Geestelijke Kantoren: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Importing text file
 
Wim van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 3: Regel 3:
}}
}}


'''Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984 '''
==Geestelijke Kantoren==
 
 
Administratie-kantoren voor het beheer van de in beslag genomen goederen der R.K.-geestelijkheid. In mei 1573 duikt er in Vlissingen een administratie op van geconfiskeerde goederen voor deze stad en haar omgeving. Het is op last van prins Willem I dat deze administratie er gekomen is, omdat anders verschillende geestelijke en andere geconfiskeerde goederen verloren dreigden te gaan. De tienden van de abdij van Middelburg worden met name genoemd. In Veere heeft men de administratie van het kerkegoed opgenomen in de rekeningen van de stad. Na de overgave van Middelburg werden ook daar de geestelijke goederen in beslag genomen en geplaatst onder het beheer van een rentmeester. Deze drie administraties, die geheel Walcheren, Noord-Beveland en Wolfaartsdijk bestreken, werden in 1578 samengevoegd en zo ontstond er het geestelijk kantoor. In 1576 en 1579 werden hier de meeste geestelijke goederen verkocht. Onder dit geestelijke kantoor vielen alle bezittingen van de kerkfabriek, van de kloosters, commanderijen en kapittelgoederen. Voorts de pastorie en kosteriegoederen, de bezittingen van vicarieën, beneficiën en kapellerijen, tienden en wat er verder aan geestelijk bezit mocht zijn. Toen Zierikzee overging naar de prins, werd de positie van de geestelijkheid geregeld. Alles zou blijven als het was. De gereformeerden zouden echter vrijheid van consciëntie krijgen en excercitie van hun religie. De predikant van Zierikzee overhandigde op 3 oktober 1572 aan de Raad een missieve van Petruc [[Dathenus]], die toen raad en commissaris van de prins was. Kerken moesten worden gezuiverd, de roomse religie moest ophouden. Predikanten en schoolmeesters moesten worden aangesteld en er moesten ontvangers komen over de geestelijke goederen. De oorlog moest worden betaald. Ook in Zierikzee kwam er een geestelijk kantoor voor Schouwen en Duiveland. Het werd al spoedig duidelijk dat het dezelfde kant uit zou gaan als op Walcheren. In juli 1576 heroverde [[Mondragon]] Zierikzee. De rooms-katholieke eredienst ging weer als vroeger fungeren. In november van dat jaar was dit weer afgelopen. Van 1581 tot 1591 zijn ook op Schouwen-Duiveland de geestelijke goederen te gelde gemaakt. In maart 1577 ging Zuid-Beveland over naar de prins en in april volgde Tholen, beide op satisfactie. De rooms-katholieke religie kon worden gecontinueerd. In beide gevallen is deze handhaving maar van korte duur geweest. De Reformatie is deze beide delen van Zeeland opgedrongen. In augustus 1578 komt er voor Tholen een geestelijk kantoor, omdat de geestelijke goederen op heel het eiland zeer slecht beheerd werden en men niet in staat was de alimentatiën daaruit te voldoen. Al spoedig begon men ook hier de geestelijke goederen te verkopen, eerst de roerende, zoals dat ook op Walcheren en op Schouwen-Duiveland was geschied. Men had geld nodig voor de fortificatie van de stad Tholen en waar was dit gemakkelijker te halen? Gesteund door enkele voorbeelden in de provincie wilde de magistraat van Tholen de kerkgoederen aldaar niet afstaan, met het argument dat het onderhoud van het kerkgebouw heel veel vergde. Deze goederen werden uiteindelijk onttrokken aan het beheer van de rentmeester van het geestelijk kantoor. Met de kerkmeesters samen zou de magistraat zorgen voor het onderhoud van het kerkgebouw. Nog meer moeilijkheden kreeg het geestelijk kantoor op het eiland Tholen. In Poortvliet was de kerk verbrand. In St.-Maartensdij k en Scherpenisse stonden de kerkgoederen onder beheer van de rekenkamer van Breda, omdat de oudste zoon van Willem I, die in Spanje gevangen zat, heer van St.-Maartensdij k was en het patronaatsrecht van deze kerk bezat. Verwikkelingen kwamen er ook met de heren van Vossemeer, die zich ook gingen beroepen op het patronaatsrecht. Ook te Westkerke zijn de geestelijke goederen aan het geestelijk kantoor onttrokken, wegens zware dijkgeschotten. St.