Aanwas (alluvio): verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Wim van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Wim van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
[[Bestand:DannyBlind_pzc7oktober1995pag60.JPG|thumb|right|200px|Danny Blind houdt hoog op een trapveldje in Souburg, foto: archief PZC, Bron: [https://krantenbankzeeland.nl/issue/pzc/1995-10-07/edition/null/page/20 Krantenbank Zeeland, PZC, 7 oktober 1995, pag. 20.]]]
[[Bestand:Aanwas1.jpg|thumb|right|200px|Aanwas bij het Land van Saaftinge, 7-9-1988. Bron: ZB/Beeldbank Zeeland, rec.nr. 62740]]


Natuurlijke uitbreiding van aan zee of stroom gelegen gronden, ontstaan doordat zand of kleideeltjes ten gevolge van een vermindering van de stroomsnelheid aldaar bezinken. Het proces van aanwas verloopt uiteraard zeer langzaam. In het nog geldende artikel 651 van het Burgerlijk Wetboek worden aanslijkingen en aanwassen 'aanspoelingen' genoemd. Aanwassen worden in Zeeland onderscheiden in 1) schorren: begroeide gronden die reeds tot iets beneden dan wel tot boven de hoogwaterlijn zijn aangegroeid; 2) slikken: onbegroeide gronden die nog bezig zijn aan te wassen en bij laag water nu eens droog dan weer onder water liggen. Oudtijds behoorden de aanwassen in Zeeland niet toe aan de oevereigenaren, doch aan de grafelijkheid en aan de ambachtsheren. De landsheer maakte hierop aanspraak krachtens het hem toekomende stroomen oeverregaal  [[regalia]]). De ambachtsheren in Zeeland hadden het recht van aanwas als een afgeleid regaal van de landsheer verworven, doordat deze dit recht kon vervreemden. Het recht van aanwas werd zodoende tot de [[ambachtsgevolgen]] van de (ambachts)heerlijkheid gerekend. Naar het tegenwoordige recht (B.W. art. 651) vallen aanslijkingen onbegroeide aanslibbing en aanwassen begroeide aanspoelingen toe aan de eigenaar van de oever.
Natuurlijke uitbreiding van aan zee of stroom gelegen gronden, ontstaan doordat zand of kleideeltjes ten gevolge van een vermindering van de stroomsnelheid aldaar bezinken. Het proces van aanwas verloopt uiteraard zeer langzaam. In het nog geldende artikel 651 van het Burgerlijk Wetboek worden aanslijkingen en aanwassen 'aanspoelingen' genoemd. Aanwassen worden in Zeeland onderscheiden in 1) schorren: begroeide gronden die reeds tot iets beneden dan wel tot boven de hoogwaterlijn zijn aangegroeid; 2) slikken: onbegroeide gronden die nog bezig zijn aan te wassen en bij laag water nu eens droog dan weer onder water liggen. Oudtijds behoorden de aanwassen in Zeeland niet toe aan de oevereigenaren, doch aan de grafelijkheid en aan de ambachtsheren. De landsheer maakte hierop aanspraak krachtens het hem toekomende stroomen oeverregaal  [[regalia]]). De ambachtsheren in Zeeland hadden het recht van aanwas als een afgeleid regaal van de landsheer verworven, doordat deze dit recht kon vervreemden. Het recht van aanwas werd zodoende tot de [[ambachtsgevolgen]] van de (ambachts)heerlijkheid gerekend. Naar het tegenwoordige recht (B.W. art. 651) vallen aanslijkingen onbegroeide aanslibbing en aanwassen begroeide aanspoelingen toe aan de eigenaar van de oever.

Huidige versie van 2 dec 2024 om 13:55

Aanwas bij het Land van Saaftinge, 7-9-1988. Bron: ZB/Beeldbank Zeeland, rec.nr. 62740

Natuurlijke uitbreiding van aan zee of stroom gelegen gronden, ontstaan doordat zand of kleideeltjes ten gevolge van een vermindering van de stroomsnelheid aldaar bezinken. Het proces van aanwas verloopt uiteraard zeer langzaam. In het nog geldende artikel 651 van het Burgerlijk Wetboek worden aanslijkingen en aanwassen 'aanspoelingen' genoemd. Aanwassen worden in Zeeland onderscheiden in 1) schorren: begroeide gronden die reeds tot iets beneden dan wel tot boven de hoogwaterlijn zijn aangegroeid; 2) slikken: onbegroeide gronden die nog bezig zijn aan te wassen en bij laag water nu eens droog dan weer onder water liggen. Oudtijds behoorden de aanwassen in Zeeland niet toe aan de oevereigenaren, doch aan de grafelijkheid en aan de ambachtsheren. De landsheer maakte hierop aanspraak krachtens het hem toekomende stroomen oeverregaal regalia). De ambachtsheren in Zeeland hadden het recht van aanwas als een afgeleid regaal van de landsheer verworven, doordat deze dit recht kon vervreemden. Het recht van aanwas werd zodoende tot de ambachtsgevolgen van de (ambachts)heerlijkheid gerekend. Naar het tegenwoordige recht (B.W. art. 651) vallen aanslijkingen onbegroeide aanslibbing en aanwassen begroeide aanspoelingen toe aan de eigenaar van de oever.

Auteur

P.H. Gallé

Literatuur

  • A.A. Beekman, Dijk-en Waterstaatsrecht.
  • Homan, Ambachtsheerlyke rechten.