Marinus Adriaansz. Booms: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Marja (overleg | bijdragen)
k Marja heeft pagina Booms, Marinus Adriaansz hernoemd naar Marinus Adriaansz. Booms: hernoemd
Johan Francke (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
{{Infobox
{{InfoboxPersoon
| above      = Booms, Marinus Adriaansz
| afbeelding = [[Bestand:.jpg|250px]]
| naam = Marinus Adriaansz. Booms
| onderschrift =
| geboortedatum = ? [[17de eeuw]]
| geboorteplaats = Driewegen
| overlijdensdatum = [[mei]] [[1728]]
| overlijdensplaats = Breda
| beroep = schoenmaker en secteleider
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/]
}}
}}


(Driewegen ? - waarschijnlijk Breda mei 1728). Schoenmaker en secteleider. Heeft in Middelburg, waar hij zich vestigde, alsook in de rest van Zeeland, in Brabant, tot in Holland toe voor heel wat kerkelijke beroering gezorgd. Sinds 9 november 1696 is de kerkeraad van Middelburg voortdurend met hem bezig geweest, tot hij op 31 maart 1714. samen met zijn vriend Abraham de Back uit Middelburg werd verbannen. Maar daarmee was men nog niet af van de Hattemisten (Pontiaan van [[Hattem]]), onder wie Booms een van de vooraanstaande figuren was; in Middelburg en daar rondom, hadden zij een kring van volgelingen. Booms had zich ijverig bezig gehouden met de geschriften van de in 1683 afgezette predikant van St .Philipsland. Bovendien had hij zich verdiept in Spinoza. Hij leidde een conventikel, zoals er in die tijd zovele waren, waar een bepaalde mystiek voor de hoogste wijsheid en vroomheid gold. (Ook Verschoristen of Hebreeën lieten in die tijd van zich horen). Booms' zonderlinge uitspraken, die in geen geval lagen in de lijn van de gereformeerde leer, begonnen steeds meer mensen te trekken, waaronder aanzienlijken als Jacob [[Roggeveen]]; bepaalde stellingen kwamen ook in de kerkeraad ter sprake. Deze besloot Booms van het avondmaal te weren (1698). De magistraat verbood zijn samenkomsten, waardoor hij echter alleen maar meer mensen achter zich kreeg. Op 2 juli 1707 gaf de kerkeraad aan de predikanten Immens, Van [[Aalst]] en [[Smytegelt]] opdracht een onderzoek in te stellen naar de oefeningen en gevoelens van Booms. Eén 20 stellingen werden opgesteld, maar Booms weigerde in cie kerkeraad te komen. Toen het rapport van de drie predikanten op 8 maart 1710 klaar was, was men er verlegen mee. De aanhangers van Booms namen steeds toe. Het hielp niet toen de kerkeraad nog eens extra waarschuwde tegen wispelturige en nieuwszuchtige mensen. In de volgende jaren verscheen het ene anonieme vlugschrift na het andere. De classis ging zich ermee bemoeien en zond een remonstrantie naar de Staten van Zeeland, die immers de afzetting van Van Hattem in 1683 en die van Gosuinus [[Buitendijck]] in 1711 hadden bekrachtigd. Booms schreef dan zijn 'Missive dienende tot antwoord' enz. en later zijn 'Brief van Theophilus'. Dit laatste gaf ds. C. Tuinman aanleiding tot zijn Heillooze gruwelleere der vrij geesten'. De zaak werd al benauwder. De kerkeraad vergaderde soms tweemaal per week. Op 31 januari 1714 werd Booms geëxcommuniceerd, welk vonnis door de classis werd bevestigd. Hij was, naar het oordeel van de kerkeraad van de ware christelijke godsdienst afgevallen tot atheïsterije en libertinisterije. De classis richtte zich tot de Staten. Deze stelden een boete in op ongeoorloofde bijeenkomsten en conventikelen. De vroedschap verbande Booms, maar ook daarmee was de zaak niet