Jacob Cats: verschil tussen versies
Nieuwe pagina aangemaakt met '{{InfoboxPersoon | afbeelding = 225px | naam = Jacob Cats | onderschrift = Standbeeld van Jacob Cats in Brouwershaven , foto: J. van den Berge...' |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 11: | Regel 11: | ||
}} | }} | ||
== Jeugd == | == Jeugd == | ||
Zoon van Adriaen Cornelisz. Cats, biersteker, in 1598 en 1599 burgemeester van Brouwershaven. Jacob bezocht de Latijnse school te Zierikzee en begon in die jaren al gedichten te schrijven, | Zoon van [[Adriaen Cornelisz. Cats]], biersteker, in 1598 en 1599 burgemeester van Brouwershaven. Jacob bezocht de Latijnse school te Zierikzee en begon in die jaren al gedichten te schrijven, eerst in het latijn, weldra ook in `de Zeeuwsche taal'. Hij studeerde te Leiden, waarschijnlijk in de rechten en voltooide deze studie te Orleans, waar hij tot doctor in het Romeins recht gepromoveerd is. | ||
eerst in het latijn, weldra ook in `de Zeeuwsche taal'. Hij studeerde te Leiden, waarschijnlijk in de rechten en voltooide deze studie te Orleans, waar hij tot doctor in het Romeins recht gepromoveerd is. | |||
== Levensloop == | == Levensloop == | ||
[[Bestand:cats_121337.jpg|thumb|left|200px|De voormalige woning (1603-1623) van Jacob Cats in de Lange Noordstraat 31 te Middelburg, foto: J. Francke, februari 2009, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 121337]] | |||
Cats vestigde zich als advocaat in Den Haag. Een verblijf in Engeland bracht hem in aanraking met het Puritanisme. In Holland teruggekeerd vatte hij de advocatuur weer op, maar op aanraden van zijn vriend Apollonius Schotte, pensionaris van Middelburg vestigde hij zich in 1603 in deze stad, waar hij evenals Simon van Beaumont tot stadsadvocaat werd aangesteld. Vooral als procureur schijnt hij al spoedig een drukke praktijk te hebben gekregen. In 1605 trouwde hij met de Amsterdamse Elisabeth van Valckenburgh, een rijke en mooie jonge vrouw. Waarschijnlijk onder haar invloed liet hij zich in 1607 als lidmaat van de Hervormde Gemeente aannemen. Van de zeven kinderen die uit dit huwelijkelijk werden geboren zijn alleen twee dochters volwassen geworden. | |||
In 1611 gaf Cats de rechtspraktijk op om zich toe te leggen op de bedijking van geïnundeerde landen in Zeeuws-Vlaanderen, waar de in 1614 gebouwde Catshoeve (onder Groede) nog aan zijn verblijf aldaar herinnert. In deze jaren schijnt hij daar metterwoon gevestigd te zijn, al bezat hij in Middelburg nog het al vóór zijn huwelijk door hem bewoonde huis in de Noordstraat en onder Grijpskerke het buitengoed de Monnikenhof. In 1621 werd hij pensionaris van Middelburg, nadat hij een professoraat in het Burgerlijk recht te Leiden had afgeslagen. In 1623 vertrok hij echter in gelijke functie naar Dordrecht, al viel het afscheid van Zeeland hem zwaar. In 1636 werd hij raadpensionaris van Holland en West-Friesland, in 1645 bovendien grootzegelbewaarder der Staten en der Grafelijkheid van Holland en registreermeester der lenen. De Grote vergadering van 1651 werd door hem geopend en gesloten; bij die gelegenheid verzocht hij, de 74-jarige grijsaard, ontslag uit de betrekking die hem meer en meer tot een last werd. Zijn levensavond heeft hij doorgebracht op het landgoed Zorgvlied in de buurt van Den Haag, dat hij uit ruime beurs had laten aanleggen en waar hij op bijna 83 jarige leeftijd gestorven is. | In 1611 gaf Cats de rechtspraktijk op om zich toe te leggen op de bedijking van geïnundeerde landen in Zeeuws-Vlaanderen, waar de in 1614 gebouwde Catshoeve (onder Groede) nog aan zijn verblijf aldaar herinnert. In deze jaren schijnt hij daar metterwoon gevestigd te zijn, al bezat hij in Middelburg nog