Eerste Wereldoorlog: verschil tussen versies
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 260: | Regel 260: | ||
Van België naar Zeeuws-Vlaanderen | Van België naar Zeeuws-Vlaanderen | ||
Daar waar grenzen zijn wordt gesmokkeld. Des te meer als dat grenzen tussen oorlogvoerenden of een neutraal en oorlogvoerend land zijn. Tussen Zeeuws-Vlaanderen en België ontstaat een groot smokkelverkeer. Zo worden mensen en brieven van de ene naar de andere zijde gebracht. Ook smokkel van onder meer tabak, petroleum, benzine, Sunlight zeep en vlas levert flink geld op. Dat smokkelen is niet zonder gevaar. Wie vanuit België naar Nederland tracht te komen wordt door Duitse grenssoldaten neergeschoten. Ook de elektrische draad zorgt voor veel slachtoffers. Daarom bedenken de smokkelaars een handig apparaat waarmee ze door de versperring kunnen komen: een isolerend raam van vier plankjes dat in elkaar gevouwen kan worden en dus mobiel is. | Daar waar grenzen zijn wordt gesmokkeld. Des te meer als dat grenzen tussen oorlogvoerenden of een neutraal en oorlogvoerend land zijn. Tussen Zeeuws-Vlaanderen en België ontstaat een groot smokkelverkeer. Zo worden mensen en brieven van de ene naar de andere zijde gebracht. Ook smokkel van onder meer tabak, petroleum, benzine, Sunlight zeep en vlas levert flink geld op. Dat smokkelen is niet zonder gevaar. Wie vanuit België naar Nederland tracht te komen wordt door Duitse grenssoldaten neergeschoten. Ook de elektrische draad zorgt voor veel slachtoffers. Daarom bedenken de smokkelaars een handig apparaat waarmee ze door de versperring kunnen komen: een isolerend raam van vier plankjes dat in elkaar gevouwen kan worden en dus mobiel is. | ||
[[Bestand:ontsnappingsraam.jpg|thumb|right|250px|Bekijk een uitzending van [http://www.youtube.com/watch?v=4vo1eN_KiNM ‘de Zeeuw van Vlaanderen’ (Omroep Zeeland, 10 juni 2010)], waarin historicus Bart Begijn uitlegt hoe het ‘smokkeltoestel’ werkt]] | |||
Versie van 13 jul 2015 14:34
Eerste Wereldoorlog (1914-1918) |
---|
Nederland blijft tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) neutraal, maar zeker in Zeeland is die oorlog erg dichtbij. Militairen worden gemobiliseerd om de grenzen tegen een Duitse of Engelse aanval te bewaken. Het gedonder van het zware geschut aan het front in Vlaanderen is tot ver in de provincie te horen. Duizenden Belgen vluchten in 1914 voor het oorlogsgeweld naar Zeeland. De Duitsers sluiten de grens hermetisch af met een elektrisch geladen versperring die veel doden eist. In Zeeland zelf vallen de nodige slachtoffers door ‘vergissingsbombardementen.’ Als de vrede eindelijk getekend is dreigt opnieuw gevaar: België eist als ‘compensatievergoeding’ Zeeuws-Vlaanderen op. Vanuit Zeeuws-Vlaanderen start een nationalistisch reveil om de Zeeuwse gelederen gesloten te houden.
Mobilisatie
In verband met de oorlogsdreiging wordt op 31 juli 1914 een algehele mobilisatie afgekondigd voor Nederland. Alle militairen moeten zich op 1 augustus melden bij hun kazerne. Het leger bestaat uit de militie (het veldleger) de landweer (die bewaakt de grens, de kust, bruggen, spoorwegen, etc.) en de landstorm. Er worden 200.000 mensen opgeroepen. Er komt een maximumprijs voor voedingsmiddelen.
