Coccejanen en Voetianen: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 2: | Regel 2: | ||
| above = Coccejanen en Voetianen | | above = Coccejanen en Voetianen | ||
}} | }} | ||
[[Bestand: | [[Bestand:Coccejanen1.jpg|thumb|right|200px|Johannes Coccejus. Bron: Wikimedia Commons]] | ||
De Tweede Tachtigjarige Oorlog, zoals de strijd tussen Coccejanen en Voetianen werd genoemd, had vanzelfsprekend ook in Zeeland zijn invloed. Door de [[Nadere]] Reformatie was er een sterke binding van Zeeland met de universiteit van Utrecht, waar Voetius (1589-1676) domineerde. De coccejanen werden genoemd naar Coccejus (1603-1669), sedert 1650 hoogleraar te Leiden. Hij was een van de grote taalkundigen van zijn tijd, hetgeen van invloed was op de wijze, waarop hij de bijbel verklaarde. De leer der predestinatie, door de synode van Dordrecht (1628-1629) vastgelegd, was bij Coccejus van minder belang en ook het Oude Testament had voor hem een andere betekenis dan voor de Voetianen. Het voornaamste strijdpunt tussen de groepen was de zondagsrust. Coccejus rekende het vierde gebod tot de ceremoniële geboden, slechts geldig voor Israëli. Hij wilde wel de rustdag, maar alleen naar het voorbeeld van de eerste christengemeente. Dit was voor Zeeland, waar de sabbat-heiliging in hoog aanzien stond, zwaar verteerbaar. De Zeeuwse afvaardiging had op de Dordse Synode een voor hen bevestigende uitspraak omtrent de zondagsheiliging verkregen. Zeeland kreeg met Coccejanen te maken, doordat J. v.d. Wayen, die in 1672 te Middelburg was beroepen als Voetiaan, zich ontpopte als Coccejaan. De magistraat van Middelburg, blijkbaar aan de zijde der Coccejanen, trachtte een tweede Coccejaanse predikant te benoemen, nl. Willem Momma. Het was de bedoeling van de magistraat ook een Illustre school te stichten en Momma, hoogleraar te Ham in Duitsland, was ook daarvoor de geschikte persoon. Gesteund door het Collegium Qualificatum werd Momma beroepen. De classis Walcheren onthield zijn goedkeuring aan de benoeming en door bezwaren van andere classeswerd de kwestie een provinciale. | De Tweede Tachtigjarige Oorlog, zoals de strijd tussen Coccejanen en Voetianen werd genoemd, had vanzelfsprekend ook in Zeeland zijn invloed. Door de [[Nadere]] Reformatie was er een sterke binding van Zeeland met de universiteit van Utrecht, waar Voetius (1589-1676) domineerde. De coccejanen werden genoemd naar Coccejus (1603-1669), sedert 1650 hoogleraar te Leiden. Hij was een van de grote taalkundigen van zijn tijd, hetgeen van invloed was op de wijze, waarop hij de bijbel verklaarde. De leer der predestinatie, door de synode van Dordrecht (1628-1629) vastgelegd, was bij Coccejus van minder belang en ook het Oude Testament had voor hem een andere betekenis dan voor de Voetianen. Het voornaamste strijdpunt tussen de groepen was de zondagsrust. Coccejus rekende het vierde gebod tot de ceremoniële geboden, slechts geldig voor Israëli. Hij wilde wel de rustdag, maar alleen naar het voorbeeld van de eerste christengemeente. Dit was voor Zeeland, waar de sabbat-heiliging in hoog aanzien stond, zwaar verteerbaar. De Zeeuwse afvaardiging had op de Dordse Synode een voor hen bevestigende uitspraak omtrent de zondagsheiliging verkregen. Zeeland kreeg met Coccejanen te maken, doordat J. v.d. Wayen, die in 1672 te Middelburg was beroepen als Voetiaan, zich ontpopte als Coccejaan. De magistraat van Middelburg, blijkbaar aan de zijde der Coccejanen, trachtte een tweede Coccejaanse predikant te benoemen, nl. Willem Momma. Het was de bedoeling van de magistraat ook een Illustre school te stichten en Momma, hoogleraar te Ham in Duitsland, was ook daarvoor de geschikte persoon. Gesteund door het Collegium Qualificatum werd Momma beroepen. De classis Walcheren onthield zijn goedkeuring aan de benoeming en door bezwaren van andere classeswerd de kwestie een provinciale. | ||
Versie van 21 okt 2024 13:48
Coccejanen en Voetianen |
---|
De Tweede Tachtigjarige Oorlog, zoals de strijd tussen Coccejanen en Voetianen werd genoemd, had vanzelfsprekend ook in Zeeland zijn invloed. Door de Nadere Reformatie was er een sterke binding van Zeeland met de universiteit van Utrecht, waar Voetius (1589-1676) domineerde. De coccejanen werden genoemd naar Coccejus (1603-1669), sedert 1650 hoogleraar te Leiden. Hij was een van de grote taalkundigen van zijn tijd, hetgeen van invloed was op de wijze, waarop hij de bijbel verklaarde. De leer der predestinatie, door de synode van Dordrecht (1628-1629) vastgelegd, was bij Coccejus van minder belang en ook het Oude Testament had voor hem een andere betekenis dan voor de Voetianen. Het voornaamste strijdpunt tussen de groepen was de zondagsrust. Coccejus rekende het vierde gebod tot de ceremoniële geboden, slechts geldig voor Israëli. Hij wilde wel de rustdag, maar alleen naar het voorbeeld van de eerste christengemeente. Dit was voor Zeeland, waar de sabbat-heiliging in hoog aanzien stond, zwaar verteerbaar. De Zeeuwse afvaardiging had op de Dordse Synode een voor hen bevestigende uitspraak omtrent de zondagsheiliging verkregen. Zeeland kreeg met Coccejanen te maken, doordat J. v.d. Wayen, die in 1672 te Middelburg was beroepen als Voetiaan, zich ontpopte als Coccejaan. De magistraat van Middelburg, blijkbaar aan de zijde der Coccejanen, trachtte een tweede Coccejaanse predikant te benoemen, nl. Willem Momma. Het was de bedoeling van de magistraat ook een Illustre school te stichten en Momma, hoogleraar te Ham in Duitsland, was ook daarvoor de geschikte persoon. Gesteund door het Collegium Qualificatum werd Momma beroepen. De classis Walcheren onthield zijn goedkeuring aan de benoeming en door bezwaren van andere classeswerd de kwestie een provinciale.
Auteur
-S.J.M. Hulsbergen
Literatuur
-Boonen, De strijd tegen MOMMU.
-Reitsma, Geschiedenis.