Mais: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
W. van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
W. van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 8: Regel 8:
==Auteur==
==Auteur==
M.A. Geuze
M.A. Geuze
= AFBEELDING =
Het oogsten en hakselen van snijmais. Mais: de laatste decennia is de teelt van dit gewas in Zeeland sterk toegenomen.


[[category:flora]]
[[category:flora]]

Versie van 10 okt 2024 08:41

Mais (zéa Mays)
Maisoogst met twee tractoren, Zeeuws-Vlaanderen. Foto: M. van de Velde, 2012. Bron: ZB/Beeldbank Zeeland, rec.nr. 181149

Mais

Behoort tot de familie der gramineae. Wilde mais werd reeds 4000 jaar v.Chr. in Midden-Amerika verzameld ten einde tot voedsel te dienen. Omstreeks 3200 v. Chr. was mais in Tehuacan (Mexico) gedomesticeerd. Na de ontdekking van Amerika is het gewas over de hele wereld verspreid geraakt en het areaal moet thans zelfs groter zijn dan dat van de rijstteelt. Vóór 1850 bestond ook in ons land belangstelling voor de verbouw van mais of Turkse tarwe, zoals het gewas toen ook wel genoemd werd. De Commissie van Landbouw zorgde in de jaren 1846-1848 voor maisproefvelden bij een viertal boeren op Tholen. Deze proefteelten wierpen in landbouwkundig opzicht goede resultaten af maar op grote schaal uitgevoerd zouden de economische resultaten achterblijven bij die van de aardappelteelt. En dus werden er aardappelen geteeld. Omstreeks 1930 werd de maisteelt aanbevolen voor hoge zandgronden. Na de tweede wereldoorlog, toen het Nederland ontbrak aan deviezen voor voldoende veevoerimport, heeft de overheid de maisteelt enige jaren gepropageerd. Met name in zuidwest Nederland, Zeeland voorop, is nogal wat mais geteeld, een in die dagen nog zeer bewerkelijke zaak, omdat de oogst met de hand geschiedde. In het kader van de Marshall-hulp kwam een tweetal Amerikanen demonstreren hoe de koken met een speciaal geconstrueerd mesje konden worden geoogst. Het grootste probleem was het drogen van de nog in de schut bladen steken de koken, waar de korrels in rijen rond een evenmin droge spil gerangschikt zijn. Naast de in het Zeeuwse landschap van oudsher bekende uienrennen verrezen toen vergelijk bare mailrennen, die echter een gazen bodem hadden op ± 50 cm hoogte. De poten waren voorzien van blikken ringen met naar beneden gerichte tanden om de muizen te weren. Eenmaal droog werd 's winters de mais gedorst. De opbrengst schommelde om 5000 kg per hectare, waarmee aangetoond was dat dit van afkomst subtropische gewas in zuid Nederland zijn bovenste groeigrens eigenlijk wel gevonden had. Na liberalisatie van de invoer van granen en voeders verdween de mailteelt even snel als ze gekomen was, want de kostprijs in Nederland was twee keer zo hoog als die op de wereldmarkt. In de Verenigde Staten en in zuidelijk Europa en ook in ons land heeft men doorgewerkt aan kweekveredelings-programma's en sedert 1954 begonnen zich resultaten af te tekenen, die met name in de zg. snijmaissector voor de Nederlandse land bouw belangrijk zijn geweest. Via hybridisatie heeft men rassen verkregen die ook in de rest van Nederland met succes kunnen worden verbouwd, zoals ensilagemais. De sterk vermeerderde groene delen van de plant worden, na hakselen te velde tijdens de oogst, luchtdicht in gekuild en geven een uit stekend korrelig, reukloos veevoer, dat met name voor stalvoedering zonder problemen wordt gebruikt. Hybridezaad van mais geeft het voordeel van een veel grotere uniformiteit van het gewas, terwijl het verkregen heterosiseffect de opbrengst aanzienlijk, tot 50% en meer, heeft verhoogd. De snijmaisteelt in Nederland heeft dan ook vooral in de veehouderij streken en aanverwante bedrijven een opzienbarende omvang aangenomen, hetgeen bijgaande cijfers tonen: opp. Ned. 1976: 88325 ha, 1979: 127812 ha. Evenwel toont Zeeland daarbij nog bescheiden cijfers, t.w. 1979: 2255 ha, dus 2% van het landelijk totaal. Ook als de rijpe mais als korrelmais wordt geoogst is het opbrengstverhogende effect van de nieuwe hybriderassen merkbaar. Vele landbouwers vinden het telen van korrelmais riskant met het oog op de late rijping. In het droge jaar 1976 kwamen in Zeeland echter opbrengsten tot 9000 kg/ha voor. Dit geschiedde nog op kleine schaal met behulp van een vierrijïge plukmachine. Bij ziekten in het gewas heeft men in hoofdzaak te maken met builenbrand (Ustilágo máydis), kolfschimmel (Fusárum botrýtis) en stengelen spilrot, wat eveneens door fusarumsoorten wordt veroorzaakt. Ruime vruchtwisseling is ter voorkoming van deze ziektegevallen vereist, doch meerjarige teelt komt op maisvrije gronden nog veel voor in Zeeland. Ook is gebleken dat mais weinig kieskeurig is ten aanzien van grondsoort en hoogteligging. Mais in zijn variaties kan o.a. gebruikt worden voor de fabricage van brood, groente gekookt aan de kolf), maisvlokken, popcorn, maizena, maisolie en isoglucose.

Auteur

M.A. Geuze