Daniel Fannius, Heer van Maire/EvZ1982-1984: verschil tussen versies
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nieuwe pagina aangemaakt met '(Brouwershaven 1618-1681, vóór 28 juli). Jurist.Studeerde rechten te Leiden, waar hij op 9 november 1639 werd ingeschreven. Alvorens hij 25 januari 1652 benoemd w...' |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
(Brouwershaven 1618-1681, vóór 28 juli). Jurist.Studeerde rechten te Leiden, waar hij op 9 november 1639 werd ingeschreven. Alvorens hij 25 januari 1652 benoemd werd tot fiscaal van de admiraliteit van Zeeland, was hij licentmeester te Middelburg. In de jaren 1661-1663 trachtte hij in overleg met de Witt, aan wie hij verwant was, een overeenkomst tussen Holland en Zeeland te bewerkstelligen. Op 16 april 1668 deed hij zijn intrede als bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie, ter kamer van Zeeland. In de briefwisseling van Const. Huygens III, p. 315 is er sprake van een advocaat Fannius die in 1672 brieven van Joachimi uit Engeland had overgebracht. | (Brouwershaven 1618-1681, vóór 28 juli). Jurist. Studeerde rechten te Leiden, waar hij op 9 november 1639 werd ingeschreven. Alvorens hij 25 januari 1652 benoemd werd tot fiscaal van de admiraliteit van Zeeland, was hij licentmeester te Middelburg. In de jaren 1661-1663 trachtte hij in overleg met de Witt, aan wie hij verwant was, een overeenkomst tussen Holland en Zeeland te bewerkstelligen. Op 16 april 1668 deed hij zijn intrede als bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie, ter kamer van Zeeland. In de briefwisseling van Const. Huygens III, p. 315 is er sprake van een advocaat Fannius die in 1672 brieven van Joachimi uit Engeland had overgebracht. |
Huidige versie van 18 jan 2021 om 12:11
(Brouwershaven 1618-1681, vóór 28 juli). Jurist. Studeerde rechten te Leiden, waar hij op 9 november 1639 werd ingeschreven. Alvorens hij 25 januari 1652 benoemd werd tot fiscaal van de admiraliteit van Zeeland, was hij licentmeester te Middelburg. In de jaren 1661-1663 trachtte hij in overleg met de Witt, aan wie hij verwant was, een overeenkomst tussen Holland en Zeeland te bewerkstelligen. Op 16 april 1668 deed hij zijn intrede als bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie, ter kamer van Zeeland. In de briefwisseling van Const. Huygens III, p. 315 is er sprake van een advocaat Fannius die in 1672 brieven van Joachimi uit Engeland had overgebracht.