Boeken, Verboden: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Importing text file
 
Wim van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 3: Regel 3:
}}
}}


==Verboden boeken==
Met de opkomst van de boekdrukkunst kwam al vrij spoedig de vraag naar voren: kan alles maar worden gedrukt? Deze vraag werd zeer urgent toen de kerk hervorming doorzette. Op 29 april 1522 verschijnt het eerste plakkaat van Karel V, waarin uitlevering van ketterse boeken werd geëist. Niemand mocht enig boek drukken zonder goedkeuring van de gecommitteerden van het Hof. Zelfs werd het als ketterij beschouwd wanneer iemand een beeltenis van Luther in zijn bezit had. In de volgende jaren werden de plakkaten strenger. Drukkers, boekverkopers en kopers werden bedreigd met verbanning, verbeurdverklaring en tenslotte met de dood op de brandstapel. Veel hielp het niet. Nog in 1529 werd bij een burger van Veere een tractaat van Garlstadt over de woorden van het Heilig Avondmaal gevonden. (J. van Iperen: Joh. Miggrode p.88). Vooral de z.g.n. vliegende blaadjes gingen van hand tot hand. Onder Karel V heeft Zeeland niet veel met drukkerijen te maken gehad. Na de bevrijding werd het al spoedig anders. Engelse dissenters lieten hier hun geschriften drukken. Ook in Zeeland heeft de drukpers, evenals in de andere provincies, een grote mate van vrijheid gehad. Maar weer kwam men voor de vraag te staan; kan alles worden gedrukt? In 1600 maakte de kerkeraad van Middelburg de magistraat attent op een zeker Frans boekje van Nicolaas Barnoud, in Middelburg woonachtig, dat vol stond met oude- en nieuwe ketterijen. Hij verzocht de vroedschap dit boekje te weren. Barnoud werd ontboden op het stadhuis. Hem werd gelast zijn exemplaren in te leveren en zich voortaan stil te houden, anders zouden er andere maatregelen worden genomen. In de tweede helft van de 17e eeuw werd het lastiger. Na moeilijkheden met de kerkeraad van Middelburg schreef Joh. Becius zijn Apologia modesta et christiana. Het boek was te Rotterdam gedrukt. Duidelijk bleek dat Becius overhelde naar het socianisme.De kerkeraad kreeg van de magistraat gedaan dat deze apologie als een godslasterlijk en dwalend geschrift op 2 juli 1668 werd verboden. Drie maanden later nam het Hof van Holland deze veroordeling over. Becius bleef een antwoord niet schuldig. Op last van de overheid werd dit boek openlijk door de stadsbeul verbrand. Een apart geval was: 'The Interest of these United Provinces Being a Defence of the Zeelanders choice', dat verscheen in 1673 en waarvan de schrijver was Joseph Hill, predikant van de Engelse gemeente Middelburg. Grotendeels lag dit boek op politiek terrein en dat nog wel midden in de oorlog met Engeland. Hill werd uit Zeeland verbannen tot na de oorlog. De Staten verboden het drukken en verkopen van dit geschrift en aan de beul werd gelast het te verbranden. Op 5 sept. 1673 werd het boekje door het Hof van Holland verboden, nadat de Staten van Holland hierin waren voorgegaan. Ook de Hattemisten hebben de Zeeuwse Gereformeerde Kerk nog al wat moeilijkheden bezorgd. Pontiaan van Hattem, afgezet in 1683 schreef, waarschijnlijk in 1686, een 'Brief aan zeker heer te Middelburg'. De Staten van Zeeland waren hierbij betrokken, omdat zij de besluiten van de [[coetus]], die van Hattem had afgezet, officieel hadden goedgekeurd. Op 21 mrt. 1692 verboden de Staten de verspreiding van die brief en tegelijk van Hattems 'Uytlegginge over de Catechismus'. De boeken vonden echter een wijde verspreiding. Nog erger werd het in 1714 toen op 29 mrt. burgemeesters en schepenen van Middelburg niet minder dan tien geschriften van Van Hattem door de beul lieten verbranden. Het heeft weer niet geholpen. Vijf jaar later begon Jacob [[Roggeveen]] de geschriften van Van Hattem uit te geven onder de titel: 'De Val van 's Werelds Afgod'. In 1709 verscheen: Licht schijnende in duistere plaatsen, waarachter men als schrijfster zocht Grietje van Dijk, één van de getrouwste volgelingen van Jacob Verschoor. Op 6 mrt. 1710 verboden de Staten an Zeeland dit boekje. Na 1714 horen we niet meer van acties tegen verboden boeken, hoezeer de kerkeraad er ook op aandrong. Trouwens eerder reeds hadden de burgemeesters van Middelburg geweigerd in te gaan op het verzoek van de kerkeraad bepaalde boeken te verbieden. Ook op dit terrein vinden we lange tijd een aanvankelijk samenspel van kerk en magistraat met de spanningen die daarbij behoorden.