-Annaland heeft zijn kerkgoederen eveneens kunnen onttrekken aan het geestelijk kantoor. Goederen van kloosters en andere geestelijke instellin g en vielen in het algemeen wel onder het geestelijke kantoor. Op Zuid-Beveland was bij de overgang ook overeengekomen, dat de rooms-katholieke religie zou worden gehandhaafd. Zelfs zoude kerkelijke rechtspraak blijven onder de bisschop van Middelburg, Jan van [[Strijen]]. Al spoedig vroegen de gereformeerden in Goes, op grond van de Pacificatie van Gent, dat er hier twee religies zouden mogen zijn. Ze vroegen daarom ook een kerk. Het was echter ook hier spoedig gedaan met de bepalingen van de satisfactie en de gereformeerde leer werd publieke religie. Spoedig kwam er een geestelijk kantoor voor Zuid-Beveland. De magistraat van Goes en de ambachtsheren in de dorpen hebben zich op alle mogelijke manieren verzet, daarbij gesterkt door het voorbeeld van Tholen. Op Zuid-Beveland heeft de rentmeester verschillende bronnen van inkomsten der geestelijke goederen niet in handen kunnen krijgen. De invoering van de Reformatie is op Zuid-Beveland toch moeilijk geweest. In 1581 kwam er een accoord tot stand waarbij de kerkgoederen van de parochiën door de kerkmeesters zouden worden beheerd. Vandaar dat op Zuid-Beveland de kerkgoederen niet zijn verkocht. Van de kerkmeesters moest minstens de helft van de gereformeerde religie zijn. Ook de administratie van de H. Geestgoederen (voor de armen) en die van het gasthuis, zouden als van ouds worden beheerd. De Gecommitteerde Raden van Zeeland kregen tenslotte zeggenschap over alle geestelijke kantoren. Er mocht niets worden uitbetaald zonder hun toestemming. Uit deze geestelijke kantoren zijn betaald, behalve de tractementen van predikanten, schoolmeesters en kosters (deze laatsten veelal één) ook het onderhoud van de kerkgebouwen, de opbouw van verwoeste kerken en de stichting van nieuwe, waar dat nodig was. Voorts zijn daaruit betaald de uitkeringen aan rooms-katholieke geestelijken en religieuzen, zo zij in Zeeland bleven en beloofden hun religie niet te propageren. Sedert 1596 werden door de geestelijke kantoren ook betaald beurzen voor studenten in de theologie, waartoe de Staten in dat jaar een besluit hadden genomen. De geestelijke kantoren hebben in Zeeland gefunctioneerd tot 1808, toen ze naar de landskas werden overgeheveld.
Administratie-kantoren voor het beheer van de in beslag genomen goederen der R.K.-geestelijkheid. In mei 1573 duikt er in Vlissingen een administratie op van geconfiskeerde goederen voor deze stad en haar omgeving. Het is op last van prins Willem I dat deze administratie er gekomen is, omdat anders verschillende geestelijke en andere geconfiskeerde goederen verloren dreigden te gaan. De tienden van de abdij van Middelburg worden met name genoemd. In Veere heeft men de administratie van het kerkegoed opgenomen in de rekeningen van de stad. Na de overgave van Middelburg werden ook daar de geestelijke goederen in beslag genomen en geplaatst onder het beheer van een rentmeester. Deze drie administraties, die geheel Walcheren, Noord-Beveland en Wolfaartsdijk bestreken, werden in 1578 samengevoegd en zo ontstond er het geestelijk kantoor. In 1576 en 1579 werden hier de meeste geestelijke goederen verkocht. Onder dit geestelijke kantoor vielen alle bezittingen van de kerkfabriek, van de kloosters, commanderijen en kapittelgoederen. Voorts de pastorie en kosteriegoederen, de bezittingen van vicarieën, beneficiën en kapellerijen, tienden en wat er verder aan geestelijk bezit mocht zijn. Toen Zierikzee overging naar de prins, werd de positie van de geestelijkheid geregeld. Alles zou blijven als het was. De gereformeerden zouden echter vrijheid van consciëntie krijgen en excercitie van hun religie. De predikant van Zierikzee overhandigde op 3 oktober 1572 aan de Raad een missieve van Petruc [[Dathenus]], die toen raad en commissaris van de prins was. Kerken moesten worden gezuiverd, de roomse religie moest ophouden. Predikanten en schoolmeesters moesten worden aangesteld en er moesten ontvangers komen over de geestelijke goederen. De oorlog moest worden betaald. Ook in Zierikzee kwam er een geestelijk kantoor voor Schouwen en Duiveland. Het werd al spoedig duidelijk dat het dezelfde kant uit zou gaan als op Walcheren. In juli 1576 heroverde [[Mondragon]] Zierikzee. De