Inkwartiering van militairen Soldaten worden in het gehele land ingekwartierd. In Zeeland bevind zich een divisie rond Bergen op Zoom, een divisie op Walcheren en er zijn soldaten langs de grens en de kust. Nederland moet zich immers ook bij een Engelse aanval kunnen verdedigen. Bij het pompstation van het waterleidingbedrijf bij Dishoek is een heel barakkenkamp voor de artillerie. Ook worden militairen ingekwartierd bij mensen thuis. Die ontvangen daarvoor een vergoeding: 20 cent overnachtingskosten en 60 cent per dag voor voedsel. De soldaten zelf krijgen 14 cent per dag. De klasseverschillen zijn hier duidelijk zichtbaar want een sergeant krijgt f. 1,35 per dag.
[Barakkenkamp van de gemobiliseerde militairen bij Westkapelle op het Zuidervroon, ca. 1914-1916, prentbriefkaart, ZA, Minderhoud-0177.]
[Bewoners van Westkapelle met de bij hen ingekwartierde gemobiliseerde soldaten, ca. 1914, ZA, Minderhoud-0176]
Westerschelde afgesloten Op 5 augustus wordt de monding van de Westerschelde afgesloten voor oorlogsschepen van beide partijen. Militaire hulp aan de belegerde stad Antwerpen is op deze wijze dus uitgesloten. Dat zet kwaad bloed bij zowel de Engelsen –die op deze wijze te hulp willen schieten- als bij de Belgen, die de stad niet kunnen versterken. Men verwijt Nederland een pro-Duitse houding. Dat Duitsland hierdoor geen u-boten naar de Scheldestad kan sturen doet aan die opinie niets af.
[Publicatie van een vaarverbod in de Wielingen, 1914, affiche, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 5845] VLUCHTELINGENZORG
Antwerpen valt Op 30 september 1914 valt het eerste fort bij Antwerpen in Duitse handen en begint een massale uittocht van burgers uit België. De Belgen zijn bang voor moordende legereenheden van de Duitsers. Tussen hen zijn Poolse Joden, Armeniërs en Oostenrijkers. Als ze geld hebben reizen dezen door naar Engeland. In Vlissingen zijn ook uit Engeland en België uitgewezen Duitsers en uit Amerika afkomstige Russen, die via Nederland hopen verder te reizen. Na de val van Antwerpen herbergt Vlissingen 40.000 tot 50.000 Belgische vluchtelingen. Van de één miljoen Belgen die vluchten gaan er zo een 450.000 via Zeeland. Na verloop van tijd keren Veel Belgen terug naar hun huizen, maar in december 1918 zijn er nog altijd 124.000 Belgen in Nederland. Uit drukke vluchtelingengebieden zoals Zeeuws-Vlaanderen worden de vluchtelingen nu naar kampen elders in het land overgebracht. Mensen die genoeg geld hebben blijven op eigen kosten in hotels in bijvoorbeeld de badplaats Domburg.
[Belgische vluchtelingen staan in de rij voor de Nederlandsche Bank in de Gortstraat in Middelburg, prentbriefkaart 1914, ZA, ZI, P-01914]
Beschieting Antwerpen In de nacht van 7 op 8 oktober 1914 wordt Antwerpen beschoten. Het gevolg is een massale vlucht van de bevolking. De eerste zorg van de overheid is al deze vluchtelingen onderdak te bieden en te voeden.Daartoe worden militaire organisaties ingeschakeld. Ch. J.M. Ruys de Beerenbrouck wordt benoemd tot regeringscommissaris voor vluchtelingen in Noord-Brabant en Zeeland. In Sas van Gent bijvoorbeeld bevinden zich in september 1918 in totaal 1.121 Belgische vluchtelingen; de gemeente zelf telt 2.666 zielen.