Met de opkomst van de boekdrukkunst kwam al vrij spoedig de vraag naar voren: kan alles maar worden gedrukt? Deze vraag werd zeer urgent toen de kerk hervorming doorzette. Op 29 april 1522 verschijnt het eerste plakkaat van Karel V, waarin uitlevering van ketterse boeken werd geëist. Niemand mocht enig boek drukken zonder goedkeuring van de gecommitteerden van het Hof. Zelfs werd het als ketterij beschouwd wanneer iemand een beeltenis van Luther in zijn bezit had. In de volgende jaren werden de plakkaten strenger. Drukkers, boekverkopers en kopers werden bedreigd met verbanning, verbeurdverklaring en tenslotte met de dood op de brandstapel. Veel hielp het niet. Nog in 1529 werd bij een burger van Veere een tractaat van Garlstadt over de woorden van het Heilig Avondmaal gevonden. (J. van Iperen: Joh. Miggrode p.88). Vooral de z.g.n. vliegende blaadjes gingen van hand tot hand. Onder Karel V heeft Zeeland niet veel met drukkerijen te maken gehad. Na de bevrijding werd het al spoedig anders. Engelse dissenters lieten hier hun geschriften drukken. Ook in Zeeland heeft de drukpers, evenals in de andere provincies, een grote mate van vrijheid gehad. Maar weer kwam men voor de vraag te staan; kan alles worden gedrukt? In 1600 maakte de kerkeraad van Middelburg de magistraat attent op een zeker Frans boekje van Nicolaas Barnoud, in Middelburg woonachtig, dat vol stond met oude- en nieuwe ketterijen. Hij verzocht de vroedschap dit boekje te weren. Barnoud werd ontboden op het stadhuis. Hem werd gelast zijn exemplaren in te leveren en zich voortaan stil te houden, anders zouden er andere maatregelen worden genomen. In de tweede helft van de 17e eeuw werd het lastiger. Na moeilijkheden met de kerkeraad van Middelburg schreef Joh. Becius zijn Apologia modesta et christiana. Het boek was te Rotterdam gedrukt. Duidelijk bleek dat Becius overhelde naar het socianisme.De kerkeraad kreeg van de magistraat gedaan dat deze apologie als een godslasterlijk en dwalend geschrift op 2 juli 1668 werd verboden. Drie maanden later nam het Hof van Holland deze veroordeling over. Becius bleef een antwoord niet schuldig. Op last van de overheid werd dit boek openlijk door de stadsbeul verbrand. Een apart geval was: 'The Interest of these United Provinces Being a Defence of the Zeelanders choice', dat verscheen in 1673 en waarvan de schrijver was Joseph Hill, predikant van de Engelse gemeente Middelburg. Grotendeels lag dit boek op politiek terrein en dat nog wel midden in de oorlog met Engeland. Hill werd uit Zeeland verbannen tot na de oorlog. De Staten verboden het drukken en verkopen van dit geschrift en aan de beul werd gelast het te verbranden. Op 5 sept. 1673 werd het boekje door het Hof van Holland verboden, nadat de Staten van Holland hierin waren voorgegaan. Ook de Hattemisten hebben de Zeeuwse Gereformeerde Kerk nog al wat moeilijkheden bezorgd. Pontiaan van Hattem, afgezet in 1683 schreef, waarschijnlijk in 1686, een 'Brief aan zeker heer te Middelburg'. De Staten van Zeeland waren hierbij betrokken, omdat zij de besluiten van de [[coetus]], die van Hattem had afgezet, officieel hadden goedgekeurd. Op 21 mrt. 1692 verboden de Staten de verspreiding van die brief en tegelijk van Hattems 'Uytlegginge over de Catechismus'. De boeken vonden echter een wijde verspreiding. Nog erger werd het in 1714 toen op 29 mrt. burgemeesters en schepenen van Middelburg niet minder dan tien geschriften van Van Hattem door de beul lieten verbranden. Het heeft weer niet geholpen. Vijf jaar later begon Jacob [[Roggeveen]] de geschriften van Van Hattem uit te geven onder de titel: 'De Val van 's Werelds Afgod'. In 1709 verscheen: Licht schijnende in duistere plaatsen, waarachter men als schrijfster zocht Grietje van Dijk, één van de getrouwste volgelingen van Jacob Verschoor. Op 6 mrt. 1710 verboden de Staten an Zeeland dit boekje. Na 1714 horen we niet meer van acties tegen verboden boeken, hoezeer de kerkeraad er ook op aandrong. Trouwens eerder reeds hadden de burgemeesters van Middelburg geweigerd in te gaan op het verzoek van de kerkeraad bepaalde boeken te verbieden. Ook op dit terrein vinden we lange tijd een aanvankelijk samenspel van kerk en magistraat met de spanningen die daarbij behoorden.


