Apothekers: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
[[Bestand:Apotheek1.jpg|thumb|right| | [[Bestand:Apotheek1.jpg|thumb|right|300px|Apotheek Ringeling aan de Lange Delft hoek Reigersstraat in Middelburg. Foto: J. Wolterbeek, 1998. Bron: ZB/Beeldbank Zeeland, rec.nr. 128172]] | ||
De farmacie stamt van de Arabieren, die bekend waren met sublimatie, kristallisering en destillatie. De Salerinaten (studenten aan de oudste medische hoge school van Europa, te Salerno) hebben hun kennis gecompileerd uit Arabische en Byzantijnse bronnen. In de 13e eeuw heeft Jan Yperman in zijn 'Boek van Medicinen' getracht de therapie met medicijnen van bijgeloof te ontdoen. Rembertus Dodonaeus (1515-1585) uit Mechelen schreef zijn beroemde Cruydeboeck, dat veel werd gebruikt. Het beroep werd aanvankelijk als minderwaardig beschouwd. De apotheker was een winkelier, die thuis hoorde in een gilde van kramers, wijntappers en 'confiseurs'. De oudst-bekende apotheek in den lande stond in 's-Hertogenbosch (1320). Iedere apotheker bezat het Antidotarium, in 1140 door Nicolaus, de proost van Salerno, uitgegeven. In later tijden, toen apothekers lid van een apart gilde moesten worden en aan examens onderworpen werden, waren zij verplicht een Dispensarium of Winckelboeck te bezitten. Over oude apotheken in Zeeland is vrij veel bronnenmateriaal bewaard, evenals over de ordonnantiën betreffende de uitoefening van het vak. Middelburg bezat een gildereglement sinds 1649, Zierikzee sinds 1674, Goes sinds 1603 (het gold zowel voor chirurgijns als apothekers). Geneesheren en apothekers waren vaak in onverkwikkelijke competentie-ruzies gewikkeld. Artikel 7 van de Zierikzeese ordonnantie duidt hier op: 'Zal geen apotheker vermogen zieken te gaan bezoeken of aan die voorschrijven of leveren eenige purgantia, sudorifera (zweetmiddelen) of dergelijke medicamenten; tenzij bij ordonnantie van Doctoren, of dat andersins iemant uyt eygen beweginge met name ofte voorschrift zich quam te eijsschen op boete van 3 guld te appliceren als boven en zullen de apothekers, gelijk de cirurghijns op aanklagte haar in handen van den Overdeken met eeden moeten suyveren'. In Goes werden de examens in 1727 verzwaard. De Goesse magistraat zag er sinds dat jaar nauwlettend op toe, dat drogisten zich niet voor apothekers uitgaven. Omdat Goes een surplus aan apothekers bezat, bepaalden Burgemeester en Raden in 1750, dat geen nieuwe apotheken geopend mochten worden en dat een apotheek moest sluiten, wanneer de bezitter, zonder vrouw of kroost, overleed.De Koninklijke Besluiten uit 1823 en 1824, die de Klinische Scholen in het leven riepen, openden ook de mogelijkheid om apothekers op te leiden in een tweejarige cursus. In de eerste Commissie wan Bestuur, gevuld met hoogst notabelen, had ook een apotheker zitting, J.J. Bresser, provisor in een apotheek op de Middelburgse Markt, welker stoep opgetuigd was met slangen en krokodillen. Johannes [[Priester]] doceerde aan de school farmacie. Hij kende geen vreemde talen. De vingerhoed vol Latijn die hij vergaard had, spuide hij graag, althans in afwezigheid van Latinisten. Hij dicteerde zijn studenten niet; hij doceerde op onwelluidende toon in onfraai Nederlands. Zijn leerlingen, van wie hij weinig wetenschappelijks eiste, maar die hij vriendschappelijk benaderde, hadden hem zeer lief. Zij prezen zijn spitsvondigheid en accuratesse. Hij eiste wel exacte kennis van de in gebruik zijnde handboeken over 'artzenijbereidkunde' en proefondervindelijke Scheikunde en over 'Vergiftige gewassen'.Hij deed niet aan microscopie, zijn vergrootglas was voor hem genoeg. Hij nam zijn leerlingen nooit mee op excursies, zodat zij voor botanie konden volstaan met kennis van de 400 planten in de [[Hortus]], die naar het stelsel van Linnaeus was