het al vóór zijn huwelijk door hem bewoonde huis in de Noordstraat en onder Grijpskerke het buitengoed de Monnikenhof. In 1621 werd hij pensionaris van Middelburg, nadat hij een professoraat in het Burgerlijk recht te Leiden had afgeslagen. In 1623 vertrok hij echter in gelijke functie naar Dordrecht, al viel het afscheid van Zeeland hem zwaar. In 1636 werd hij raadpensionaris van Holland en West-Friesland, in 1645 bovendien grootzegelbewaarder der Staten en der Grafelijkheid van Holland en registreermeester der lenen. De Grote vergadering van 1651 werd door hem geopend en gesloten; bij die gelegenheid verzocht hij, de 74-jarige grijsaard, ontslag uit de betrekking die hem meer en meer tot een last werd. Zijn levensavond heeft hij doorgebracht op het landgoed Zorgvlied in de buurt van Den Haag, dat hij uit ruime beurs had laten aanleggen en waar hij op bijna 83 jarige leeftijd gestorven is. | ||
In 1829 | In 1829 werd te Brouwershaven een standbeeld voor hem opgericht. | ||
== Prestaties == | == Prestaties == | ||
Op de Munnikenhof | [[Bestand:cats_.jpg|thumb|right|250px|De Munnikenhof te Grijpskerke aan de Jacob Catsweg 4, foto: J. Francke, 20 april 2004, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. ]] | ||
Op de Munnikenhof begon Cats te dichten. Toen zijn eerste werk, de ‘Sinn'-en Minnebeelden’ en de ‘Maechden-plicht’ (beide 1618) verscheen, was hij al 41. Waarschijnlijk is hij zich pas na de verschijning van deze bundels bewust geworden van zijn talent als volksdichter. Weldra volgden de ‘Self-stryt’ (1620), het ‘Toneel van de mannelicke achtbaerheyt’ (1622) en het breed opgezette ‘Houwelyck’ (1625), alle in Zeeland ontstaan. Na zijn vertrek schreef hij nog ‘Spiegel van den ouden ende nieuwen tijdt’ (1632); ‘Klagende maeghden’ (1633); ‘'s Werelts begin, midden, eynde, besloten in den Trou-ringh’ (1637) en ‘Ouderdom, buytenleven, en hofgedachten, op Sorgh-vliet’ (1656). Postuum verschenen de ‘Ghedachten op slapeloose nachten’ (1689). Zijn verzamelde werken verschenen in 1655, 1658 en 1659 en, na zijn dood, in 1700, 1712 en later. | |||
Cats verzocht Constantijn Huygens zijn medewerking aan de ‘Zeeusche Nachtegael’; hij zond hem het handschrift van zijn ‘Voorhout en het Costelick mal’, die wegens hun uitvoerigheid niet in de ‘Zeeusche Nachtegael’, maar afzonderlijk bij dezelfde uitgever werden uitgegeven (1622). Het laatstgenoemde gedicht droeg hij aan Cats op. In zijn ‘Otia of ledige uren’ (1625) nam hij een gedicht ‘Aen myne vrinden in Zeeland’ op. | Cats verzocht Constantijn Huygens zijn medewerking aan de ‘Zeeusche Nachtegael’; hij zond hem het handschrift van zijn ‘Voorhout en het Costelick mal’, die wegens hun uitvoerigheid niet in de ‘Zeeusche Nachtegael’, maar afzonderlijk bij dezelfde uitgever werden uitgegeven (1622). Het laatstgenoemde gedicht droeg hij aan Cats op. In zijn ‘Otia of ledige uren’ (1625) nam hij een gedicht ‘Aen myne vrinden in Zeeland’ op. | ||
De populariteit van `Vader Cats' | |||
== Invloed == | |||
[[Bestand:cats_320.jpg|thumb|left|300px|Kopergravure naar tekening door Adriaen Pietersz.van de Venne, verscheen voor het eerst in: Alle de wercken,soo oude als nieuwe van den Heer Jacob Cats ....,(Amsterdam, 1655). Paren lopen gearmd een grote fuik of vangnet binnen onder begeleiding van muziek van een klein orkest. Bovenop de fuik zit Cupido. Putti dansen rond een bruidspaar met bloemenmand. Om de fuik lopen mannen en vrouwen, zij maken allerlei erotische toespelingen, rechts zwaait de Dood met een hakbijl, 1623, tekeningen en prenten, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 320]] | |||