==Auteur==
S.J.M. Hulsbergen


= AUTEUR =
==Literatuur==
= S.J.M. Hulsbergen =
*Kennel, Verboden boeken.  
= LITERATUUR =
*Nagtglas, Algemeene kerkeraad.
Kennel, Verboden boeken. Nagtglas, Algemeene kerkeraad De Hoop Scheffer, Geschiedenis der Hervorming.
*De Hoop Scheffer, Geschiedenis der Hervorming.
 
 
 
 


[[category:religie]]
[[category:religie]]

Versie van 21 okt 2024 09:07

Boeken, Verboden

Verboden boeken

Met de opkomst van de boekdrukkunst kwam al vrij spoedig de vraag naar voren: kan alles maar worden gedrukt? Deze vraag werd zeer urgent toen de kerk hervorming doorzette. Op 29 april 1522 verschijnt het eerste plakkaat van Karel V, waarin uitlevering van ketterse boeken werd geëist. Niemand mocht enig boek drukken zonder goedkeuring van de gecommitteerden van het Hof. Zelfs werd het als ketterij beschouwd wanneer iemand een beeltenis van Luther in zijn bezit had. In de volgende jaren werden de plakkaten strenger. Drukkers, boekverkopers en kopers werden bedreigd met verbanning, verbeurdverklaring en tenslotte met de dood op de brandstapel. Veel hielp het niet. Nog in 1529 werd bij een burger van Veere een tractaat van Garlstadt over de woorden van het Heilig Avondmaal gevonden. (J. van Iperen: Joh. Miggrode p.88). Vooral de z.g.n. vliegende blaadjes gingen van hand tot hand. Onder Karel V heeft Zeeland niet veel met drukkerijen te maken gehad. Na de bevrijding werd het al spoedig anders. Engelse dissenters lieten hier hun geschriften drukken. Ook in Zeeland heeft de drukpers, evenals in de andere provincies, een grote mate van vrijheid gehad. Maar weer kwam men voor de vraag te staan; kan alles worden gedrukt? In 1600 maakte de kerkeraad van Middelburg de magistraat attent op een zeker Frans boekje van Nicolaas Barnoud, in Middelburg woonachtig, dat vol stond met oude- en nieuwe ketterijen. Hij verzocht de vroedschap dit boekje te weren. Barnoud werd ontboden op het stadhuis. Hem werd gelast zijn exemplaren in te leveren en zich voortaan stil te houden, anders zouden er andere maatregelen worden genomen. In de tweede helft van de 17e eeuw werd het lastiger. Na moeilijkheden met de kerkeraad van Middelburg schreef Joh. Becius zijn Apologia modesta et christiana. Het boek was te Rotterdam gedrukt. Duidelijk bleek dat Becius overhelde naar het socianisme.De kerkeraad kreeg van de magistraat gedaan dat deze apologie als een godslasterlijk en dwalend geschrift op 2 juli 1668 werd verboden. Drie maanden later nam het Hof van Holland deze veroordeling over. Becius bleef een antwoord niet schuldig. Op last van de overheid werd dit boek openlijk door de stadsbeul verbrand. Een apart geval was: 'The Interest of these United Provinces Being a Defence of the Zeelanders choice', dat verscheen in 1673 en waarvan de schrijver was Joseph Hill, predikant van de Engelse gemeente Middelburg. Grotendeels lag dit boek op politiek terrein en dat nog wel midden in de oorlog met Engeland. Hill werd uit Zeeland verbannen tot na de oorlog. De Staten verboden het drukken en verkopen van dit geschrift en aan de beul werd gelast het te verbranden. Op 5 sept. 1673 werd het boekje door het Hof van Holland verboden, nadat de Staten van Holland hierin waren voorgegaan. Ook de Hattemisten hebben de Zeeuwse Gereformeerde Kerk nog al wat moeilijkheden bezorgd. Pontiaan van Hattem, afgezet in 1683 schreef, waarschijnlijk in 1686, een 'Brief aan zeker heer te Middelburg'. De Staten van Zeeland waren hierbij betrokken, omdat zij de besluiten van de coetus, die van Hattem had afgezet, officieel hadden goedgekeurd. Op 21 mrt. 1692 verboden de Staten de verspreiding van die brief en tegelijk van Hattems 'Uytlegginge over de Catechismus'. De boeken vonden echter een wijde verspreiding. Nog erger werd het in 1714 toen op 29 mrt. burgemeesters en schepenen van Middelburg niet minder dan tien geschriften van Van Hattem door de beul lieten verbranden. Het heeft weer niet geholpen. Vijf jaar later begon Jacob Roggeveen de geschriften van Van Hattem uit te geven onder de titel: 'De Val van 's Werelds Afgod'. In 1709 verscheen: Licht schijnende in duistere plaatsen, waarachter men als schrijfster zocht Grietje van Dijk, één van de getrouwste volgelingen van Jacob Verschoor. Op 6 mrt. 1710 verboden de Staten an Zeeland dit boekje. Na 1714 horen we niet meer van acties tegen verboden boeken, hoezeer de kerkeraad er ook op aandrong. Trouwens eerder reeds hadden de burgemeesters van Middelburg geweigerd in te gaan op het verzoek van de kerkeraad bepaalde boeken te verbieden. Ook op dit terrein vinden we lange tijd een aanvankelijk samenspel van kerk en magistraat met de spanningen die daarbij behoorden.

Auteur

S.J.M. Hulsbergen

Literatuur

  • Kennel, Verboden boeken.
  • Nagtglas, Algemeene kerkeraad.
  • De Hoop Scheffer, Geschiedenis der Hervorming.