren dan geruime tijd tot het plankton, totdat ze zich vasthechten op een harde ondergrond en metamorfoseren tot een zeepokje. Zeepokken kunnen zowel voor de mosselkwekerij als ook voor de scheepvaart hinderlijk of zelfs schadelijk zijn. Consumptie-oesters moeten van hun begroeiing ontdaan worden en zware bezetting met zeepokken op de scheepswand vermindert de vaarsnelheid, vooral omdat een begroeiing met pokken mosselen en wieren in staat stelt zich te vestigen. | ||
Huidige versie van 25 aug 2021 om 07:42
Zeepokken |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Behoren tot de schaaldieren en zijn o.m. nauw verwant aan de eendenmossels. In de Zeeuwse wateren komen verschillende soorten voor. Het meest algemeen zijn de gewone zeepok (Bálanus balanoídes), de Nieuwzeelandse zeepok, sterretje of ridderkruiszeepok (Elmínius modéstus), de gekartelde zeepok (Bálanus crenátus) en de brakwater zeepok (Bálanus improvísus). De laatste soort dringt vanuit de zeearmen het verst het brakke water binnen. Minder algemeen zijn twee zeepokken waar geen Nederlandse naam voor bestaat. Dit zijn Verruca stroémia en Bálanus amphitríte amphitríte. De subtropische en tropische zeepok. Bálanus amphitríte amphitríte, komt in Zeeland hoofdzakelijk voor in wateren die een hogere temperatuur dan normaal hebben. Deze opwarming van het water is een gevolg van de lozing van koelwater door de elektriciteitscentrale te Vlissingen. Zeepokken leven in een uit diverse kalk plaatjes opgebouwd 'huis', dat aan de bovenkant een opening heeft die door een uit twee beweeglijke helften bestaand deksel kan worden afgesloten. De bodem van dit huis is altijd vastgehecht op een harde ondergrond zoals stenen (o.a. van dijkglooiingen), hout, schelpen (o.a. mossels) en scheepshuiden. Zeepokken planten zich voort door middel van eieren waaruit larven komen die eerst nog enige tijd binnen het huisje van het moederdier verblijven. Op een zeker ogenblik verlaten deze larven het moederdier, behoren dan geruime tijd tot het plankton, totdat ze zich vasthechten op een harde ondergrond en metamorfoseren tot een zeepokje. Zeepokken kunnen zowel voor de mosselkwekerij als ook voor de scheepvaart hinderlijk of zelfs schadelijk zijn. Consumptie-oesters moeten van hun begroeiing ontdaan worden en zware bezetting met zeepokken op de scheepswand vermindert de vaarsnelheid, vooral omdat een begroeiing met pokken mosselen en wieren in staat stelt zich te vestigen.