De populariteit van `Vader Cats' was met die van geen andere Nederlandse dichter vóór of na hem te vergelijken; zijn verzamelde werken, de 'boerenbijbel', zouden in geen enkel gezin ontbroken hebben. Pas in de 19de eeuw werd zijn reputatie aangevochten, het scherpst door Busken Huet. In de twintigste eeuw heeft zijn verguizing plaats gemaakt voor een gematigde waardering, vooral voor zijn boeiende verteltrant. Zijn poëzie neemt geen hoge vlucht en ontroert zelden; ze is integendeel hier en daar zelfs grof en plat. Cats wilde er zijn volk door opvoeden en daarbij had hij de brede massa voor ogen. Zijn kunst is altijd en alleen volkskunst. Het Zeeuwse element is vooral in zijn oudste werken sterk aanwezig. De ‘Sinn'en minnebeelden’ zijn opgedragen aan `de Zeeusche jonck-vrouwen'. Achter de ‘Maechdenplicht’ is de pastorale ‘Harders-clachte’ opgenomen en het ‘Harders-liet’, met een uitvoerige beschrijving van het Walcherse landschap. In het ‘Houwelyck’, dat hij uitdrukkelijk een `Zeeusch ghedicht' noemt, komen verhalen voor die zich in Middelburg, Arnemuiden, Zierikzee en de duinstreek van Schouwen afspelen. Ook vertoont de taal van zijn gedichten uit de eerste periode Zeeuwse eigenaardigheden, die in latere drukken zijn weggewerkt. Tot omstreeks 1623 heeft Cats Zeeuws geschreven, daarna Hollands. De grootste verzameling Catsiana, het Museum Catsianum, is bijeen gebracht door mr. W.C.M. de Jonge van Ellemeet op zijn landgoed Overduin onder Oostkapelle. Hij heeft deze verzameling uitvoerig beschreven (1870 en 1887) en gelegateerd aan de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden waar ze thans berust. Twee portretten van Cats, beide door Michiel van Miereveld geschilderd, bevinden zich in het Rijksmuseum. | |||
== Bibliografie == | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/] | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/] | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/] | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/] | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/] | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/] | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/] | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/] | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/] | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/] | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/] | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/08126579 ''Huwelijk'' (Amsterdam, 1993).] Bloemlezing uit ''Houwelick'' | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/14413506X ''Sinne- en minnebeelden'' (Den Haag, 1996).] | |||
*[http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/185482856 ''Het Spaans heidinnetje; tekst en vertaling'' (Leeuwarden, 1999).] Tekst van het verhalend gedicht van de Nederlandse schrijver (1577-1660) over een adellijk meisje dat bij de zigeuners terechtkomt, met woordverklaringen en prozavertaling in hedendaags Nederlands. | |||
== Auteur == | == Auteur == |
Versie van 4 apr 2016 12:59
Jacob Cats | |
---|---|
Standbeeld van Jacob Cats in Brouwershaven , foto: J. van den Berge, 1965, Collectie Bruijns, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 28907 | |
Geboren | 10 novmeber 1577 Brouwershaven |
Overleden | 12 september 1660 Zorgvlied bij Den Haag |
Beroep | schrijver, jurist en staatsman |
VIAF | J. Cats |
Jeugd
Zoon van Adriaen Cornelisz. Cats, biersteker, in 1598 en 1599 burgemeester van Brouwershaven. Jacob bezocht de Latijnse school te Zierikzee en begon in die jaren al gedichten te schrijven, eerst in het latijn, weldra ook in `de Zeeuwsche taal'. Hij studeerde te Leiden, waarschijnlijk in de rechten en voltooide deze studie te Orleans, waar hij tot doctor in het Romeins recht gepromoveerd is.