afgelopen. Er verscheen een 'Brief aan Theophilus', waarin de zaak van Booms en de zijnen werd verdedigd, spoedig gevolgd door een 'Missive aan den Heer Carolus Tuinman enz. door Constantinus Prudens (Altena 1714). Men hield Booms voor de schrijver. Openlijk kwam deze in ieder geval voor de dag in zijn 'Apologie of Verantwoording' (1714). De magistraat van Middelburg verbood dit boek. De kerkeraad droeg ds. Tuinman op deze apologie te beantwoorden en zo kwam in 1715 uit 'Shibboleth', waarin we een overzicht krijgen van heel de zaak Booms, gezien vanuit het oogpunt van de kerkeraad. De beroeringen in de Middelburgse gemeente bleven en toen het eerste deel van de geschriften van Van Hattem, bezorgd door Jacob Roggeveen, in 1718 verscheen, laaide de strijd opnieuw op, zij het in mindere mate. Vanuit onze tijd gezien is een zaak als die van Booms moeilijk te begrijpen. Gezien vanuit een tijd dat er een nauwe samenwerking was tussen overheid en kerk, ligt het anders. Onrust in de kerk was ook onrust bij de overheid. De kerkeraad van Middelburg zag bij Booms en de zijnen terecht verstorende, onrechtzinnige elementen, terwijl deze juist gesteund werden door hen, die het keurslijf dat kerk en overheid aanlegden, te benauwd vonden. Het moeilijke bij de beoordeling van Booms is, dat hij zegt in te stemmen met de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus. Booms hechtte echter een andere betekenis aan dogmatische grondbegrippen. Na zijn verbanning uit Middelburg (er zouden er nog heel wat volgen) heeft Booms een zwervend leven geleid. Soms was hij onder de wallen van Middelburg, waar zijn aanhang hem weer toevloeide. Door heel Zeeland vond hij zijn conventikelen. In Bergen op Zoom, waar hij zich tijdelijk vestigde werd hij na 5 april 1715 niet langer geduld. In Roosendaal kwam de band met ds. Buitendijck tot stand. Voortaan zouden deze twee gezamenlijk optrekken. Samen vestigden zij zich in Breda en hadden er hun conventikel, tot het ook daar in 1718 te warm werd. Overal hielden zij hun oefeningen. In 1726 was Booms weer terug in Breda, samen met Buitendijck, welke laatste weer werd verbannen. Een paar jaar later bleek Booms te zijn gestorven. Tot in het midden van de 18e eeuw is het Hattemisme actief geweest, daarna is het langzaam verdwenen.
== Hattemisten ==
De uit Driewegen afkomstige Booms heeft in Middelburg, waar hij zich vestigde als schoenmaker, alsook in de rest van Zeeland, in Brabant, tot in Holland toe voor heel wat kerkelijke beroering gezorgd. Sinds 9 november 1696 was de kerkenraad van Middelburg voortdurend met hem bezig geweest, tot hij op 31 maart 1714, samen met zijn vriend Abraham de Back, uit Middelburg werd verbannen. Daarmee was men nog niet af van de Hattemisten waartoe zij behoorden ([[Pontiaan van Hattem]]) en onder wie Booms een van de vooraanstaande figuren was. In Middelburg en daar rondom, hadden zij een kring van volgelingen. Booms had zich ijverig bezig gehouden met de geschriften van de in 1683 afgezette predikant van St .Philipsland. Bovendien had hij zich verdiept in Spinoza. Hij leidde een conventikel, zoals er in die tijd zovele waren, waar een bepaalde mystiek voor de hoogste wijsheid en vroomheid gold. (Ook Verschoristen of Hebreeën lieten in die tijd van zich horen). Booms' zonderlinge uitspraken, die in geen geval lagen in de lijn van de gereformeerde leer, begonnen steeds meer mensen te trekken, waaronder aanzienlijken als [[Jacob Roggeveen]].  