rooms-katholieke eredienst ging weer als vroeger fungeren. In november van dat jaar was dit weer afgelopen. Van 1581 tot 1591 zijn ook op Schouwen-Duiveland de geestelijke goederen te gelde gemaakt. In maart 1577 ging Zuid-Beveland over naar de prins en in april volgde Tholen, beide op satisfactie. De rooms-katholieke religie kon worden gecontinueerd. In beide gevallen is deze handhaving maar van korte duur geweest. De Reformatie is deze beide delen van Zeeland opgedrongen. In augustus 1578 komt er voor Tholen een geestelijk kantoor, omdat de geestelijke goederen op heel het eiland zeer slecht beheerd werden en men niet in staat was de alimentatiën daaruit te voldoen. Al spoedig begon men ook hier de geestelijke goederen te verkopen, eerst de roerende, zoals dat ook op Walcheren en op Schouwen-Duiveland was geschied. Men had geld nodig voor de fortificatie van de stad Tholen en waar was dit gemakkelijker te halen? Gesteund door enkele voorbeelden in de provincie wilde de magistraat van Tholen de kerkgoederen aldaar niet afstaan, met het argument dat het onderhoud van het kerkgebouw heel veel vergde. Deze goederen werden uiteindelijk onttrokken aan het beheer van de rentmeester van het geestelijk kantoor. Met de kerkmeesters samen zou de magistraat zorgen voor het onderhoud van het kerkgebouw. Nog meer moeilijkheden kreeg het geestelijk kantoor op het eiland Tholen. In Poortvliet was de kerk verbrand. In St.-Maartensdij k en Scherpenisse stonden de kerkgoederen onder beheer van de rekenkamer van Breda, omdat de oudste zoon van Willem I, die in Spanje gevangen zat, heer van St.-Maartensdij k was en het patronaatsrecht van deze kerk bezat. Verwikkelingen kwamen er ook met de heren van Vossemeer, die zich ook gingen beroepen op het patronaatsrecht. Ook te Westkerke zijn de geestelijke goederen aan het geestelijk kantoor onttrokken, wegens zware dijkgeschotten. St.-Annaland heeft zijn kerkgoederen eveneens kunnen onttrekken aan het geestelijk kantoor. Goederen van kloosters en andere geestelijke instellin g en vielen in het algemeen wel onder het geestelijke kantoor. Op Zuid-Beveland was bij de overgang ook overeengekomen, dat de rooms-katholieke religie zou worden gehandhaafd. Zelfs zoude kerkelijke rechtspraak blijven onder de bisschop van Middelburg, Jan van [[Strijen]]. Al spoedig vroegen de gereformeerden in Goes, op grond van de Pacificatie van Gent, dat er hier twee religies zouden mogen zijn. Ze vroegen daarom ook een kerk. Het was echter ook hier spoedig gedaan met de bepalingen van de satisfactie en de gereformeerde leer werd publieke religie. Spoedig kwam er een geestelijk kantoor voor Zuid-Beveland. De magistraat van Goes en de ambachtsheren in de dorpen hebben zich op alle mogelijke manieren verzet, daarbij gesterkt door het voorbeeld van Tholen. Op Zuid-Beveland heeft de rentmeester verschillende bronnen van inkomsten der geestelijke goederen niet in handen kunnen krijgen. De invoering van de Reformatie is op Zuid-Beveland toch moeilijk geweest. In 1581 kwam er een accoord tot stand waarbij de kerkgoederen van de parochiën door de kerkmeesters zouden worden beheerd. Vandaar dat op Zuid-Beveland de kerkgoederen niet zijn verkocht. Van de kerkmeesters moest minstens de helft van de gereformeerde religie zijn. Ook de administratie van de H. Geestgoederen (voor de armen) en die van het gasthuis, zouden als van ouds worden beheerd. De Gecommitteerde Raden van Zeeland kregen tenslotte zeggenschap over alle geestelijke kantoren. Er mocht niets worden uitbetaald zonder hun toestemming. Uit deze geestelijke kantoren zijn betaald, behalve de tractementen van predikanten, schoolmeesters en kosters (deze laatsten veelal één) ook het onderhoud van de kerkgebouwen, de opbouw van verwoeste kerken en de stichting van nieuwe, waar dat nodig was. Voorts zijn daaruit betaald de uitkeringen aan rooms-katholieke geestelijken en religieuzen, zo zij in Zeeland bleven en beloofden hun religie niet te propageren. Sedert 1596 werden door de geestelijke kantoren ook betaald beurzen voor studenten in de theologie, waartoe de Staten in dat jaar een besluit hadden genomen. De geestelijke kantoren hebben in Zeeland gefunctioneerd tot 1808, toen ze naar de landskas werden overgeheveld.


