Jan Campert: verschil tussen versies
k Johan Francke heeft pagina Jan Remco Theodoor Campert hernoemd naar Jan Campert |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
Campert, Jan Remco Theodoor | |||
Bestand:Jan_Campert.jpg|150px | |||
[[Bestand:Campert_Kerendgetij.jpg|thumb|250px|right|Omslag van 'Kerend getij' met het dorp Zoutelande op de achtergrond]] | |||
Jan Campert is bij het grote publiek eigenlijk uitsluitend bekend door zijn illegaal uitgegeven gedicht ''De achttien dooden'', een van de meest bekende verzetsgedichten. Campert werd opgeleid voor de handel, maar ging in de journalistiek. Hij bleek een bekwaam en kundig toneelcriticus en auteur van verhalen en gedichten. Hij schreef slechts twee romans: ''Die in het donker'' en ''Wier'', de laatste titel werd later bewerkt door zijn zoon Remco Campert en verscheen onder de titel ''Kerend getij'' Ter nagedachtenis aan Jan Campert werd na de oorlog de Jan Campert-Stichting in het leven geroepen, die jaarlijks verschillende letterkundige prijzen toekent, zoals de Constantijn Huygensprijs, de Vijverbergprijs, de Jan Campertprijs en de Essayprijs. | |||
Vanwege fijnhulp aan de joden in de oorlog werd Campert door de Duitsers gearresteerd en naar het concentratiekamp Neuengamme overgebracht waar hij in 1943 overleed. | |||
Kerend getij handelt over het dorpsleven in Zoutelande en omgeving in de jaren twintig en dertig van de 20ste eeuw. Hoofdpersonen zijn de lichtwachter Tanne Ingelse, de bij haar intrekkende stroper Lou van Zakke en de voormalige boerenzoon Gabe Vader. De kwade hand van de oppermachtige boeren in gemeenteraad en samenleving op Walcheren is zichtbaar in de persoon van de rijke boer Cysouw en zijn dochter Wanne. | |||
== Gedicht de achttien doden == | |||
:De achttien dooden | |||
:Een cel is maar twee meter lang | |||
:en nauw twee meter breed, | |||
:wel kleiner nog is het stuk grond | |||
:dat ik nu nog niet weet, | |||
:maar waar ik naamloos rusten zal, | |||
:mijn makkers bovendien, | |||
:wij waren achttien in getal, | |||
:geen zal den avond zien. | |||
:O lieflijkheid van lucht en land, | |||
:van Hollands vrije kust – | |||
:ééns door den vijand overmand, | |||
:vond ik geen uur meer rust; | |||
:wat kan een man oprecht en trouw, | |||
:nog doen in zulk een tijd? | |||
:Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw | |||
:en strijdt den ijdelen strijd. | |||
:Ik wist de taak die ik begon | |||
:een taak van moeiten zwaar, | |||
:maar 't hart dat het niet laten kon | |||
:schuwt nimmer het gevaar; | |||
:het weet hoe eenmaal in dit land | |||
:de vrijheid werd geëerd, | |||
:voordat een vloek'bre schennershand | |||
:het anders heeft begeerd, | |||
:voordat die eeden breekt en bralt | |||
:het misselijk stuk bestond | |||
:en Hollands landen binnenvalt | |||
:en brandschat zijnen grond, | |||
:voordat die aanspraak maakt op eer | |||
:en zulk germaansch gerief, | |||
:een land dwong onder zijn beheer | |||
:en plunderde als een dief. | |||
:De rattenvanger van Berlijn | |||
:pijpt nu zijn melodie; | |||
:zoo waar als ik straks dood zal zijn, | |||
:de liefste niet meer zie | |||
:en niet meer breken zal het brood | |||
:noch slapen mag met haar – | |||
:verwerp al wat hij biedt of bood | |||
:die sluwe vogelaar. | |||
:Gedenkt, die deze woorden leest, | |||
:mijn makkers in den nood | |||
:en die hen nastaan 't allermeest | |||
:in hunnen rampspoed groot, | |||
:zooals ook wij hebben gedacht | |||
:aan eigen land en volk, | |||
:er komt een dag na elke nacht, | |||
:voorbij trekt ied're wolk. | |||
:Ik zie hoe 't eerste morgenlicht | |||
:door 't hooge venster draalt – | |||
:mijn God, maak mij het sterven licht, | |||
:en zoo ik heb gefaald | |||
:gelijk een elk wel falen kan, | |||
:schenk mij dan Uw genâ, | |||
:opdat ik heenga als een man | |||
:als ik voor de loopen sta. | |||