ingericht. Studenten, die enigszins bij kas waren, trokken na het doorlopen van de cursus naar Holland om zich verder te bekwamen. Bij de metarmorfose van de school in 1853 bleef Priester zijn lectoraat vervullen. Toen hij in 1854 overleed, volgde Pieter Marinus de Ligny hem op. Deze was te Middelburg geboren, als zoon van een 'in den Berg Etna' wonende apotheker. Hij ontving zijn opleiding o.m. bij prof. G.J. Mulder te Utrecht. Evenals Priester was hij eenvoudig en hartelijk; hij was bovendien bekwaam in zijn vak. Door ervaringen met de Priester wijs geworden, droeg men het onderwijs in de physiea niet aan een farmaceut op, maar aan dr. Gijsbrecht van Hennekeler, leraar aan het Gymnasium in de Burgerschool. Uit eigen beurs stichtte deze een laboratorium aan huis, compleet met precisie-balansen, microscopen, spectroscopen en zeldzame preparaten. Alles tezamen heeft de school 164 kwekelingen in de farmacie gekend. De meeste studenten in de farmacie leefden stil en bedaard, dit in tegenstelling tot de aanstaande geneesheren, die veelal studentikoos de bloemetjes buiten zetten. | De farmacie stamt van de Arabieren, die bekend waren met sublimatie, kristallisering en destillatie. De Salerinaten (studenten aan de oudste medische hoge school van Europa, te Salerno) hebben hun kennis gecompileerd uit Arabische en Byzantijnse bronnen. In de 13e eeuw heeft Jan Yperman in zijn 'Boek van Medicinen' getracht de therapie met medicijnen van bijgeloof te ontdoen. Rembertus Dodonaeus (1515-1585) uit Mechelen schreef zijn beroemde Cruydeboeck, dat veel werd gebruikt. Het beroep werd aanvankelijk als minderwaardig beschouwd. De apotheker was een winkelier, die thuis hoorde in een gilde van kramers, wijntappers en 'confiseurs'. De oudst-bekende apotheek in den lande stond in 's-Hertogenbosch (1320). Iedere apotheker bezat het Antidotarium, in 1140 door Nicolaus, de proost van Salerno, uitgegeven. In later tijden, toen apothekers lid van een apart gilde moesten worden en aan examens onderworpen werden, waren zij verplicht een Dispensarium of Winckelboeck te bezitten. Over oude apotheken in Zeeland is vrij veel bronnenmateriaal bewaard, evenals over de ordonnantiën betreffende de uitoefening van het vak. Middelburg bezat een gildereglement sinds 1649, Zierikzee sinds 1674, Goes sinds 1603 (het gold zowel voor chirurgijns als apothekers). Geneesheren en apothekers waren vaak in onverkwikkelijke competentie-ruzies gewikkeld. Artikel 7 van de Zierikzeese ordonnantie duidt hier op: 'Zal geen apotheker vermogen zieken te gaan bezoeken of aan die voorschrijven of leveren eenige purgantia, sudorifera (zweetmiddelen) of dergelijke medicamenten; tenzij bij ordonnantie van Doctoren, of dat andersins iemant uyt eygen beweginge met name ofte voorschrift zich quam te eijsschen op boete van 3 guld te appliceren als boven en zullen de apothekers, gelijk de cirurghijns op aanklagte haar in handen van den Overdeken met eeden moeten suyveren'. | ||
In Goes werden de examens in 1727 verzwaard. De Goesse magistraat zag er sinds dat jaar nauwlettend op toe, dat drogisten zich niet voor apothekers uitgaven. Omdat Goes een surplus aan apothekers bezat, bepaalden Burgemeester en Raden in 1750, dat geen nieuwe apotheken geopend mochten worden en dat een apotheek moest sluiten, wanneer de bezitter, zonder vrouw of kroost, overleed.De Koninklijke Besluiten uit 1823 en 1824, die de Klinische Scholen in het leven riepen, openden ook de mogelijkheid om apothekers op te leiden in een tweejarige cursus. In de eerste Commissie wan Bestuur, gevuld met hoogst notabelen, had ook een apotheker zitting, J.J. Bresser, provisor in een apotheek op de Middelburgse Markt, welker stoep opgetuigd was met slangen en krokodillen. Johannes [[Priester]] doceerde aan de school farmacie. Hij kende geen vreemde