[In de St. Jorisdoelen in Middelburg werd in 1914 door het Comité de Secours aux Victimes Belge een tentoonstelling gehouden waarvan de opbrengst ten goede kwam aan de oorlogsslachtoffers en vluchtelingen, affiche 1914, ontwerp Leo Gestel, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 4196]
[Dames uit de burgerij van Middelburg, verenigd in een actiecomité, smeren brood voor de Belgische vluchtelingen, foto ca. 1915, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 2370. ]
Eén miljoen vluchtelingen In 1914 vluchten meer dan één miljoen Belgen de Nederlandse grens over voor politiek asiel. Ongeveer honderdduizend blijven er tot het eind van de oorlog in ons land. De hulpverlening beperkt zich aanvankelijk tot het verstrekken van informatie; de immigranten dienen in hun eigen huisvesting te voorzien. De enorme golf van duizenden ontheemde Belgen die Zeeuws-Vlaanderen overspoelen maakt dit snel tot een illusie. Een inderhaast opgericht provinciaal hulpcomité meldt in haar verslag over augustus 1914 tot juli 1915: ‘De wegen raken vol met de vluchtende massa’s, de grensdorpen vullen zich tot de laatste plaats. ‘
[In remembrance of the reception of the Belgian fugitives in Holland, 1914. Memory of the war of England, Belgium, France against Germany [afbeelding], 27x40 cm., ZB, Beeldbank Zeeland, tekeningen en prenten, recordnr. 88.]
Indeling van de kampen De klasse-maatschappij weerspiegelt zich in de indeling van de vluchtelingen in drie categorieën: de gevaarlijke of ongewenste elementen, de minder gewensten en de fatsoenlijke behoeftigen. Rijke Belgen zorgen zelf voor hun onderkomen. Elk kamp bezit woon- en slaapverblijven, en eetzalen. Alles wat in een dorp aanwezig was moet ook in een kamp aanwezig zijn. Daarom zijn er in elk kamp scholen, ziekenhuizen, kerk postkantoor, magazijn, wasserijen, leeszalen, kantines, kantoren en soms een schouwburg. De vluchtelingen worden aan het werk gezet. Hun dag ziet er bijvoorbeeld zo uit: 06.30 opstaan 07.00-07.30 ontbijt 08.30-12.00 verplichte arbeid 12.30-14.00 lunch en middagpauze 14.00-17.00 verplichte arbeid 17.30 avondmaaltijd
[Belgische vluchtelingen bereiden hun eigen maaltijd in Middelburg, prentbriefkaart 1914, ZA, ZI, P-03695]
[Belgische vluchtelingen in de voor hen ingerichte slaapplaats in het Schuttershof in Middelburg, ZA, ZI, P-03692 en 03693] Distributie en tewerkstelling Vanuit Zeeuws-Vlaanderen verspreiden de Belgen zich naar de Zeeuwse eilanden en verder over Nederland. Ook zoeken tallozen via de Vlissingse Stoomvaart Maatschappij Zeeland, hun heil in Engeland. Het onderbrengen van de achterblijvers gebeurt in leegstaande huizen, scholen en kerken of in barakken zoals in Clinge of een ‘vluchtelingenloods’ aan de Prins Hendrikweg te Vlissingen. Hontenisse krijgt een vluchtelingenkamp. Provinciale en lokale comités hebben hun handen vol aan de verwerving en distributie van hulpgoederen als voedsel, kleding en steenkool. Tewerkstelling van de vluchtelingen vind plaats in onder andere werkhuizen van de Rockefeller Foundation te Middelburg en Vlissingen en ten slotte bij vele particuliere werkgevers. Tegen het einde van de oorlog, als de Duitsers aan het terugtrekken zijn wordt de elektrische draad op vele plaatsen doorgeknipt en stromen vele vluchtelingen Nederland binnen. De elektrische stroom is er dan ook afgehaald.
[Het ontbijt voor de Belgische vluchtelingen wordt klaargemaakt in Middelburg, foto: E. Helder, ca. 1914, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 20964.] INTERNERINGSKAMPEN
Militairen geïnterneerd Na de Duitse aanval op Antwerpen, in oktober 1914, vluchten ongeveer 35.000 Belgische militairen de grens met Nederland over. Omdat Nederland neutraal is moeten alle buitenlandse soldaten worden geïnterneerd. In november wordt besloten dat de vluchtelingen die niet naar België zijn teruggekeerd en niet in hun eigen onderhoud kunnen voorzien in vluchtoorden zullen worden ondergebracht. Dat jaar begint het al in november te sneeuwen en ’s nachts vriest het. Veel burgers verzetten zich tegen deze maatregelen, maar voor de vluchtelingen valt er niet veel te kiezen als burgemeesters de uitkeringen buiten vluchtoorden staken.
