Johannes Becius: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Johan Francke (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Johan Francke (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 10: Regel 10:
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/ ]
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/ ]
}}
}}
== Biografie ==
== Levensloop ==
Becius studeerde vanaf 1643 in Utrecht, werd daarna proponent bij de classis Walcheren. Reeds toen zat men kerkelijk al enigszins verlegen met hem; hij werd aangesteld als praeceptor aan de Latijnse School en in 1652 als predikant gezonden naar de Olijfberg, de schuilgemeente te Antwerpen. In 1664 woonde Becius weer in Middelburg waar bleek dat hij dogmatisch niet zuiver op de graad was. Hij werd door de kerkeraad ter verantwoording geroepen door zijn opmerking over de H.Geest als derde persoon in de Drie-eenheid: `zo wil de gereformeerde kerk het, doch ik zie geen bewijs in Gods Woord'. Heel het leerstuk van de Drie-eenheid werd er toen bijgehaald en Becius achtte het daarom beter uit zijn geboorteland te vertrekken. Een kerkelijke attestatie werd hem echter geweigerd, een censuur-maatregel dus, wat in die dagen nogal wat betekende. Toen hij in 1668 weer in Middelburg terug kwam, werd hij aangezien als een ketter bij uitstek. Dit bracht hem ertoe zich schriftelijk te verdedigen in zijn Apologia modesta (44 blz.), waarover de kerkeraad zeer ontstemd was. Ook de magistraat liet van het stadhuis afkondigen dat het een godslasterlijk en fundamenteel dwalend schrift was. Hij verbood de verspreiding en wie reeds een exemplaar had moest het inleveren op het gemeentehuis. Becius zelf werd verbannen uit Middelburg. In een volgend verweerschrift Defensio Apologiae Modestae noemde hij zich een aanhanger van Socinus (1539-1604), de unitariër, die zich keerde tegen de leer van de drie-eenheid Gods. Eveneens schaarde hij zich aan de zijde van Arminius. Tegen de Apologia werd druk gepolemiseerd, waarop Becius het antwoord niet schuldig bleef. Hij vond dat men te allen tijde vrij moest zijn van gewetensdwang. In 1678 verscheen zijn Institutio Christiana of Christelijk Onderwijs, welk boek gezien wordt als zijn belangrijkste werk. Telkens wanneer hij aangevallen werd sloeg hij terug. Zo verscheen in 1681 zijn Verantwoording voor de verdrukte Waerheyd, waarin hij nog eens krachtig opkwam voor gewetensvrijheid. Tot het einde van zijn leven is hij zijn beginselen trouw gebleven. Becius is een voorbeeld hoe in Zeeland afwijkende meningen niet werden geduld, noch door de kerk noch door de overheid.
Becius studeerde vanaf 1643 in Utrecht, werd daarna proponent bij de classis Walcheren. Reeds toen zat men kerkelijk al enigszins verlegen met hem; hij werd aangesteld als praeceptor aan de Latijnse School en in 1652 als predikant gezonden naar de Olijfberg, de schuilgemeente te Antwerpen. In 1664 woonde Becius weer in Middelburg waar bleek dat hij dogmatisch niet zuiver op de graad was. Hij werd door de kerkeraad ter verantwoording geroepen door zijn opmerking over de H.Geest als derde persoon in de Drie-eenheid: `zo wil de gereformeerde kerk het, doch ik zie geen bewijs in Gods Woord'. Heel het leerstuk van de Drie-eenheid werd er toen bijgehaald en Becius achtte het daarom beter uit zijn geboorteland te vertrekken. Een kerkelijke attestatie werd hem echter geweigerd, een censuur-maatregel dus, wat in die dagen nogal wat betekende.  
 