Levensloop
Cats vestigde zich als advocaat in Den Haag. Een verblijf in Engeland bracht hem in aanraking met het Puritanisme. In Holland teruggekeerd vatte hij de advocatuur weer op, maar op aanraden van zijn vriend Apollonius Schotte, pensionaris van Middelburg vestigde hij zich in 1603 in deze stad, waar hij evenals Simon van Beaumont tot stadsadvocaat werd aangesteld. Vooral als procureur schijnt hij al spoedig een drukke praktijk te hebben gekregen. In 1605 trouwde hij met de Amsterdamse Elisabeth van Valckenburgh, een rijke en mooie jonge vrouw. Waarschijnlijk onder haar invloed liet hij zich in 1607 als lidmaat van de Hervormde Gemeente aannemen. Van de zeven kinderen die uit dit huwelijkelijk werden geboren zijn alleen twee dochters volwassen geworden. In 1611 gaf Cats de rechtspraktijk op om zich toe te leggen op de bedijking van geïnundeerde landen in Zeeuws-Vlaanderen, waar de in 1614 gebouwde Catshoeve (onder Groede) nog aan zijn verblijf aldaar herinnert. In deze jaren schijnt hij daar metterwoon gevestigd te zijn, al bezat hij in Middelburg nog het al vóór zijn huwelijk door hem bewoonde huis in de Noordstraat en onder Grijpskerke het buitengoed de Monnikenhof. In 1621 werd hij pensionaris van Middelburg, nadat hij een professoraat in het Burgerlijk recht te Leiden had afgeslagen. In 1623 vertrok hij echter in gelijke functie naar Dordrecht, al viel het afscheid van Zeeland hem zwaar. In 1636 werd hij raadpensionaris van Holland en West-Friesland, in 1645 bovendien grootzegelbewaarder der Staten en der Grafelijkheid van Holland en registreermeester der lenen. De Grote vergadering van 1651 werd door hem geopend en gesloten; bij die gelegenheid verzocht hij, de 74-jarige grijsaard, ontslag uit de betrekking die hem meer en meer tot een last werd. Zijn levensavond heeft hij doorgebracht op het landgoed Zorgvlied in de buurt van Den Haag, dat hij uit ruime beurs had laten aanleggen en waar hij op bijna 83 jarige leeftijd gestorven is. In 1829 werd te Brouwershaven een standbeeld voor hem opgericht.
Prestaties
Op de Munnikenhof begon Cats te dichten. Toen zijn eerste werk, de ‘Sinn'-en Minnebeelden’ en de ‘Maechden-plicht’ (beide 1618) verscheen, was hij al 41. Waarschijnlijk is hij zich pas na de verschijning van deze bundels bewust geworden van zijn talent als volksdichter. Weldra volgden de ‘Self-stryt’ (1620), het ‘Toneel van de mannelicke achtbaerheyt’ (1622) en het breed opgezette ‘Houwelyck’ (1625), alle in Zeeland ontstaan. Na zijn vertrek schreef hij nog ‘Spiegel van den ouden ende nieuwen tijdt’ (1632); ‘Klagende maeghden’ (1633); ‘'s Werelts begin, midden, eynde, besloten in den Trou-ringh’ (1637) en ‘Ouderdom, buytenleven, en hofgedachten, op Sorgh-vliet’ (1656). Postuum verschenen de ‘Ghedachten op slapeloose nachten’ (1689). Zijn verzamelde werken verschenen in 1655, 1658 en 1659 en, na zijn dood, in 1700, 1712 en later. Cats verzocht Constantijn Huygens zijn medewerking aan de ‘Zeeusche Nachtegael’; hij zond hem het handschrift van zijn ‘Voorhout en het Costelick mal’, die wegens hun uitvoerigheid niet in de ‘Zeeusche Nachtegael’, maar afzonderlijk bij dezelfde uitgever werden uitgegeven (1622). Het laatstgenoemde gedicht droeg hij aan Cats op. In zijn ‘Otia of ledige uren’ (1625) nam hij een gedicht ‘Aen myne vrinden in Zeeland’ op.
