Jan Anthonisse de Jonge: verschil tussen versies
Importing text file |
k Marja heeft pagina Jonge, Jan Anthonisse De hernoemd naar Jan Anthonisse de Jonge: hernoemd |
(geen verschil)
|
Versie van 3 jul 2014 12:48
Jonge, Jan Anthonisse De |
---|
(Zierikzee februari 1546 - Zierikzee 19 december 1617). Heer van Oosterland, Sir Jansland, Ellemeet, Elkerzee en Botland. Magistraat.
Hij was de eerste van het geslacht die zich 'de Jonge' liet noemen; als zodanig wordt de naam het eerst vermeld in schepenbrieven van 2 maart en 1 juni 1581. Zijn vader, Jan Anthonis Pieterse (Zierikzee 1520 - Zierikzee 13 november 1580), lakenkoper van beroep, stond ook bekend als ‘Ouwe Jan Thonisse’. Op 27 december 1577 werd Jan jr. benoemd in zijn eerste openbare functie: heemraad van Schouwen. Sinds 10 juli 1580 maakte hij deel uit van de regering van Zierikzee, als schepen van 1580-1609 en als burgemeester in 1587, 1604 en 1615; van 1599-1617 was hij er thesaurier, terwijl hij op 12 april 1598 benoemd werd tot kolonel der schutterij. In een stuk van 9 november 1607 wordt hij ordinaris-leenman van de grafelijkheid van Zeeland Beoosterschelde genoemd. Een enorm vermogen wist hij met de lakenhandel te vergaren (de opsomming van zijn nagelaten goederen vorderde 151 pagina’s). Hij bezat land op Schouwen, Duiveland, Tholen, Noord-Beveland en Overflakkee.
AUTEUR
L. Hageman, gecontroleerd redactie 2013
LITERATUUR
Nederlandsch Adelsboek 1914.
N.N.B.W. III.
Wijnaendts van Resandt, De Jonge, 50-58.
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
(Zierikzee febr. 1546 - Zierikzee 19 dec. 1617). Heer van Oosterland, Sir Jansland, Ellemeet, Elkerzee en Botland. Hij was de eerste van het geslacht die zich 'de Jonge' liet noemen; als zodanig wordt de naam het eerst vermeld in schepenbrieven van 2 maart en 1 juni 1581. omdat zijn vader, Jan Anthonis Pieterse (Zierikzee 1520 - Zierikzee 13 nov. 1580), lakenkoper van beroep, ook bekend stond als Ouwe Jan Thonisse. Op 27 december 1577 werd hij benoemd in zijn eerste openbare functie: heemraad van Schouwen. Sedert 10 juli 1580 maakte hij deel uit van de regering van Zierikzee, als schepen van 1580-1609 en als burgemeester in 1587, 1604 en 1615; van 1599-1617 was hij er thesaurier, terwijl hij op 12 april 1598 benoemd werd tot kolonel der schutterij. In een stuk van 9 november 1607 wordt hij ordinaris-leenman van de grafelijkheid van Zeeland Beoosterschelde genoemd. Een enorm vermogen wist hij met de lakenhandel te vergaren (de opsomming van zijn nagelaten goederen vorderde 151 blz.), hij bezat land op Schouwen, Duiveland, Tholen, Noord-Beveland en Overflakkee.