Cornelis Geleynsz. Leeste: verschil tussen versies
k Johan Francke heeft pagina Cornelis Geleynsz. (Leynsen) hernoemd naar Cornelis Geleynsz. Leeste |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 12: | Regel 12: | ||
Vermoedelijk is hij reeds vroeg naar zee gegaan en opgeklommen tot kapitein, in welke functie hij diende in de vloot, die in 1588 onder de Zeeuwse luitenant-admiraal Justinus van Nassau de Vlaamse kust blokkeerde en zo Parma belette zich te verenigen met de Armada. In 1596 fungeerde hij als schout-bij-nacht in de Nederlandse hulpvloot, die onder Johan van Duivenvoorde van Warmond samen met de Engelse vloot onder Charles Howard een aanval op Cadiz uitvoerde en de stad veroverde. Dezelfde functie bekleedde hij in de Nederlandse vloot die onder bevel van Pieter van der Does in 1599 een tocht ondernam naar Coruna, de Canarische eilanden en Santo Thomé. Hij commandeerde het eskader van de blauwe vlag. Bij Santo Thomé werd de vloot getroffen door een epidemie. Van der Does, zijn vice-admiraal en 1800 man bezweken. Geleynsz. nam het opperbevel op zich en slaagde erin de door sterfte en storm ontredderde vloot behouden in het vaderland binnen te brengen. Het jaar daarop diende hij bij de vloot die de expeditie van Prins Maurits naar Vlaanderen vanuit zee ondersteunde. | Vermoedelijk is hij reeds vroeg naar zee gegaan en opgeklommen tot kapitein, in welke functie hij diende in de vloot, die in 1588 onder de Zeeuwse luitenant-admiraal Justinus van Nassau de Vlaamse kust blokkeerde en zo Parma belette zich te verenigen met de Armada. In 1596 fungeerde hij als schout-bij-nacht in de Nederlandse hulpvloot, die onder Johan van Duivenvoorde van Warmond samen met de Engelse vloot onder Charles Howard een aanval op Cadiz uitvoerde en de stad veroverde. Dezelfde functie bekleedde hij in de Nederlandse vloot die onder bevel van Pieter van der Does in 1599 een tocht ondernam naar Coruna, de Canarische eilanden en Santo Thomé. Hij commandeerde het eskader van de blauwe vlag. Bij Santo Thomé werd de vloot getroffen door een epidemie. Van der Does, zijn vice-admiraal en 1800 man bezweken. Geleynsz. nam het opperbevel op zich en slaagde erin de door sterfte en storm ontredderde vloot behouden in het vaderland binnen te brengen. Het jaar daarop diende hij bij de vloot die de expeditie van Prins Maurits naar Vlaanderen vanuit zee ondersteunde. | ||
Eind zestiende ging het grootste deel van het marinebudget op aan het in stand houden van een permanente vloot voor de Vlaamse kust. Toen Filips III de handel op Spanje in het geheel verbood, werd in de Republiek duidelijk dat strenge respresailles noodzakelijk waren om de impasse te doorbreken. Allereerst moesten er meer inkomsten uit bijvoorbeeld vermogensbelastingen en convooi- en licentgelden voor de scheepvaart worden binnengehaald. De admiraliteitscolleges kochten grote hoeveelheden proviand, ammunitie en scheepsbehoeften op termijn. Met de opbrengst van buit op Spanje in de Europese en Indische wateren hoopte men dit financiële debet weer aan te vullen. De vloot die hiertoe werd uitgerust moest een vast punt zien te veroveren waar vandaan de handel aan alle naties, ook neutralen, kon worden belet. Verder moest de Spaanse vloot vernietigd worden en het uitvaren van de koopvaardijvloot van Sevilla worden verhinderd en de vandaar komende retourvloot worden opgevangen. De buit zou vervolgens naar de Republiek moeten worden gebracht, waarna een ander deel van de vloot de Spaanse koloniën aan zou tasten. Enkele jaren eerder, in juni 1596 was al een Engels-Nederlandse vloot uitgerust die een raid op Cadiz had uitgevoerd. De Vlissingse vice-admiraal Cornelis Geleynsz. Leeste had hieraan deelgenomen met vijftien Zeeuwse oorlogsbodems en zes heudes en een vlieboot geladen met ammunitie en victualie. Geleynsz. Leeste was in 1599 opnieuw vice-admiraal van een vloot van Hollandse en Zeeuwse schepen, waaronder vier nieuwe van duizend ton, uitgerust met een expedtiemacht van achtduizend man ‘graeuw en geboefte.’ De vloot bestond uit 73 schepen met een bemanning van 8.000 koppen die koers zette naar Spanje. De bedoeling was het vernielen van de Spaanse zeemacht, die voor de Galicische stad La Coruna lag en, indien die aanslag mislukken zou, een andere plaats van het Spaanse gebied aan te tasten en te veroveren. Op 15 mei 1599 voer de vloot uit De vloot, die uit drie eskaders bestond, werd gecommandeerd door Jhr. Pieter van der Does, Jan Gerbrandtsz. en de Zeeuw Cornelis Geleynsz. Leeste. De laatste was door de admiraliteit Zeeland als vice-admiraal aangesteld en wordt doorgaans Cornelis Geleynsz. genoemd. Op 11 juni kwam de vloot voor La Coruna, maar de Spanjaarden bleken goed voorbereid op de aanval en er kon niets worden ondernomen, waarna werd besloten koers te zetten naar de Canarische Eilanden, waar men de 26ste juni aankwam. Na een inleidend bombardement op Las Palmas werd met 150 sloepen een invasie naar de wal ondernomen. De voornaamste buit vormden de bronzen kerkklokken van het eiland, die werden gebruikt om ze in de Republiek om te gieten tot scheepsgeschut. Onderhandelingen om de stad voor 400.000 dukaten te rantsoeneren mislukten noch een overgave kon worden bewerkstelligd en dus werd op 8 juli 1599 de stad in brand gestoken. Nadat Gerbrandsz. Met 35 schepen naar de Republiek terug was gestuurd om de geplunderde waar veilig te stellen zeilde de expeditievloot naar de Golf van Guinee. Daar werden op het eiland Sao Thomé 19.000 kisten suiker, 1.400 olifantstanden en veel geld en kanons buitgemaakt. Het klimaat zorgde er echter voor dat er een epidemie uitbrak, die de opperbevelhebber, vele officieren en meer dan duizend schepelingen het leven kostte –net zoveel als de krijgsacties aan slachtoffers hadden gekost. Geleynsz. Leeste, die nu luitenant-admiraal over de vloot was geworden, zag zich door dit gegeven geenszins gedemoraliseerd. Hij zond kapitein Hartman met zeven schepen en een jacht naar de kust van Brazilië om de Portugezen te bestoken. Met de overige schepen keerde hij huiswaarts om de veroverde Afrikaane prijsgoederen veilig te stellen. Door onderbemanning moest onderweg nog een schip worden opgegeven en de bemanning over andere schepen worden verdeeld. Geleynsz. Leeste liep in februari 1600 zijn thuishaven binnen. Hoewel de buit vrij groot was woog deze toch niet op tegen de expeditiekosten. | |||
De tocht ging de financiële draagkracht van de admiraliteiten te boven. Na afloop van de expeditie zagen de Admiraliteiten zich opgezadeld met een schuld van drie miljoen gulden. | |||
Ondanks het verlies geld deze tocht desondanks als een keerpunt in de Nederlandse marinegeschiedenis. De expeditie was een initiatief van de gezamenlijke admiraliteiten die voor het eerst een grote operatie buiten Europese wateren opzetten. De omvang van de scheepsmacht had dan ook een zorgvuldige planning vereist, inclusief de bevoorrading van de schepen voor negen maanden. Ook was op de vloot extra onderricht gegeven met betrekking tot de berekening van de lengtegraad op zee. De tocht stimuleerde onder meer de succesvolle tocht van de Zeeuw Willem de Zoete, heer van Haulthain, tegen de scheepvaart bij Lissabon in 1606. | |||
== Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984 == | == Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984 == | ||
Regel 23: | Regel 27: | ||