== Onderzoek door de kerkenraad ==
Bepaalde stellingen kwamen ook in de kerkenraad ter sprake. Deze besloot Booms van het avondmaal te weren (1698). De magistraat verbood zijn samenkomsten, waardoor hij echter alleen maar meer mensen achter zich kreeg. Op 2 juli 1707 gaf de kerkeraad aan de predikanten Immens, [[Van Aalst]] en [[Smytegelt]] opdracht een onderzoek in te stellen naar de oefeningen en gevoelens van Booms. Eén 20 stellingen werden opgesteld, maar Booms weigerde in die kerkenraad te komen. Toen het rapport van de drie predikanten op 8 maart 1710 klaar was, bleek men er verlegen mee. De aanhangers van Booms namen steeds toe. Het hielp niet toen de kerkeraad nog eens extra waarschuwde tegen wispelturige en nieuwszuchtige mensen. In de volgende jaren verscheen het ene anonieme vlugschrift na het andere. De classis ging zich ermee bemoeien en zond een remonstrantie naar de Staten van Zeeland, die immers de afzetting van Van Hattem in 1683 en die van [[Gosuinus Buitendijck]] in 1711 hadden bekrachtigd. Booms schreef hierop zijn ''Missive dienende tot antwoord'' enz. en later zijn ''Brief van Theophilus''. Dit laatste gaf ds. [[Carolus Tuinman]] aanleiding tot zijn ''Heillooze gruwelleere der vrij geesten''. De zaak werd al benauwder. De kerkenraad vergaderde soms tweemaal per week. Op 31 januari 1714 werd Booms geëxcommuniceerd, welk vonnis door de classis werd bevestigd. Hij was, naar het oordeel van de kerkenraad van de ware christelijke godsdienst afgevallen tot 'atheïsterije en libertinisterije.' De classis richtte zich tot de Staten. Deze stelden een boete in op ongeoorloofde bijeenkomsten en conventikelen. De vroedschap verbande Booms, maar ook daarmee was de zaak niet afgelopen.


= AUTEUR =
== Verdediging tegen de kerkenraad en classis ==
= S.J.M. Hulsbergen =
Na zijn excommunicatie verscheen een 'Brief aan Theophilus', waarin de zaak van Booms en de zijnen werd verdedigd, spoedig gevolgd door een 'Missive aan den Heer Carolus Tuinman enz. door Constantinus Prudens (Altena 1714). Men hield Booms voor de schrijver. Openlijk kwam deze in ieder geval voor de dag in zijn 'Apologie of Verantwoording' (1714). De magistraat van Middelburg verbood dit boek. De kerkeraad droeg ds. Tuinman op deze apologie te beantwoorden en zo kwam in 1715 uit 'Shibboleth', waarin een overzicht verkregen werd van heel de zaak Booms, gezien vanuit het oogpunt van de kerkenraad. De beroeringen in de Middelburgse gemeente bleven en toen het eerste deel van de geschriften van Van Hattem, bezorgd door Jacob Roggeveen, in 1718 verscheen, laaide de strijd opnieuw op, zij het in mindere mate. Vanuit onze tijd gezien is een zaak als die van Booms moeilijk te begrijpen. Gezien vanuit een tijd dat er een nauwe samenwerking was tussen overheid en kerk, ligt dit anders. Onrust in de kerk was ook onrust bij de overheid. De kerkeraad van Middelburg zag bij Booms en de zijnen terecht verstorende, onrechtzinnige elementen, terwijl deze juist gesteund werden door hen, die het keurslijf dat kerk en overheid aanlegden, te benauwd vonden. Het moeilijke bij de beoordeling van Booms is, dat hij zegt in te stemmen met de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus. Booms hechtte echter een andere betekenis aan dogmatische grondbegrippen.
= LITERATUUR =
 
