Oostdijck: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Wim van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Wim van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 7: Regel 7:
De tot op heden bekende stamvader is Jan Janss. Oostdijck. Van hem is bekend dat hij een pelgrimstocht naar Jeruzalem heeft ondernomen en daaraan herinnert zijn familie wapen. Hij was sedert 1447 schepen van Goes en tussen de jaren 1474 en 1494 zijn sterfjaar was hij er burgemeester.  
De tot op heden bekende stamvader is Jan Janss. Oostdijck. Van hem is bekend dat hij een pelgrimstocht naar Jeruzalem heeft ondernomen en daaraan herinnert zijn familie wapen. Hij was sedert 1447 schepen van Goes en tussen de jaren 1474 en 1494 zijn sterfjaar was hij er burgemeester.  


Een markante persoonlijkheid was Nicolaas Magielse Oostdijck (Goes 5 sept. 1553-Goes 1620), heer van Tolsende en Yerseke. Op 24 juni werd hij als schepen in de stadsregering van Goes gekozen. Op 26 december 1596 werd hij benoemd tot rentmeester van de stad, in 1606 was hij er ontvanger van de gemene middelen; tevens was hij er rentmeester van de Staten van Zeeland. Van 24 juni 1604 tot 1617 was hij commissaris van het landrecht. In 1615 heeft hij als schepen veel bijgedragen tot de bedijking van de ondergelopen gronden van Borssele en de bouw van het dorp. Pieter Willemse Oostdijck werd in 1582 benoemd tot rentmeester van Goes, vervolgens in 1585 tot commissaris van het landrecht en van 1585 tot 1604 maakte hij als schepen deel uit van de stadsregering van Goes. Tevens was hij er van 1596 tot 1612 hoofdman der kloveniers. In 1604 werd hij als rekenmeester ter rekenkamer van Zeeland en als leenman der grafelijkheid van Zeeland beëdigd. Hij overleed te Goes op 27 oktober 1625.
Een markante persoonlijkheid was Nicolaas Magielse Oostdijck (Goes 5 sept. 1553 Goes 1620), heer van Tolsende en Yerseke. Op 24 juni werd hij als schepen in de stadsregering van Goes gekozen. Op 26 december 1596 werd hij benoemd tot rentmeester van de stad, in 1606 was hij er ontvanger van de gemene middelen; tevens was hij er rentmeester van de Staten van Zeeland. Van 24 juni 1604 tot 1617 was hij commissaris van het landrecht. In 1615 heeft hij als schepen veel bijgedragen tot de bedijking van de ondergelopen gronden van Borssele en de bouw van het dorp. Pieter Willemse Oostdijck werd in 1582 benoemd tot rentmeester van Goes, vervolgens in 1585 tot commissaris van het landrecht en van 1585 tot 1604 maakte hij als schepen deel uit van de stadsregering van Goes. Tevens was hij er van 1596 tot 1612 hoofdman der kloveniers. In 1604 werd hij als rekenmeester ter rekenkamer van Zeeland en als leenman der grafelijkheid van Zeeland beëdigd. Hij overleed te Goes op 27 oktober 1625.


==Auteur==
==Auteur==

Versie van 30 okt 2020 09:51

Familie Oostdijck

Uitgebreid geslacht dat zijn oorsprong vindt in Goes. De mening van oudere schrijvers, dat dit geslacht afkomstig zou zijn uit Vlaanderen, moet naar het rijk der fabelen worden verwezen. Het draagt waarschijnlijk de naam van de plaats van hun oudste woonstede 'aan de Oostdijck' te Goes.

De tot op heden bekende stamvader is Jan Janss. Oostdijck. Van hem is bekend dat hij een pelgrimstocht naar Jeruzalem heeft ondernomen en daaraan herinnert zijn familie wapen. Hij was sedert 1447 schepen van Goes en tussen de jaren 1474 en 1494 zijn sterfjaar was hij er burgemeester.

Een markante persoonlijkheid was Nicolaas Magielse Oostdijck (Goes 5 sept. 1553 Goes 1620), heer van Tolsende en Yerseke. Op 24 juni werd hij als schepen in de stadsregering van Goes gekozen. Op 26 december 1596 werd hij benoemd tot rentmeester van de stad, in 1606 was hij er ontvanger van de gemene middelen; tevens was hij er rentmeester van de Staten van Zeeland. Van 24 juni 1604 tot 1617 was hij commissaris van het landrecht. In 1615 heeft hij als schepen veel bijgedragen tot de bedijking van de ondergelopen gronden van Borssele en de bouw van het dorp. Pieter Willemse Oostdijck werd in 1582 benoemd tot rentmeester van Goes, vervolgens in 1585 tot commissaris van het landrecht en van 1585 tot 1604 maakte hij als schepen deel uit van de stadsregering van Goes. Tevens was hij er van 1596 tot 1612 hoofdman der kloveniers. In 1604 werd hij als rekenmeester ter rekenkamer van Zeeland en als leenman der grafelijkheid van Zeeland beëdigd. Hij overleed te Goes op 27 oktober 1625.

Auteur

L.J. Abelmann

Literatuur

  • Maris van Sandelingenambacht, Oostdijck in Zeeland.
  • Reitsma en Van Veen, Acta, 113, 119.
  • Navorscher LV (1905), 105.
  • Nagtglas, Levensberichten.
  • N.N.B.W. III.