== Geëxecuteerden == | |||
=== Geuzen === | |||
# [[Jan Wernard van den Bergh]] | |||
# [[George den Boon]] | |||
# [[Reijer Bastiaan van der Borden]] | |||
# [[Nicolaas Arie van der Burg]] | |||
# [[Jacob van der Ende]] | |||
# [[Albertus Johannes de Haas]] | |||
# [[Leendert Keesmaat]] | |||
# [[Arij Kop]] | |||
# [[Dirk Kouwenhoven]] | |||
# [[Jan Kijne]] | |||
# [[Leendert Langstraat]] | |||
# [[Frans Rietveld]] | |||
# [[Jan Smit (verzetsman)|Johannes Jacobus Smit]] | |||
# [[Hendrik Wielenga]] | |||
# [[Bernardus IJzerdraat]] | |||
=== Februaristakers === | |||
# [[Hermanus Coenradi]] | |||
# [[Joop Eijl|Joseph Eijl]] | |||
# [[Eduard Hellendoorn]] | |||
== Bibliografie == | |||
*[] | |||
*[] | |||
== Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984 == | |||
{{GoToOriginal}} | |||
(Spijkenisse 15 aug. 1902 - Neuengamme (Duitsland) 12 jan. 1943). Letterkundige, bekend geworden door zijn gedicht `De achttien dooden', dat als rijmprent in WO II grote opgang heeft gemaakt. De roman `Wier'(1935) beschrijft het leven van boeren, jutters en stropers te Westkapelle, waar zijn vader arts was en hij een groot deel van zijn jeugd doorbracht. Zijn Westkappelse jaren heeft hij beschreven in 'Herinneringen aan Zeeland' (Ons Zeeland, 3, 1928; 4,1929). Een van zijn beste gedichten is 'Lof van Walcheren', opgenomen in zijn Verzamelde Gedichten 1922-1943 (1947). | |||
== Auteur == | |||
-P.J. Meertens | |||
== Literatuur == | |||
-Hoekstra, Over Jan Campert. | |||
Jan Campert heeft zich nooit kunnen neerleggen bij de Duitse overweldiging van Nederland. Zijn beroemde gedicht oxer `De achttien dooden' getuigde reeds daarvan. Hij schreef het onder de indruk van de eerste massa-processen, die eindigden in massafusillades. Van hand tot hand doorgegeven werd het XIVe sonnet uit zijn bundel 'Sonnetten voor Cynara'. Om veiligheidsredenen werd het vers uit het boekje weggelaten, maar voor enkele vrienden schreef hij het erin (afb. 2). Campert probeerde ook vervolgde joodse landgenoten in veiligheid te brengen. Bij een van deze expedities werd hij gegrepen en via Breda en Haren naar Neuengamme versleept, waar hij overleed. Een uit de gevangenis van Breda gesmokkeld briefje (afb. 3: voorkant; afb. I: achterkant) getuigt van deze lijdensweg. | |||
[[category:Kunst & cultuur]] | |||
[[category:Zeeuwen]] | |||
[[category:letterkunde]] | |||
[[category:persoon]] | [[category:persoon]] |
Versie van 24 feb 2016 22:14
Campert, Jan Remco Theodoor Bestand:Jan_Campert.jpg|150px
Jan Campert is bij het grote publiek eigenlijk uitsluitend bekend door zijn illegaal uitgegeven gedicht De achttien dooden, een van de meest bekende verzetsgedichten. Campert werd opgeleid voor de handel, maar ging in de journalistiek. Hij bleek een bekwaam en kundig toneelcriticus en auteur van verhalen en gedichten. Hij schreef slechts twee romans: Die in het donker en Wier, de laatste titel werd later bewerkt door zijn zoon Remco Campert en verscheen onder de titel Kerend getij Ter nagedachtenis aan Jan Campert werd na de oorlog de Jan Campert-Stichting in het leven geroepen, die jaarlijks verschillende letterkundige prijzen toekent, zoals de Constantijn Huygensprijs, de Vijverbergprijs, de Jan Campertprijs en de Essayprijs. Vanwege fijnhulp aan de joden in de oorlog werd Campert door de Duitsers gearresteerd en naar het concentratiekamp Neuengamme overgebracht waar hij in 1943 overleed.
Kerend getij handelt over het dorpsleven in Zoutelande en omgeving in de jaren twintig en dertig van de 20ste eeuw. Hoofdpersonen zijn de lichtwachter Tanne Ingelse, de bij haar intrekkende stroper Lou van Zakke en de voormalige boerenzoon Gabe Vader. De kwade hand van de oppermachtige boeren in gemeenteraad en samenleving op Walcheren is zichtbaar in de persoon van de rijke boer Cysouw en zijn dochter Wanne.