Nagtglas, Levensberichten. Nagtglas, AIgemeene kerkeraad. N.N.B.W. Wybrands, Marinus Booms.
== Verbanning ==
Na zijn verbanning uit Middelburg (er zouden er nog heel wat volgen) heeft Booms een zwervend leven geleid. Soms was hij onder de wallen van Middelburg, waar zijn aanhang hem weer toevloeide. Door heel Zeeland vond hij zijn conventikelen. In Bergen op Zoom, waar hij zich tijdelijk vestigde werd hij na 5 april 1715 niet langer geduld. In Roosendaal kwam de band met ds. Buitendijck tot stand. Voortaan zouden deze twee gezamenlijk optrekken. Samen vestigden zij zich in Breda en hadden er hun conventikel, tot het ook daar in 1718 te warm werd. Overal hielden zij hun oefeningen. In 1726 was Booms weer terug in Breda, samen met Buitendijck, welke laatste weer werd verbannen. Een paar jaar later bleek Booms te zijn gestorven. Tot in het midden van de 18de eeuw is het Hattemisme actief geweest, daarna verdween het langzaam.
 
== AUTEUR ==
-S.J.M. Hulsbergen
 
== Literatuur ==
-[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/341148660 Roelof van Gelder, ''Naar het aards paradijs. Het rusteloze leven van Jacob Roggeveen, ontdekker van Paaseiland, 1659-1729'' (Amsterdam, 2012).]
 
-Nagtglas, Levensberichten.  
 
-Nagtglas, AIgemeene kerkeraad.  
 
-N.N.B.W.  
 
-Wybrands, Marinus Booms.
 
[[category:kerkstromingen]]
[[category:Zeeuwen]]
[[category:persoon]]
[[category:Religie]]

Versie van 5 jan 2016 11:19

Marinus Adriaansz. Booms
Bestand:.jpg
'
Geboren ? 17de eeuw Driewegen
Overleden mei 1728 Breda
Beroep schoenmaker en secteleider
VIAF [1]


Hattemisten

De uit Driewegen afkomstige Booms heeft in Middelburg, waar hij zich vestigde als schoenmaker, alsook in de rest van Zeeland, in Brabant, tot in Holland toe voor heel wat kerkelijke beroering gezorgd. Sinds 9 november 1696 was de kerkenraad van Middelburg voortdurend met hem bezig geweest, tot hij op 31 maart 1714, samen met zijn vriend Abraham de Back, uit Middelburg werd verbannen. Daarmee was men nog niet af van de Hattemisten waartoe zij behoorden (Pontiaan van Hattem) en onder wie Booms een van de vooraanstaande figuren was. In Middelburg en daar rondom, hadden zij een kring van volgelingen. Booms had zich ijverig bezig gehouden met de geschriften van de in 1683 afgezette predikant van St .Philipsland. Bovendien had hij zich verdiept in Spinoza. Hij leidde een conventikel, zoals er in die tijd zovele waren, waar een bepaalde mystiek voor de hoogste wijsheid en vroomheid gold. (Ook Verschoristen of Hebreeën lieten in die tijd van zich horen). Booms' zonderlinge uitspraken, die in geen geval lagen in de lijn van de gereformeerde leer, begonnen steeds meer mensen te trekken, waaronder aanzienlijken als Jacob Roggeveen.

Onderzoek door de kerkenraad

Bepaalde stellingen kwamen ook in de kerkenraad ter sprake. Deze besloot Booms van het avondmaal te weren (1698). De magistraat verbood zijn samenkomsten, waardoor hij echter alleen maar meer mensen achter zich kreeg. Op 2 juli 1707 gaf de kerkeraad aan de predikanten Immens, Van Aalst en Smytegelt opdracht een onderzoek in te stellen naar de oefeningen en gevoelens van Booms. Eén 20 stellingen werden opgesteld, maar Booms weigerde in die kerkenraad te komen. Toen het rapport van de drie predikanten op 8 maart 1710 klaar was, bleek men er verlegen mee. De aanhangers van Booms namen steeds toe. Het hielp niet toen de kerkeraad nog eens extra waarschuwde tegen wispelturige en nieuwszuchtige mensen. In de volgende jaren verscheen het ene anonieme vlugschrift na het andere. De classis ging zich ermee bemoeien en zond een remonstrantie naar de Staten van Zeeland, die immers de afzetting van Van Hattem in 1683 en die van Gosuinus Buitendijck in 1711 hadden bekrachtigd. Booms schreef hierop zijn Missive dienende tot antwoord enz. en later zijn Brief van Theophilus. Dit laatste gaf ds. Carolus Tuinman aanleiding tot zijn Heillooze gruwelleere der vrij geesten. De zaak werd al benauwder. De kerkenraad vergaderde soms tweemaal per week. Op 31 januari 1714 werd Booms geëxcommuniceerd, welk vonnis door de classis werd bevestigd. Hij was, naar het oordeel van de kerkenraad van de ware christelijke godsdienst afgevallen tot 'atheïsterije en libertinisterije.' De classis richtte zich tot de Staten. Deze stelden een boete in op ongeoorloofde bijeenkomsten en conventikelen. De vroedschap verbande Booms, maar ook daarmee was de zaak niet afgelopen.

