Boomgaardkotje: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
|||
Regel 8: | Regel 8: | ||
== Overgebleven exemplaar == | == Overgebleven exemplaar == | ||
[[Bestand:boomgaardkotje_0125.jpg|left|thumb|250px|Willem Louwerse uit Oostkapelle huurde lange tijd het stukje land tussen Noordweg 50 en Noordweg 52. Hij teelde er groenten, aardappels en bruine bonen. Hier dorst hij de bonen in het boogaardkotje dat bij het perceel hoort. Willem staat waarschijnlijk met de vlui in de hand. Buiten liggen nog ongedorsen bonen te wachten. Aan de zijkant staan de ruiterstokken, de 'pessen' waaruit een bonenruiter was opgebouwd. Op de ruiters droogden de bonen tot ze in het najaar of de vroege winter droog genoeg waren voor het dorsen, foto: Jan Zwemer, 1979]] | |||
Te Oostkapelle op Walcheren is een heel oud exemplaar, dat mogelijk dateert uit de negentiende eeuw, bewaard gebleven. Het is opgetrokken in steen en heeft een afsluitbare deur, vermoedelijk vanwege de ligging aan de ook destijds al vrij drukke Noordweg tussen Oostkapelle en Serooskerke. Het komt qua vorm overeen met de kotjes in de boomgaarden in Zuid-Beveland en is zo’n 4 meter breed en ruim 2,5 meter diep. Ook de hoogte aan de voorkant is circa 2,5 meter. Op het perceel waarop het staat werden oorspronkelijk zwarte bessen geteeld, die door vrouwen uit Oostkapelle werden geplukt voor de eigenaar, tevens caféhouder. Dit boomgaardkotje heeft de inundatie van 1944/1945 overleefd doordat het op een relatief hooggelegen plaats stond. Naderhand was het perceel land in gebruik bij een dorpsbewoner die er in zijn vrije tijd groenten, boontjes en aardappelen teelde. Hij gebruikte het kotje om er klein landbouwgereedschap in op te bergen. De huidige eigenaar heeft als doelstelling het kotje in redelijke staat te behouden. | Te Oostkapelle op Walcheren is een heel oud exemplaar, dat mogelijk dateert uit de negentiende eeuw, bewaard gebleven. Het is opgetrokken in steen en heeft een afsluitbare deur, vermoedelijk vanwege de ligging aan de ook destijds al vrij drukke Noordweg tussen Oostkapelle en Serooskerke. Het komt qua vorm overeen met de kotjes in de boomgaarden in Zuid-Beveland en is zo’n 4 meter breed en ruim 2,5 meter diep. Ook de hoogte aan de voorkant is circa 2,5 meter. Op het perceel waarop het staat werden oorspronkelijk zwarte bessen geteeld, die door vrouwen uit Oostkapelle werden geplukt voor de eigenaar, tevens caféhouder. Dit boomgaardkotje heeft de inundatie van 1944/1945 overleefd doordat het op een relatief hooggelegen plaats stond. Naderhand was het perceel land in gebruik bij een dorpsbewoner die er in zijn vrije tijd groenten, boontjes en aardappelen teelde. Hij gebruikte het kotje om er klein landbouwgereedschap in op te bergen. De huidige eigenaar heeft als doelstelling het kotje in redelijke staat te behouden. | ||
[[Bestand:boomgaardkotje.jpg|left|thumb|300px|Een inmiddels verdwenen boomgaardkotje bij Nisse, foto: Gerard Smallegange, 2005, in: idem, ''Leven op 't hof. Mensen en beesten op Zeeuwse boerderijen'' (Goes, 2005) 115]] | [[Bestand:boomgaardkotje.jpg|left|thumb|300px|Een inmiddels verdwenen boomgaardkotje bij Nisse, foto: Gerard Smallegange, 2005, in: idem, ''Leven op 't hof. Mensen en beesten op Zeeuwse boerderijen'' (Goes, 2005) 115]] | ||
== AUTEUR == | == AUTEUR == | ||
Jan Zwemer, 2013 | Jan Zwemer, 2013 |
Versie van 16 okt 2014 08:56
Boomgaardkotje |
---|
Schuurtje, meestal gesitueerd direct na het ingangshek van een boomgaard, voor het opbergen van kisten, fruitmanden, zakken, ladders en ander gereedschap. Het kotje kenmerkte zich dan ook door een geur van jute, fruit en teer (van de geteerde planken). Het boo(m)gaardkotje werd ook gebruikt om tijdens de pluk te schaften met het tijdelijk personeel en daarom stonden er eventueel ook banken. Er kon ook worden geschuild bij zwaar weer. ‘Het klassieke boomgaardhokje,’ aldus G. Smallegange, ‘had wanden van zwarte, gepotdekselde planken, een lessenaarsdakje en het was aan de voorkant open.’ In elk geval een deel van de hokjes had een pannendak. De jeugd nam soms ’s avonds bezit van de hokjes omdat het een rustige plaats was om te vrijen. De hokjes stonden immers verspreid tussen de dorpen in de fruitboomgaarden en waren open. Omdat de meeste boo(m)gaardkotjes van hout waren, verdwenen vele na het in onbruik raken ervan vanaf een bepaald tijdstip in de tweede helft van de twintigste eeuw.
Overgebleven exemplaar
Te Oostkapelle op Walcheren is een heel oud exemplaar, dat mogelijk dateert uit de negentiende eeuw, bewaard gebleven. Het is opgetrokken in steen en heeft een afsluitbare deur, vermoedelijk vanwege de ligging aan de ook destijds al vrij drukke Noordweg tussen Oostkapelle en Serooskerke. Het komt qua vorm overeen met de kotjes in de boomgaarden in Zuid-Beveland en is zo’n 4 meter breed en ruim 2,5 meter diep. Ook de hoogte aan de voorkant is circa 2,5 meter. Op het perceel waarop het staat werden oorspronkelijk zwarte bessen geteeld, die door vrouwen uit Oostkapelle werden geplukt voor de eigenaar, tevens caféhouder. Dit boomgaardkotje heeft de inundatie van 1944/1945 overleefd doordat het op een relatief hooggelegen plaats stond. Naderhand was het perceel land in gebruik bij een dorpsbewoner die er in zijn vrije tijd groenten, boontjes en aardappelen teelde. Hij gebruikte het kotje om er klein landbouwgereedschap in op te bergen. De huidige eigenaar heeft als doelstelling het kotje in redelijke staat te behouden.
AUTEUR
Jan Zwemer, 2013
LITERATUUR
-G. Smallegange, Leven op ’t hof. Mensen en beesten op Zeeuwse boerderijen (Goes, 2005) 116.
ILLUSTRATIE -G. Smallegange, Leven op ’t hof. Mensen en beesten op Zeeuwse boerderijen (Goes, 2005) 115.