 
==Auteur==
AUTEUR
 
S.J.M. Hulsbergen
S.J.M. Hulsbergen


 
==Literatuur==
LITERATUUR
*O.M. de Jonge van Ellemeet, Geschiedkundig onderzoek.  
 
*J. B.J.N. de van der Schueren, Confiscatie en geestelijke goederen.  
O.M. de Jonge van Ellemeet, Geschiedkundig onderzoek. J. B.J.N. de van der Schueren, Confiscatie en geestelijke goederen. Rengers Hora Siccama, Geestelijke goederen. L.P. van de Spiegel, Historie Satisfactie van Goes. R. Fruin, Archief O.L.V. Abdij.
*Rengers Hora Siccama, Geestelijke goederen.  
 
*L.P. van de Spiegel, Historie Satisfactie van Goes.  
 
*R. Fruin, Archief O.L.V. Abdij.
 
 


[[category:religie]]
[[category:religie]]

Versie van 23 okt 2024 07:36

Geestelijke Kantoren

Geestelijke Kantoren

Administratie-kantoren voor het beheer van de in beslag genomen goederen der R.K.-geestelijkheid. In mei 1573 duikt er in Vlissingen een administratie op van geconfiskeerde goederen voor deze stad en haar omgeving. Het is op last van prins Willem I dat deze administratie er gekomen is, omdat anders verschillende geestelijke en andere geconfiskeerde goederen verloren dreigden te gaan. De tienden van de abdij van Middelburg worden met name genoemd. In Veere heeft men de administratie van het kerkegoed opgenomen in de rekeningen van de stad. Na de overgave van Middelburg werden ook daar de geestelijke goederen in beslag genomen en geplaatst onder het beheer van een rentmeester. Deze drie administraties, die geheel Walcheren, Noord-Beveland en Wolfaartsdijk bestreken, werden in 1578 samengevoegd en zo ontstond er het geestelijk kantoor. In 1576 en 1579 werden hier de meeste geestelijke goederen verkocht. Onder dit geestelijke kantoor vielen alle bezittingen van de kerkfabriek, van de kloosters, commanderijen en kapittelgoederen. Voorts de pastorie en kosteriegoederen, de bezittingen van vicarieën, beneficiën en kapellerijen, tienden en wat er verder aan geestelijk bezit mocht zijn. Toen Zierikzee overging naar de prins, werd de positie van de geestelijkheid geregeld. Alles zou blijven als het was. De gereformeerden zouden echter vrijheid van consciëntie krijgen en excercitie van hun religie. De predikant van Zierikzee overhandigde op 3 oktober 1572 aan de Raad een missieve van Petruc Dathenus, die toen raad en commissaris van de prins was. Kerken moesten worden gezuiverd, de roomse religie moest ophouden. Predikanten en schoolmeesters moesten worden aangesteld en er moesten ontvangers komen over de geestelijke goederen. De oorlog moest worden betaald. Ook in Zierikzee kwam er een geestelijk kantoor voor Schouwen en Duiveland. Het werd al spoedig duidelijk dat het dezelfde kant uit zou gaan als op Walcheren. In juli 1576 heroverde Mondragon Zierikzee. De rooms-katholieke eredienst ging weer als vroeger fungeren. In november van dat jaar was dit weer afgelopen. Van 1581 tot 1591 zijn ook op Schouwen-Duiveland de geestelijke goederen te gelde gemaakt. In maart 1577 ging Zuid-Beveland over naar de prins en in april volgde Tholen, beide op satisfactie. De rooms-katholieke religie kon worden gecontinueerd. In beide gevallen is deze handhaving maar van korte duur geweest. De Reformatie is deze beide delen van Zeeland opgedrongen. In augustus 1578 komt er voor Tholen een geestelijk kantoor, omdat de geestelijke goederen op heel het eiland zeer slecht beheerd werden en men niet in staat was de alimentatiën daaruit te voldoen. Al spoedig begon men ook hier de geestelijke goederen te verkopen, eerst de roerende, zoals dat ook op Walcheren en op Schouwen-Duiveland was geschied. Men had geld nodig voor de fortificatie van de stad Tholen en waar was dit gemakkelijker te halen? Gesteund door enkele voorbeelden in de provincie wilde de magistraat van Tholen de kerkgoederen aldaar niet afstaan, met het argument dat het onderhoud van het kerkgebouw heel veel vergde. Deze goederen werden uiteindelijk onttrokken aan het beheer van de rentmeester van het geestelijk kantoor. Met de kerkmeesters samen zou de magistraat zorgen voor het onderhoud van het kerkgebouw. Nog meer moeilijkheden kreeg het geestelijk kantoor op het eiland Tholen. In Poortvliet was de kerk verbrand. In St.