[Gewonde Belgische militairen voor het hospitaal van de Achtergracht, prentbriefkaart, 1914-1918, ZA, ZI-P-03691]
Belgische, Duitse en Engelse vluchtelingen Er komen niet alleen Belgische militairen naar Nederland. Als België eenmaal bezet is zijn er ook Duitse soldaten die niet langer aan het front willen vechten. Zodra ze bij de grens komen vluchten ze naar Nederland. Ook storten vliegeniers neer en stranden er schepen op de Nederlandse kust. De Duitse en Engelse bemanningsleden worden dan ook opgepakt en geïnterneerd, totdat de oorlog afgelopen is. Hieronder staan twee voorbeelden beschreven van een Nederlandse luitenant die aan de grens werkt en een Duitse vliegenier die neerstort.
[Gewonde Belgische militair leest de Middelburgsche Courant bij het ziekenhuis aan de Achtergracht in Middelburg, prentbriefkaart, 1914-1918, ZA, ZI-P-03690]
Dinsdag, 15 Januari 1918. ‘Zoo juist is ‘n Duitsche schildwacht over de grens gekomen en geïnterneerd — ’n Elzasser van 19 jaar. Hij heeft ’t niet langer kunnen uithouden. Zijn vader vecht aan Franschen kant. Hij aan Duitschen. Waar z‘n familie is: hij weet ’t niet en verlof kan hij niet krijgen. En nu was ’t hem te machtig geworden. Op post aan de grens staande, is hij boven op ‘n paal geklommen en heeft toen — met achterlating van z‘n geweer — den doodelijken sprong over de draad gewaagd. ‘t Was hem gelukt en nu is hij hier. Aan de wacht geven we hem te eten — hij lijkt wel onverzadigbaar en weet niet wat hij proeft. Hij heeft ‘t in den laatsten tijd dan ook zoo slecht gehad — waar zou de Duitscher het voedsel ook vandaan moeten halen! Aan de grens tref ik den Duitschen wachtcommandant. Hij heeft zoo juist de post verlaten gevonden en is razend. ‘Sie hätten ihn tot schiesen sollen.’ Dat heb ik dezen armen soldaat — hij is toch eigenlijk nog ‘n kind dat niet weet waar het ‘t zoeken moet — maar niet gedaan. Maar ik heb hem doorgezonden naar Oostburg. Vandaar gaat hij dan naar het interneeringskamp.’ Uit: Uit: J.G. Imhof, Mobilisatieherinneringen. Met de compagnie te velde, 1914 -1919 (Utrecht, ca. 1955). Imhof was luitenant in Zeeuws-Vlaanderen tijdens de oorlog.
[Grensovergang bij Koewacht. Zeker voor de grenswachters zelf was het vrij eenvoudig hier de grens over te steken. Later in de oorlog werden de versperringen veel zwaarder, prentbriefkaart, ZA, ZI, P-07720].
De vliegtuigfabriek van Cadzand Op 20 augustus 1914 landt bij Oostburg in Zeeuws-Vlaanderen een eenmotorige Taube. Dit Duitse toestel wordt gevlogen door luitenant Herse. Hij is vanuit Luik opgestegen en maakt via Namen een verkenningsvlucht. Bij Oostende krijgt hij motorstoring en is gedwongen een noodlanding te maken. Herse wordt gevangengenomen door militairen van de grenswacht en de marechaussee. Het is het eerste vliegtuig dat in Nederland land. Na dit vliegtuig volgen er nog vele andere. In Zeeland stranden op deze of andere wijze tijdens de oorlog in totaal 66 toestellen. Na de Taube volgen in december nog een Britse Farman, in januari 1915 een Franse Morane Saulnier en in februari een Franse Voisin. Omdat veel piloten niet in vijandelijke handen wil vallen maken ze een noodlanding in Zeeuws-Vlaanderen, vaak op het strand bij Cadzand. De luchtvaartafdeling haalt ze daar met een soort dieplader op om ze naar Soesterberg te brengen. Gezien het aantal vliegtuigen dat uit Zeeuws-Vlaanderen naar Soesterberg komt spreekt het personeel daar van ‘de fabriek van Cadzand.’