talen. De vingerhoed vol Latijn die hij vergaard had, spuide hij graag, althans in afwezigheid van Latinisten. Hij dicteerde zijn studenten niet; hij doceerde op onwelluidende toon in onfraai Nederlands. Zijn leerlingen, van wie hij weinig wetenschappelijks eiste, maar die hij vriendschappelijk benaderde, hadden hem zeer lief. Zij prezen zijn spitsvondigheid en accuratesse. Hij eiste wel exacte kennis van de in gebruik zijnde handboeken over 'artzenijbereidkunde' en proefondervindelijke Scheikunde en over 'Vergiftige gewassen'.Hij deed niet aan microscopie, zijn vergrootglas was voor hem genoeg. Hij nam zijn leerlingen nooit mee op excursies, zodat zij voor botanie konden volstaan met kennis van de 400 planten in de [[Hortus]], die naar het stelsel van Linnaeus was ingericht. Studenten, die enigszins bij kas waren, trokken na het doorlopen van de cursus naar Holland om zich verder te bekwamen. Bij de metarmorfose van de school in 1853 bleef Priester zijn lectoraat vervullen. Toen hij in 1854 overleed, volgde Pieter Marinus de Ligny hem op. Deze was te Middelburg geboren, als zoon van een 'in den Berg Etna' wonende apotheker. Hij ontving zijn opleiding o.m. bij prof. G.J. Mulder te Utrecht. Evenals Priester was hij eenvoudig en hartelijk; hij was bovendien bekwaam in zijn vak. Door ervaringen met de Priester wijs geworden, droeg men het onderwijs in de physiea niet aan een farmaceut op, maar aan dr. Gijsbrecht van Hennekeler, leraar aan het Gymnasium in de Burgerschool. Uit eigen beurs stichtte deze een laboratorium aan huis, compleet met precisie-balansen, microscopen, spectroscopen en zeldzame preparaten. Alles tezamen heeft de school 164 kwekelingen in de farmacie gekend. De meeste studenten in de farmacie leefden stil en bedaard, dit in tegenstelling tot de aanstaande geneesheren, die veelal studentikoos de bloemetjes buiten zetten. | |||
==Auteur== | ==Auteur== |
Versie van 5 dec 2024 08:09
De farmacie stamt van de Arabieren, die bekend waren met sublimatie, kristallisering en destillatie. De Salerinaten (studenten aan de oudste medische hoge school van Europa, te Salerno) hebben hun kennis gecompileerd uit Arabische en Byzantijnse bronnen. In de 13e eeuw heeft Jan Yperman in zijn 'Boek van Medicinen' getracht de therapie met medicijnen van bijgeloof te ontdoen. Rembertus Dodonaeus (1515-1585) uit Mechelen schreef zijn beroemde Cruydeboeck, dat veel werd gebruikt. Het beroep werd aanvankelijk als minderwaardig beschouwd. De apotheker was een winkelier, die thuis hoorde in een gilde van kramers, wijntappers en 'confiseurs'. De oudst-bekende apotheek in den lande stond in 's-Hertogenbosch (1320). Iedere apotheker bezat het Antidotarium, in 1140 door Nicolaus, de proost van Salerno, uitgegeven. In later tijden, toen apothekers lid van een apart gilde moesten worden en aan examens onderworpen werden, waren zij verplicht een Dispensarium of Winckelboeck te bezitten. Over oude apotheken in Zeeland is vrij veel bronnenmateriaal bewaard, evenals over de ordonnantiën betreffende de uitoefening van het vak. Middelburg bezat een gildereglement sinds 1649, Zierikzee sinds 1674, Goes sinds 1603 (het gold zowel voor chirurgijns als apothekers). Geneesheren en apothekers waren vaak in onverkwikkelijke competentie-ruzies gewikkeld. Artikel 7 van de Zierikzeese ordonnantie duidt hier op: 'Zal geen apotheker vermogen zieken te gaan bezoeken of aan die voorschrijven of leveren eenige purgantia, sudorifera (zweetmiddelen) of dergelijke medicamenten; tenzij bij ordonnantie van Doctoren, of dat andersins iemant uyt eygen beweginge met name ofte voorschrift zich quam te eijsschen op boete van 3 guld te appliceren als boven en zullen de apothekers, gelijk de cirurghijns op aanklagte haar in handen van den Overdeken met eeden moeten suyveren'.