-Maartensdij k en Scherpenisse stonden de kerkgoederen onder beheer van de rekenkamer van Breda, omdat de oudste zoon van Willem I, die in Spanje gevangen zat, heer van St.-Maartensdij k was en het patronaatsrecht van deze kerk bezat. Verwikkelingen kwamen er ook met de heren van Vossemeer, die zich ook gingen beroepen op het patronaatsrecht. Ook te Westkerke zijn de geestelijke goederen aan het geestelijk kantoor onttrokken, wegens zware dijkgeschotten. St.-Annaland heeft zijn kerkgoederen eveneens kunnen onttrekken aan het geestelijk kantoor. Goederen van kloosters en andere geestelijke instellin g en vielen in het algemeen wel onder het geestelijke kantoor. Op Zuid-Beveland was bij de overgang ook overeengekomen, dat de rooms-katholieke religie zou worden gehandhaafd. Zelfs zoude kerkelijke rechtspraak blijven onder de bisschop van Middelburg, Jan van Strijen. Al spoedig vroegen de gereformeerden in Goes, op grond van de Pacificatie van Gent, dat er hier twee religies zouden mogen zijn. Ze vroegen daarom ook een kerk. Het was echter ook hier spoedig gedaan met de bepalingen van de satisfactie en de gereformeerde leer werd publieke religie. Spoedig kwam er een geestelijk kantoor voor Zuid-Beveland. De magistraat van Goes en de ambachtsheren in de dorpen hebben zich op alle mogelijke manieren verzet, daarbij gesterkt door het voorbeeld van Tholen. Op Zuid-Beveland heeft de rentmeester verschillende bronnen van inkomsten der geestelijke goederen niet in handen kunnen krijgen. De invoering van de Reformatie is op Zuid-Beveland toch moeilijk geweest. In 1581 kwam er een accoord tot stand waarbij de kerkgoederen van de parochiën door de kerkmeesters zouden worden beheerd. Vandaar dat op Zuid-Beveland de kerkgoederen niet zijn verkocht. Van de kerkmeesters moest minstens de helft van de gereformeerde religie zijn. Ook de administratie van de H. Geestgoederen (voor de armen) en die van het gasthuis, zouden als van ouds worden beheerd. De Gecommitteerde Raden van Zeeland kregen tenslotte zeggenschap over alle geestelijke kantoren. Er mocht niets worden uitbetaald zonder hun toestemming. Uit deze geestelijke kantoren zijn betaald, behalve de tractementen van predikanten, schoolmeesters en kosters (deze laatsten veelal één) ook het onderhoud van de kerkgebouwen, de opbouw van verwoeste kerken en de stichting van nieuwe, waar dat nodig was. Voorts zijn daaruit betaald de uitkeringen aan rooms-katholieke geestelijken en religieuzen, zo zij in Zeeland bleven en beloofden hun religie niet te propageren. Sedert 1596 werden door de geestelijke kantoren ook betaald beurzen voor studenten in de theologie, waartoe de Staten in dat jaar een besluit hadden genomen. De geestelijke kantoren hebben in Zeeland gefunctioneerd tot 1808, toen ze naar de landskas werden overgeheveld.

Auteur

S.J.M. Hulsbergen

Literatuur

  • O.M. de Jonge van Ellemeet, Geschiedkundig onderzoek.
  • J. B.J.N. de van der Schueren, Confiscatie en geestelijke goederen.
  • Rengers Hora Siccama, Geestelijke goederen.
  • L.P. van de Spiegel, Historie Satisfactie van Goes.
  • R. Fruin, Archief O.L.V. Abdij.