[De Albatros Taube A29/13, een verkenningsvliegtuig van de Duitse Luftwaffe die op 20 augustus 1914 bij Oostburg door leutnant Hans Hesse aan de grond werd gezet, waarna hij gevangengenomen werd. ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 103427.] SPIONAGE
Vlissingen, broeinest van informatie Zeeland en meer in het bijzonder Vlissingen op Walcheren en de grensstreek in Zeeuws-Vlaanderen zijn in de oorlogsjaren een interessant gebied voor spionnen. Vlissingen ligt aan de vaarroute naar het door Duitsland bezette Antwerpen, heeft een bootverbinding met Engeland en er is een marinebasis. Het stikt in de provincie van de vluchtelingen van alle nationaliteiten en er is in Vlissingen een Belgisch, Duits, Engels en Frans consulaat in de stad. Reden genoeg voor spionage actitviteiten. De politie in Vlissingen, de Koninklijk Marechaussee en de Territoriale Commandant Zeeland in Middelburg hebben hun handen vol aan het volgen van verdachte personen.
[Niet alle van spionage verdachte personen blijken schuldig. Middelburgsche Courant, 27 november 1916, pag. 1, ZB, Krantenbank Zeeland.]
Van Woringen Eén van die verdachten is Joseph Alexander van Woringen. Deze uit Duitse ouders geboren industrieel woont rond 1910 nog in Antwerpen, maar vertoeft in de zomer in de badplaats Domburg. Daar laat hij de villa Norsk Hjem bouwen. In 1915 beschuldigt een Engelse gezant hem van spionage activiteit. Hij zou met een telegrafietoestel berichten verzenden en ’s nachts post ontvangen en er op uitgaan. Bovendien heeft hij vanuit zijn huis uitzicht op het scheepvaartverkeer op de Westerscheldemonding. De beschuldigingen blijken ongegrond en Van Woringen (die ondertussen voor vuile mof en spion wordt uitgemaakt) eist rectificatie in de Walcherse kranten.
[Het huis Norsk Hjem (rechtsvoor) van de van spionage verdachte Van Woringen aan de boulevard in Domburg vanaf de Hoge Hil gezien. Het had een voor die tijd zeer moderne betonvloer, Prentbriefkaart, ZB, Beeldbank Zeeland, 3416.]
Engelse spionnen De Engelsen E.W. Paulton en H. Groome beweren koerier te zijn van de Daily Chronicle en Daily Telegraph. Ze sturen Duitse kranten naar Engeland, die hen uit Amsterdam worden opgestuurd. Het tweetal verblijft in een eersteklas hotel in Vlissingen en trekt daarmee de aandacht van de politie. Van Paulton wordt vastgesteld dat hij zonder toestemming foto’s maakt van torpedoboten, mijnenleggers en geïnterneerde Engelse vliegers. Hij wordt gearresteerd en naar het bureau gebracht. Na vijf dagen detentie wordt hij op bevel van de autoriteiten op de boot naar Engeland gezet, net als collega Groome.
[Drie spionnen worden in 1918 in Middelburg aangehouden, Vlissingse Courant, 15 juni 1918, pag. 2, ZB, Krantenbank Zeeland.] OORLOG OP ZEE
Zeemijnen Op 14 november 1914 spoelen enkele zeemijnen aan bij Westkapelle. Volgens internationale afspraken moet hierbij het ontstekingsmechanisme automatisch uitschakelen. Twee mijnen worden ontmanteld. Een derde mijn ligt op de basaltglooiing en terwijl enige dorpsbewoners de demontage gadeslaan ontploft de mijn en komen negen mensen om het leven. De klap is op het hele eiland te horen. Dit incident moet iedereen van het gevaar doordringen, maar niets is minder waar. Op 2 maart 1915 spoelt een mijn tegen de dijk van het havenhoofd van Zierikzee. Het ding blijft, hoewel ontdekt, onbewaakt liggen. Drie zoons van de nabijgelegen boerderij van Cashoek trachten het ding aan de wal te trekken met behulp van een landarbeider en een andere jongen. Een kreukelzoeker [?= een visser van alikruiken, een eetbaar schelpdiertje] ziet de mijn exploderen. In vier jaar oorlog zullen in totaal 6.450 zeemijnen op de Nederlandse kust aanspoelen.