Gedicht de achttien doden
- De achttien dooden
- Een cel is maar twee meter lang
- en nauw twee meter breed,
- wel kleiner nog is het stuk grond
- dat ik nu nog niet weet,
- maar waar ik naamloos rusten zal,
- mijn makkers bovendien,
- wij waren achttien in getal,
- geen zal den avond zien.
- O lieflijkheid van lucht en land,
- van Hollands vrije kust –
- ééns door den vijand overmand,
- vond ik geen uur meer rust;
- wat kan een man oprecht en trouw,
- nog doen in zulk een tijd?
- Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw
- en strijdt den ijdelen strijd.
- Ik wist de taak die ik begon
- een taak van moeiten zwaar,
- maar 't hart dat het niet laten kon
- schuwt nimmer het gevaar;
- het weet hoe eenmaal in dit land
- de vrijheid werd geëerd,
- voordat een vloek'bre schennershand
- het anders heeft begeerd,
- voordat die eeden breekt en bralt
- het misselijk stuk bestond
- en Hollands landen binnenvalt
- en brandschat zijnen grond,
- voordat die aanspraak maakt op eer
- en zulk germaansch gerief,
- een land dwong onder zijn beheer
- en plunderde als een dief.
- De rattenvanger van Berlijn
- pijpt nu zijn melodie;
- zoo waar als ik straks dood zal zijn,
- de liefste niet meer zie
- en niet meer breken zal het brood
- noch slapen mag met haar –
- verwerp al wat hij biedt of bood
- die sluwe vogelaar.
- Gedenkt, die deze woorden leest,
- mijn makkers in den nood
- en die hen nastaan 't allermeest
- in hunnen rampspoed groot,
- zooals ook wij hebben gedacht
- aan eigen land en volk,
- er komt een dag na elke nacht,
- voorbij trekt ied're wolk.
- Ik zie hoe 't eerste morgenlicht
- door 't hooge venster draalt –
- mijn God, maak mij het sterven licht,
- en zoo ik heb gefaald
- gelijk een elk wel falen kan,
- schenk mij dan Uw genâ,
- opdat ik heenga als een man
- als ik voor de loopen sta.
Geëxecuteerden
Geuzen
- Jan Wernard van den Bergh
- George den Boon
- Reijer Bastiaan van der Borden
- Nicolaas Arie van der Burg
- Jacob van der Ende
- Albertus Johannes de Haas
- Leendert Keesmaat
- Arij Kop
- Dirk Kouwenhoven
- Jan Kijne
- Leendert Langstraat
- Frans Rietveld
- Johannes Jacobus Smit
- Hendrik Wielenga
- Bernardus IJzerdraat
Februaristakers
Bibliografie
- []
- []
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
(Spijkenisse 15 aug. 1902 - Neuengamme (Duitsland) 12 jan. 1943). Letterkundige, bekend geworden door zijn gedicht `De achttien dooden', dat als rijmprent in WO II grote opgang heeft gemaakt. De roman `Wier'(1935) beschrijft het leven van boeren, jutters en stropers te Westkapelle, waar zijn vader arts was en hij een groot deel van zijn jeugd doorbracht. Zijn Westkappelse jaren heeft hij beschreven in 'Herinneringen aan Zeeland' (Ons Zeeland, 3, 1928; 4,1929). Een van zijn beste gedichten is 'Lof van Walcheren', opgenomen in zijn Verzamelde Gedichten 1922-1943 (1947).
Auteur
-P.J. Meertens
Literatuur
-Hoekstra, Over Jan Campert.
Jan Campert heeft zich nooit kunnen neerleggen bij de Duitse overweldiging van Nederland. Zijn beroemde gedicht oxer `De achttien dooden' getuigde reeds daarvan. Hij schreef het onder de indruk van de eerste massa-processen, die eindigden in massafusillades. Van hand tot hand doorgegeven werd het XIVe sonnet uit zijn bundel 'Sonnetten voor Cynara'. Om veiligheidsredenen werd het vers uit het boekje weggelaten, maar voor enkele vrienden schreef hij het erin (afb. 2). Campert probeerde ook vervolgde joodse landgenoten in veiligheid te brengen. Bij een van deze expedities werd hij gegrepen en via Breda en Haren naar Neuengamme versleept, waar hij overleed. Een uit de gevangenis van Breda gesmokkeld briefje (afb. 3: voorkant; afb. I: achterkant) getuigt van deze lijdensweg.