Paulo Jacomo Pinto: verschil tussen versies
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 12: | Regel 12: | ||
== Leven in Middelburg == | == Leven in Middelburg == | ||
Paulo Jacomo de Pinto was een voorman van de Portugees-Israëlische gemeenschap in Middelburg. Zijn woonhuis diende aanvankelijk als synagoge, maar onder rabbinaat van Jacob Juda Léon (Hamburg 1603 - Amsterdam 1675) kreeg de gemeenschap in 1641 toestemming voor het houden van eigen synagogediensten in de stad. Nog in 1672 correspondeerde de Portugees-Joodse gemeenschap in Suriname met Pinto. Hij zal rond die tijd dus al rond de zestig jaar oud zijn geweest. | Paulo Jacomo de Pinto was een voorman van de Portugees-Israëlische gemeenschap in Middelburg. Zijn woonhuis diende aanvankelijk als synagoge, maar onder rabbinaat van Jacob Juda Léon (Hamburg 1603 - Amsterdam 1675) kreeg de gemeenschap in 1641 toestemming voor het houden van eigen synagogediensten in de stad. Nog in 1672 correspondeerde de Portugees-Joodse gemeenschap in Suriname met Pinto, getuige een vijftiental brieven die zich in de National Archives te Kew bevinden.<ref>Zie: [[https://digitaal.dezb.nl/zeeuwpost/?q=Pinto digitaal.dezb.nl/zeeuwpost]], aldaar: TNA, HCA 30, inv.nr. 1059 I</ref> Hij zal rond die tijd dus al rond de zestig jaar oud zijn geweest. | ||
De joodse gemeenschap mocht in Middelburg niet te veel vrijheid krijgen, want zij moesten eigenlijk worden bekeerd. Zij moesten zich onderwerpen aan het gezag, geen omgang met christenen hebben, geen laster van Christus spreken en geen waarzeggerij of veelwijverij plegen. De kerkenraad ergerde zich aan de godsdienstoefeningen ten huize van Pinto. Dat leidde tot een bezwaarschrift dat op 13 november 1655 werd ingediend. Dit voorkwam echter niet dat er in december 1655 toestemming werd verleend om door de Sefardische gemeenschap een begraafplaats in te richten buiten de Seispoort. In 1658 sprak de kerkenraad opnieuw zijn ergernis uit over het feit dat christenen een besnijdenis meemaakten en in 1660 stoorde men zich aan het leviraatshuwelijk dat binnen de familie Pinto werd voltrokken. Een synagoge kwam er door toedoen van de gereformeerde kerkenraad en het stadsbestuur echter niet en eind 17de eeuw vertrok de Sefardische-joodse gemeenschap naar Amsterdam.<ref>Klaas A.D. Smelik en Arjan van Dixhoorn (red.), ''Middelburg en de Mediene. Joods leven in Zeeland door de eeuwen heen'' (Antwerpen/Apeldoorn, 2017) 21-24.</ref> | De joodse gemeenschap mocht in Middelburg niet te veel vrijheid krijgen, want zij moesten eigenlijk worden bekeerd. Zij moesten zich onderwerpen aan het gezag, geen omgang met christenen hebben, geen laster van Christus spreken en geen waarzeggerij of veelwijverij plegen. De kerkenraad ergerde zich aan de godsdienstoefeningen ten huize van Pinto. Dat leidde tot een bezwaarschrift dat op 13 november 1655 werd ingediend. Dit voorkwam echter niet dat er in december 1655 toestemming werd verleend om door de Sefardische gemeenschap een begraafplaats in te richten buiten de Seispoort. In 1658 sprak de kerkenraad opnieuw zijn ergernis uit over het feit dat christenen een besnijdenis meemaakten en in 1660 stoorde men zich aan het leviraatshuwelijk dat binnen de familie Pinto werd voltrokken. Een synagoge kwam er door toedoen van de gereformeerde kerkenraad en het stadsbestuur echter niet en eind 17de eeuw vertrok de Sefardische-joodse gemeenschap naar Amsterdam.<ref>Klaas A.D. Smelik en Arjan van Dixhoorn (red.), ''Middelburg en de Mediene. Joods leven in Zeeland door de eeuwen heen'' (Antwerpen/Apeldoorn, 2017) 21-24.</ref> | ||
Versie van 14 sep 2021 12:13
Paulo Jacomo Pinto | |
---|---|
De Sampson, woonhuis van Paulo Jacomo Pinto aan de Rouaansekaai 17 te Middelburg, deed tevens dienst als synagoge voor de Portugees-Joodse gemeenschap van de stad in de 17de eeuw | |
Geboren | vóór ca. 1620 ? |
Overleden | na ca. 1672 ? |
Beroep | koopman en voorman van de Portugees-Joodse gemeenschap in Middelburg |
VIAF | [1] |
Leven in Middelburg
Paulo Jacomo de Pinto was een voorman van de Portugees-Israëlische gemeenschap in Middelburg. Zijn woonhuis diende aanvankelijk als synagoge, maar onder rabbinaat van Jacob Juda Léon (Hamburg 1603 - Amsterdam 1675) kreeg de gemeenschap in 1641 toestemming voor het houden van eigen synagogediensten in de stad. Nog in 1672 correspondeerde de Portugees-Joodse gemeenschap in Suriname met Pinto, getuige een vijftiental brieven die zich in de National Archives te Kew bevinden.[1] Hij zal rond die tijd dus al rond de zestig jaar oud zijn geweest. De joodse gemeenschap mocht in Middelburg niet te veel vrijheid krijgen, want zij moesten eigenlijk worden bekeerd. Zij moesten zich onderwerpen aan het gezag, geen omgang met christenen hebben, geen laster van Christus spreken en geen waarzeggerij of veelwijverij plegen. De kerkenraad ergerde zich aan de godsdienstoefeningen ten huize van Pinto. Dat leidde tot een bezwaarschrift dat op 13 november 1655 werd ingediend. Dit voorkwam echter niet dat er in december 1655 toestemming werd verleend om door de Sefardische gemeenschap een begraafplaats in te richten buiten de Seispoort. In 1658 sprak de kerkenraad opnieuw zijn ergernis uit over het feit dat christenen een besnijdenis meemaakten en in 1660 stoorde men zich aan het leviraatshuwelijk dat binnen de familie Pinto werd voltrokken. Een synagoge kwam er door toedoen van de gereformeerde kerkenraad en het stadsbestuur echter niet en eind 17de eeuw vertrok de Sefardische-joodse gemeenschap naar Amsterdam.[2]
Auteur
-J. Francke (2021)
Literatuur
- Klaas A.D. Smelik en Arjan van Dixhoorn (red.), Middelburg en de Mediene. Joods leven in Zeeland door de eeuwen heen (Antwerpen/Apeldoorn, 2017).
Noten
- ↑ Zie: [digitaal.dezb.nl/zeeuwpost], aldaar: TNA, HCA 30, inv.nr. 1059 I
- ↑ Klaas A.D. Smelik en Arjan van Dixhoorn (red.), Middelburg en de Mediene. Joods leven in Zeeland door de eeuwen heen (Antwerpen/Apeldoorn, 2017) 21-24.