-Victor Enthoven, Zeeland en de opkomst van de Republiek. Handel en strijd in de Scheldedelta, c. 1550-1621 (Leiden, 1996). | -Victor Enthoven, Zeeland en de opkomst van de Republiek. Handel en strijd in de Scheldedelta, c. 1550-1621 (Leiden, 1996). | ||
-Johan Francke, 'Vice-admiraal Cornelis Geleynsz. Leeste en de expeditie naar Afrika, 1598-1600', in: | |||
-J.C. de Jonge, Het Nederlandsche zeewezen. Eerste deel (Haarlem, 2de dr., 1858). | -J.C. de Jonge, Het Nederlandsche zeewezen. Eerste deel (Haarlem, 2de dr., 1858). |
Versie van 7 jul 2015 14:17
Cornelis Geleynsz. Leeste | |
---|---|
Bestand:.jpg ' | |
Geboren | 1551 Vlissingen |
Overleden | 16 juni 1608 Vlissingen |
Beroep | vlootvoogd |
VIAF | [1] |
Vermoedelijk is hij reeds vroeg naar zee gegaan en opgeklommen tot kapitein, in welke functie hij diende in de vloot, die in 1588 onder de Zeeuwse luitenant-admiraal Justinus van Nassau de Vlaamse kust blokkeerde en zo Parma belette zich te verenigen met de Armada. In 1596 fungeerde hij als schout-bij-nacht in de Nederlandse hulpvloot, die onder Johan van Duivenvoorde van Warmond samen met de Engelse vloot onder Charles Howard een aanval op Cadiz uitvoerde en de stad veroverde. Dezelfde functie bekleedde hij in de Nederlandse vloot die onder bevel van Pieter van der Does in 1599 een tocht ondernam naar Coruna, de Canarische eilanden en Santo Thomé. Hij commandeerde het eskader van de blauwe vlag. Bij Santo Thomé werd de vloot getroffen door een epidemie. Van der Does, zijn vice-admiraal en 1800 man bezweken. Geleynsz. nam het opperbevel op zich en slaagde erin de door sterfte en storm ontredderde vloot behouden in het vaderland binnen te brengen. Het jaar daarop diende hij bij de vloot die de expeditie van Prins Maurits naar Vlaanderen vanuit zee ondersteunde.
Eind zestiende ging het grootste deel van het marinebudget op aan het in stand houden van een permanente vloot voor de Vlaamse kust. Toen Filips III de handel op Spanje in het geheel verbood, werd in de Republiek duidelijk dat strenge respresailles noodzakelijk waren om de impasse te doorbreken. Allereerst moesten er meer inkomsten uit bijvoorbeeld vermogensbelastingen en convooi- en licentgelden voor de scheepvaart worden binnengehaald. De admiraliteitscolleges kochten grote hoeveelheden proviand, ammunitie en scheepsbehoeften op termijn. Met de opbrengst van buit op Spanje in de Europese en Indische wateren hoopte men dit financiële debet weer aan te vullen. De vloot die hiertoe werd uitgerust moest een vast punt zien te veroveren waar vandaan de handel aan alle naties, ook neutralen, kon worden belet. Verder moest de Spaanse vloot vernietigd worden en het uitvaren van de koopvaardijvloot van Sevilla worden verhinderd en de vandaar komende retourvloot worden opgevangen. De buit zou vervolgens naar de Republiek moeten worden gebracht, waarna een ander deel van de vloot de Spaanse koloniën aan zou tasten. Enkele jaren eerder, in juni 1596 was al een Engels-Nederlandse vloot uitgerust die een raid op Cadiz had uitgevoerd. De Vlissingse vice-admiraal Cornelis Geleynsz. Leeste had hieraan deelgenomen met vijftien Zeeuwse oorlogsbodems en zes heudes en een vlieboot geladen met ammunitie en victualie. Geleynsz. Leeste was in 1599 opnieuw vice-admiraal van een vloot van Hollandse en Zeeuwse schepen, waaronder vier nieuwe van duizend ton, uitgerust met een expedtiemacht van achtduizend man ‘graeuw en geboefte.’ De vloot bestond uit 73 schepen met een bemanning van 8.000 koppen die koers zette naar Spanje. De bedoeling was het vernielen van de Spaanse zeemacht, die voor de Galicische stad La Coruna lag en, indien die aanslag mislukken zou, een andere plaats van het Spaanse gebied aan te tasten en te veroveren. Op 15 mei 1599 voer de vloot uit De vloot, die uit drie eskaders bestond, werd gecommandeerd door Jhr. Pieter van der Does, Jan Gerbrandtsz. en de Zeeuw Cornelis Geleynsz. Leeste. De laatste was door de admiraliteit Zeeland als vice-admiraal aangesteld en wordt doorgaans Cornelis Geleynsz. genoemd. Op 11 juni kwam de vloot voor La Coruna, maar de Spanjaarden bleken goed voorbereid op de aanval en er kon niets worden ondernomen, waarna werd besloten koers te zetten naar de Canarische Eilanden, waar men de 26ste juni aankwam. Na een inleidend bombardement op Las Palmas werd met 150 sloepen een invasie naar de wal ondernomen. De voornaamste buit vormden de bronzen kerkklokken van het eiland, die werden gebruikt om ze in de Republiek om te gieten tot scheepsgeschut. Onderhandelingen om de stad voor 400.000 dukaten te rantsoeneren mislukten noch een overgave kon worden bewerkstelligd en dus werd op 8 juli 1599 de stad in brand gestoken. Nadat Gerbrandsz. Met 35 schepen naar de Republiek terug was gestuurd om de geplunderde waar veilig te stellen zeilde de expeditievloot naar de Golf van Guinee. Daar werden op het eiland Sao Thomé 19.000 kisten suiker, 1.400 olifantstanden en veel geld en kanons buitgemaakt. Het klimaat zorgde er echter voor dat er een epidemie uitbrak, die de opperbevelhebber, vele officieren en meer dan duizend schepelingen het leven kostte –net zoveel als de krijgsacties aan slachtoffers hadden gekost. Geleynsz. Leeste, die nu luitenant-admiraal over de vloot was geworden, zag zich door dit gegeven geenszins gedemoraliseerd. Hij zond kapitein Hartman met zeven schepen en een jacht naar de kust van Brazilië om de Portugezen te bestoken. Met de overige schepen keerde hij huiswaarts om de veroverde Afrikaane prijsgoederen veilig te stellen. Door onderbemanning moest onderweg nog een schip worden opgegeven en de bemanning over andere schepen worden verdeeld. Geleynsz. Leeste liep in februari 1600 zijn thuishaven binnen. Hoewel de buit vrij groot was woog deze toch niet op tegen de expeditiekosten. De tocht ging de financiële draagkracht van de admiraliteiten te boven. Na afloop van de expeditie zagen de Admiraliteiten zich opgezadeld met een schuld van drie miljoen gulden. Ondanks het verlies geld deze tocht desondanks als een keerpunt in de Nederlandse marinegeschiedenis. De expeditie was een initiatief van de gezamenlijke admiraliteiten die voor het eerst een grote operatie buiten Europese wateren opzetten. De omvang van de scheepsmacht had dan ook een zorgvuldige planning vereist, inclusief de bevoorrading van de schepen voor negen maanden. Ook was op de vloot extra onderricht gegeven met betrekking tot de berekening van de lengtegraad op zee. De tocht stimuleerde onder meer de succesvolle tocht van de Zeeuw Willem de Zoete, heer van Haulthain, tegen de scheepvaart bij Lissabon in 1606.
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Auteurs
J.A. van der Kooij
Literatuur
-J.R. Bruijn, Varend verleden. De Nederlandse oorlogsvloot in de 17de en 18de eeuw (Amsterdam, 1998).
-Victor Enthoven, Zeeland en de opkomst van de Republiek. Handel en strijd in de Scheldedelta, c. 1550-1621 (Leiden, 1996).
-Johan Francke, 'Vice-admiraal Cornelis Geleynsz. Leeste en de expeditie naar Afrika, 1598-1600', in:
-J.C. de Jonge, Het Nederlandsche zeewezen. Eerste deel (Haarlem, 2de dr., 1858).
-J.H. Kernkamp, De handel op den vijand 1572-1609. II 1588-1609 (Utrecht, 1934).
-J.C. Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Tweede deel (Amsterdam, 1940).
-Stephen en Elizabeth Usherwood, The Counter Armada, 1596. The Journall of the ‘Mary Rose’ (Annapolis, 1983).