Invloed
De populariteit van `Vader Cats' was met die van geen andere Nederlandse dichter vóór of na hem te vergelijken; zijn verzamelde werken, de 'boerenbijbel', zouden in geen enkel gezin ontbroken hebben. Pas in de 19de eeuw werd zijn reputatie aangevochten, het scherpst door Busken Huet. In de twintigste eeuw heeft zijn verguizing plaats gemaakt voor een gematigde waardering, vooral voor zijn boeiende verteltrant. Zijn poëzie neemt geen hoge vlucht en ontroert zelden; ze is integendeel hier en daar zelfs grof en plat. Cats wilde er zijn volk door opvoeden en daarbij had hij de brede massa voor ogen. Zijn kunst is altijd en alleen volkskunst. Het Zeeuwse element is vooral in zijn oudste werken sterk aanwezig. De ‘Sinn'en minnebeelden’ zijn opgedragen aan `de Zeeusche jonck-vrouwen'. Achter de ‘Maechdenplicht’ is de pastorale ‘Harders-clachte’ opgenomen en het ‘Harders-liet’, met een uitvoerige beschrijving van het Walcherse landschap. In het ‘Houwelyck’, dat hij uitdrukkelijk een `Zeeusch ghedicht' noemt, komen verhalen voor die zich in Middelburg, Arnemuiden, Zierikzee en de duinstreek van Schouwen afspelen. Ook vertoont de taal van zijn gedichten uit de eerste periode Zeeuwse eigenaardigheden, die in latere drukken zijn weggewerkt. Tot omstreeks 1623 heeft Cats Zeeuws geschreven, daarna Hollands. De grootste verzameling Catsiana, het Museum Catsianum, is bijeen gebracht door mr. W.C.M. de Jonge van Ellemeet op zijn landgoed Overduin onder Oostkapelle. Hij heeft deze verzameling uitvoerig beschreven (1870 en 1887) en gelegateerd aan de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden waar ze thans berust. Twee portretten van Cats, beide door Michiel van Miereveld geschilderd, bevinden zich in het Rijksmuseum.
Bibliografie
- Huwelijk (Amsterdam, 1993). Bloemlezing uit Houwelick
- Sinne- en minnebeelden (Den Haag, 1996).
- Het Spaans heidinnetje; tekst en vertaling (Leeuwarden, 1999). Tekst van het verhalend gedicht van de Nederlandse schrijver (1577-1660) over een adellijk meisje dat bij de zigeuners terechtkomt, met woordverklaringen en prozavertaling in hedendaags Nederlands.
Auteur
G.J. Trimpe Burger-Mekking, herz. Johan Francke (2012)
Literatuur
-De la Rue, Geletterd Zeeland, 346-368.
-Nagtglas, Levensberichten.
-Meertens, Letterkundig leven.
-J.H. de Stoppelaar, Jacob Cats te Middelburg.
-Kan, Het vertrek van Jacob Cats.
-Meerkamp van Embden, Brieven van Jacob Cats.
-Smilde, Jacob Cats in Dordrecht.
-J.C. Frederiks, Jacob Cats.
-Ten Berge, De hooggeleerde en zoetvloeiende dichter Jacob Cats.
-Waterbolk, Van Biervliet naar Zorgvliet.
-Van Rosmalen-Man, Cats' illustrator.
-Boekema-Sciarone en T. Loonen, De Vrouw in het werk van Cats.
-J. Kluiver, Het Gezin in de Gouden Eeuw.
-Abma, Jacob Cats en de raadspensionarisverkiezing.
-Poelhekke, Jacob Cats als raadspensionaris.
-Cats catalogus: de werken van Jacob Cats in de Short-title Catalogue Netherlands (KB 1996). www.geschiedeniszeeland.nl, thema Jacob Cats
-Cats, Jacob (Documentatiemap) (Middelburg, Zeeuwse Bibliotheek, 2007).
Sites
-[www.kb.nl/dossiers/cats/index.html Dossier KB]