Verdediging tegen de kerkenraad en classis

Na zijn excommunicatie verscheen een 'Brief aan Theophilus', waarin de zaak van Booms en de zijnen werd verdedigd, spoedig gevolgd door een 'Missive aan den Heer Carolus Tuinman enz. door Constantinus Prudens (Altena 1714). Men hield Booms voor de schrijver. Openlijk kwam deze in ieder geval voor de dag in zijn 'Apologie of Verantwoording' (1714). De magistraat van Middelburg verbood dit boek. De kerkeraad droeg ds. Tuinman op deze apologie te beantwoorden en zo kwam in 1715 uit 'Shibboleth', waarin een overzicht verkregen werd van heel de zaak Booms, gezien vanuit het oogpunt van de kerkenraad. De beroeringen in de Middelburgse gemeente bleven en toen het eerste deel van de geschriften van Van Hattem, bezorgd door Jacob Roggeveen, in 1718 verscheen, laaide de strijd opnieuw op, zij het in mindere mate. Vanuit onze tijd gezien is een zaak als die van Booms moeilijk te begrijpen. Gezien vanuit een tijd dat er een nauwe samenwerking was tussen overheid en kerk, ligt dit anders. Onrust in de kerk was ook onrust bij de overheid. De kerkeraad van Middelburg zag bij Booms en de zijnen terecht verstorende, onrechtzinnige elementen, terwijl deze juist gesteund werden door hen, die het keurslijf dat kerk en overheid aanlegden, te benauwd vonden. Het moeilijke bij de beoordeling van Booms is, dat hij zegt in te stemmen met de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus. Booms hechtte echter een andere betekenis aan dogmatische grondbegrippen.

Verbanning

Na zijn verbanning uit Middelburg (er zouden er nog heel wat volgen) heeft Booms een zwervend leven geleid. Soms was hij onder de wallen van Middelburg, waar zijn aanhang hem weer toevloeide. Door heel Zeeland vond hij zijn conventikelen. In Bergen op Zoom, waar hij zich tijdelijk vestigde werd hij na 5 april 1715 niet langer geduld. In Roosendaal kwam de band met ds. Buitendijck tot stand. Voortaan zouden deze twee gezamenlijk optrekken. Samen vestigden zij zich in Breda en hadden er hun conventikel, tot het ook daar in 1718 te warm werd. Overal hielden zij hun oefeningen. In 1726 was Booms weer terug in Breda, samen met Buitendijck, welke laatste weer werd verbannen. Een paar jaar later bleek Booms te zijn gestorven. Tot in het midden van de 18de eeuw is het Hattemisme actief geweest, daarna verdween het langzaam.

AUTEUR

-S.J.M. Hulsbergen

Literatuur

-Roelof van Gelder, Naar het aards paradijs. Het rusteloze leven van Jacob Roggeveen, ontdekker van Paaseiland, 1659-1729 (Amsterdam, 2012).

-Nagtglas, Levensberichten.

-Nagtglas, AIgemeene kerkeraad.

-N.N.B.W.

-Wybrands, Marinus Booms.