In Goes werden de examens in 1727 verzwaard. De Goesse magistraat zag er sinds dat jaar nauwlettend op toe, dat drogisten zich niet voor apothekers uitgaven. Omdat Goes een surplus aan apothekers bezat, bepaalden Burgemeester en Raden in 1750, dat geen nieuwe apotheken geopend mochten worden en dat een apotheek moest sluiten, wanneer de bezitter, zonder vrouw of kroost, overleed.De Koninklijke Besluiten uit 1823 en 1824, die de Klinische Scholen in het leven riepen, openden ook de mogelijkheid om apothekers op te leiden in een tweejarige cursus. In de eerste Commissie wan Bestuur, gevuld met hoogst notabelen, had ook een apotheker zitting, J.J. Bresser, provisor in een apotheek op de Middelburgse Markt, welker stoep opgetuigd was met slangen en krokodillen. Johannes Priester doceerde aan de school farmacie. Hij kende geen vreemde talen. De vingerhoed vol Latijn die hij vergaard had, spuide hij graag, althans in afwezigheid van Latinisten. Hij dicteerde zijn studenten niet; hij doceerde op onwelluidende toon in onfraai Nederlands. Zijn leerlingen, van wie hij weinig wetenschappelijks eiste, maar die hij vriendschappelijk benaderde, hadden hem zeer lief. Zij prezen zijn spitsvondigheid en accuratesse. Hij eiste wel exacte kennis van de in gebruik zijnde handboeken over 'artzenijbereidkunde' en proefondervindelijke Scheikunde en over 'Vergiftige gewassen'.Hij deed niet aan microscopie, zijn vergrootglas was voor hem genoeg. Hij nam zijn leerlingen nooit mee op excursies, zodat zij voor botanie konden volstaan met kennis van de 400 planten in de Hortus, die naar het stelsel van Linnaeus was ingericht. Studenten, die enigszins bij kas waren, trokken na het doorlopen van de cursus naar Holland om zich verder te bekwamen. Bij de metarmorfose van de school in 1853 bleef Priester zijn lectoraat vervullen. Toen hij in 1854 overleed, volgde Pieter Marinus de Ligny hem op. Deze was te Middelburg geboren, als zoon van een 'in den Berg Etna' wonende apotheker. Hij ontving zijn opleiding o.m. bij prof. G.J. Mulder te Utrecht. Evenals Priester was hij eenvoudig en hartelijk; hij was bovendien bekwaam in zijn vak. Door ervaringen met de Priester wijs geworden, droeg men het onderwijs in de physiea niet aan een farmaceut op, maar aan dr. Gijsbrecht van Hennekeler, leraar aan het Gymnasium in de Burgerschool. Uit eigen beurs stichtte deze een laboratorium aan huis, compleet met precisie-balansen, microscopen, spectroscopen en zeldzame preparaten. Alles tezamen heeft de school 164 kwekelingen in de farmacie gekend. De meeste studenten in de farmacie leefden stil en bedaard, dit in tegenstelling tot de aanstaande geneesheren, die veelal studentikoos de bloemetjes buiten zetten.
Auteur
A.M. Lauret
Literatuur
- Stoeder, Pharmacie.
- Van Pienbroek, Pharmacie.
- J .C. de Man, Geneeskundige school.