== Prestaties ==
Toen hij in 1668 weer in Middelburg terug kwam, werd hij aangezien als een ketter bij uitstek. Dit bracht hem ertoe zich schriftelijk te verdedigen in zijn ‘Apologia modesta’ (44 blz.), waarover de kerkeraad zeer ontstemd was. Ook de magistraat liet van het stadhuis afkondigen dat het een godslasterlijk en fundamenteel dwalend schrift was. Hij verbood de verspreiding en wie reeds een exemplaar had moest het inleveren op het gemeentehuis. Becius zelf werd verbannen uit Middelburg. In een volgend verweerschrift ‘Defensio Apologiae Modestae’ noemde hij zich een aanhanger van Socinus (1539-1604), de unitariër, die zich keerde tegen de leer van de drie-eenheid Gods. Eveneens schaarde hij zich aan de zijde van Arminius. Tegen de Apologia werd druk gepolemiseerd, waarop Becius het antwoord niet schuldig bleef. Hij vond dat men te allen tijde vrij moest zijn van gewetensdwang. In 1678 verscheen zijn ‘Institutio Christiana of Christelijk Onderwijs’, welk boek gezien wordt als zijn belangrijkste werk. Telkens wanneer hij aangevallen werd sloeg hij terug. Zo verscheen in 1681 zijn ‘Verantwoording voor de verdrukte Waerheyd’, waarin hij nog eens krachtig opkwam voor gewetensvrijheid. Tot het einde van zijn leven is hij zijn beginselen trouw gebleven. Becius is een voorbeeld hoe in Zeeland afwijkende meningen niet werden geduld, noch door de kerk noch door de overheid.


== Tekst Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984 ==
== Tekst Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984 ==

Versie van 23 jul 2015 10:24

Johannes Becius
Bestand:.jpg
'
Geboren ca. 1626 Middelburg
Overleden1686 Amsterdam
Beroep theolooog
VIAF [1]

Levensloop

Becius studeerde vanaf 1643 in Utrecht, werd daarna proponent bij de classis Walcheren. Reeds toen zat men kerkelijk al enigszins verlegen met hem; hij werd aangesteld als praeceptor aan de Latijnse School en in 1652 als predikant gezonden naar de Olijfberg, de schuilgemeente te Antwerpen. In 1664 woonde Becius weer in Middelburg waar bleek dat hij dogmatisch niet zuiver op de graad was. Hij werd door de kerkeraad ter verantwoording geroepen door zijn opmerking over de H.Geest als derde persoon in de Drie-eenheid: `zo wil de gereformeerde kerk het, doch ik zie geen bewijs in Gods Woord'. Heel het leerstuk van de Drie-eenheid werd er toen bijgehaald en Becius achtte het daarom beter uit zijn geboorteland te vertrekken. Een kerkelijke attestatie werd hem echter geweigerd, een censuur-maatregel dus, wat in die dagen nogal wat betekende.

Prestaties

Toen hij in 1668 weer in Middelburg terug kwam, werd hij aangezien als een ketter bij uitstek. Dit bracht hem ertoe zich schriftelijk te verdedigen in zijn ‘Apologia modesta’ (44 blz.), waarover de kerkeraad zeer ontstemd was. Ook de magistraat liet van het stadhuis afkondigen dat het een godslasterlijk en fundamenteel dwalend schrift was. Hij verbood de verspreiding en wie reeds een exemplaar had moest het inleveren op het gemeentehuis. Becius zelf werd verbannen uit Middelburg. In een volgend verweerschrift ‘Defensio Apologiae Modestae’ noemde hij zich een aanhanger van Socinus (1539-1604), de unitariër, die zich keerde tegen de leer van de drie-eenheid Gods. Eveneens schaarde hij zich aan de zijde van Arminius. Tegen de Apologia werd druk gepolemiseerd, waarop Becius het antwoord niet schuldig bleef. Hij vond dat men te allen tijde vrij moest zijn van gewetensdwang. In 1678 verscheen zijn ‘Institutio Christiana of Christelijk Onderwijs’, welk boek gezien wordt als zijn belangrijkste werk. Telkens wanneer hij aangevallen werd sloeg hij terug. Zo verscheen in 1681 zijn ‘Verantwoording voor de verdrukte Waerheyd’, waarin hij nog eens krachtig opkwam voor gewetensvrijheid. Tot het einde van zijn leven is hij zijn beginselen trouw gebleven. Becius is een voorbeeld hoe in Zeeland afwijkende meningen niet werden geduld, noch door de kerk noch door de overheid.

Tekst Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Auteur

-S.J.M. Hulsbergen

Literatuur

-De la Rue, Geletterd Zeeland.

-Nagtglas, Levensberichten.

-Biographisch woordenboek Prot. godgeleerden.

-Kok, Vaderlandsch woordenboek.