Musterstoel: verschil tussen versies
Importing text file |
k Johan Francke heeft pagina Musterstoel (musterklemme Of Musterpaerd) hernoemd naar Musterstoel |
(geen verschil)
|
Versie van 10 okt 2014 11:13
Musterstoel (musterklemme Of Musterpaerd) |
---|
Een musterstoel is een werktuig dat gebruikt wordt bij het musteren, het tot takkenbossen van een bepaalde maat verwerken van snoeihout. Met name doornemusterds, van meidoornhout, waren verhandelbaar. Deze werden tot de eerste helft van de twintigste eeuw aan bakkers verkocht voor het stoken van de oven. Muster(d)s (in het Land van Hulst: mutsaords) gemaakt met ander hout dan meidoorn, werden in de open haard opgestookt. Musteren was één van de karweien waarmee de Zeeuwse boeren traditioneel, tot circa 1940, hun knechts en / of arbeiders in de winter aan het werk hielden.
De musterstoel bestaat uit een raam van kleine balkjes van circa 60 tot 75 centimeter in het vierkant. De balkjes zijn 7 tot 10 centimeter dik. Uit dit raamwerk steken vier andere balkjes omhoog die samen de vier punten van een vierkant vormen van circa 40 bij 40 à 50 centimeter. Deze balkjes zijn circa 30 tot 40 centimeter lang en steken als poten van een op de rug liggend dier in de lucht. Aan één kant bevindt zich aan het onderste raamwerk, tussenin twee van de poten, een in de lucht stekend gekromd ijzer – min of meer in de vorm van een vraagteken – van een kleine 20 centimeter hoogte en anderhalf tot twee centimeter dikte. Tegenover dit ijzer is aan het raamwerk een stevige ijzeren ketting bevestigd van zo’n 80 cm. lengte. Aan het losse eind van die ketting zit een stevige ijzeren ring met een doorsnee van zo’n tien centimeter. Die ring past om een stevige knuppel heen van tenminste 70 centimeter die ook bij de musterstoel hoort – maar die gemakkelijk door een andere te vervangen is.
Degene die mustert, legt de takken die hij met zijn kapmes afslaat (van de boom of van een grotere tak) allemaal in één richting overheen de musterstoel, tussen de poten. Van tevoren heeft hij een touwtje overheen het raamwerk gelegd waarmee hij later de muster kan opbinden. De takken worden dan overheen het touwtje gelegd. Traditioneel werd echter met een wisse gewerkt: een buigzame wilgentak waarmee de musterd werd toegebonden. De musteraar legt er steeds meer takken overheen, waarbij hij oplet ongeveer evenveel takken met het dikke eind de ene kant op te leggen, als de andere kant op. Dikke stukken van een grote tak worden zo tussen de dunne takken gelegd, dat er een zeker evenwicht ontstaat qua gewicht, terwijl de dikke takken aan de binnenkant blijven en de dunne de buitenkant vormen.
Zo wordt de ruimte tussen de ‘poten’ (dat woord werd niet gebruikt, maar is hier voor de duidelijkheid gekozen) steeds meer opgevuld, waarbij de takken links en rechts van de poten ongeveer even ver uitsteken. Wanneer de ruimte tussen de poten helemaal opgevuld is, drukt de musteraar de muster in wording aan door er de knuppel overheen te klemmen. Die knuppel zit immers vast aan de ketting die aan één kant de muster gevangen houdt. Wanneer de muster ingedrukt is, kunnen er weer meer takken bij en dit aanklemmen kan herhaald worden totdat de muster zo vol is dat het gewenste gewicht bereikt is. Dan drukt de musteraar de knuppel voor de laatste keer met kracht op de muster, waarbij hij nu de knuppel vastzet onder de kromming van het vraagtekenvormige ijzer op het raamwerk. Zo heeft hij de handen vrij om de muster vast te binden met het touw of, traditioneel, met een wisse. In het laatste geval gebeurde dat met een speciale knoop waarbij de wisse aan één kant gesplitst werd.
Is de muster eenmaal gebonden, dan kan de knuppel worden losgemaakt en de muster uit de musterstoel worden verwijderd. Dan kan de volgende muster worden gemaakt. De ketting maakt dus deel uit van de omklemming die in principe voor een enigszins ronde vorm van de muster zorgt.
Musterstoel is de gewone benaming voor het werktuig in Walcheren, elders in Zeeland werd het woord musterpaerd gebruikt en hier en daar op Walcheren ook musterklemme. Een bepaald soort wissen die wel gebruikt werden, waren leêbandse wissen. Of deze specifiek bestemd waren voor het musteren, is echter niet bekend.
Musterstoelen werden door de dorpstimmerman geleverd en blauwgrijs geverfd. Arbeiders maakten ook wel zelf hun musterstoel die er dan heel wat grover uitzag en minder fraai was afgewerkt.
Niet alleen vaste arbeiders en knechts, ook losse arbeiders musterden wel voor landbouwers, waarbij een tarief per musterd werd afgesproken.
AUTEUR
J. Zwemer, 2012
BRONNEN
H.C.M. Ghijsen (red.), Woordenboek der Zeeuwse dialecten, (Amsterdam/Brussel, 1998) 607-608. http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1363562
J. Zwemer, Een zekel om geit-eten te snieën. De geschiedenis van de landarbeiders op Walcheren 1900-1940 (Middelburg, 1986) 28, 64, 65.
http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|427636
Beschrijving van het musteren zonder musterstoel (Noord-Brabant), via: http://www.cubra.nl/brabantslandschap/51wimvandewouwhakhout.htm.