[Bericht over aangespoelde mijnen bij Westkapelle, Middelburgsche Courant, 11 januari 1918, pag. 2, ZB, Krantenbank Zeeland.]
Hr.Ms. Triton Naast onderzeeboten vormen zeemijnen een groot gevaar. In de oorlog gaan 175 vissersvaartuigen ten onder en komen 862 bemanningsleden om het leven. Er ontploffen mijnen op stranden en dijken. De mijnenveger Hr. Ms. Triton verlaat op 19 januari 1915 de haven van Breskens om zelf een mijnenveld te vernieuwen. Een sloep wordt te water gelaten om een mijn te controleren en ltz. der tweede klasse Luden buigt zich over het explosief heen. Dan klinkt een enorme ontploffing. De sloep wordt aan stukken geslagen en de vijf bemanningsleden komen om het leven.
[Bericht over het ongeluk met de Triton in de krant, Zierikzeesche Nieuwsbode, 20 januari 1915, pag. 2, ZB, Krantenbank Zeeland.]
Vissers buiten de route Datzelfde jaar gaat het nogmaals fout als vijf schepen uit Breskens op woensdag 16 juni 1915 uit vissen gaan. In de monding van de Westerschelde komen ze onder Knokke en nemen op de terugweg een verboden koers ten zuiden van ondiepten die de Walvischstaart heten. Daar ligt een Nederlands mijnenveld dat de toegang tot de Westerschelde moet beschermen tegen indringers. De Breskens 19 vaart op een mijn waarna het schip door de explosie uit elkaar wordt gereten. De vier bemanningsleden worden tientallen meters weggeslingerd en vinden de dood. Pas na veertien dagen zijn alle verdronkenen aangespoeld en worden ze begraven. Het incident blijft niet zonder gevolgen. Niet alleen vissers uit Breskens maar ook uit Arnemuiden en Vlissingen moeten zich verantwoorden voor het buiten de toegestane routes varen. De officier eist 15 gulden boete. Bovendien kunnen de vissers zo geheime oefeningen van de marine gadeslaan en dat is niet de bedoeling.
[Bericht uit de krant over het ongeval met de Bressiaander vissersboot, Goesche Courant, 17 juni 1915, pag. 3, ZB, Krantenbank Zeeland.]
Britse zeemijn bij Westkapelle Op vrijdag 15 februari 1918 krijgt de vissersboot ARM 16 van Lieven van Belzen tijdens het vissen bij Westkapelle een mijn in het net. De schipper kapt het net en verankert de mijn. Als het schip later terugkomt met het stoomloodsvaartuig nr. 14 van de onderzoekdienst Zuiderfrontier vaart de laatste op een andere mijn. Negen doden vallen te betreuren. Het incident heeft een staartje, want de mijn ligt net voorbij de territoriale wateren [? = Het water buiten de 12-mijls zone voor de kust van een land waarin internationaal scheepvaartverkeer toegestaan is] in de vaargeul, maar blijkt Brits te zijn.
[Begrafenis van 7 van de 9 slachtoffers die bij het demonteren van een zeemijn op 16 november 1914 omkwamen, 19 november 1914, fotoreproductie; N. Flipse-Roelse, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 39697]
[Gevaar zien de meeste mensen aanvankelijk niet in oorlogstuig. mensen van de "Noordkant" ( gemeente Noordwelle) poseren op het strand van Renesse bij een aangespoelde zeemijn, recht voor het zogenaamde "Vlaamse diekje"; v.l.n.r.: Jans Hogerland, Pie Strijk-van den Berg, Simon Struijk, dienstmeisje Nellie Struijk en Centina Hogerland met Polly de hond, ca. 1918, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 11632.]
Aanvallen op neutrale schepen Zowel van Engelse als door Duitse zijde wordt de Nederlandse scheepvaart aangevallen vanuit de lucht en het water. Al deze incidenten worden gerapporteerd en het ministerie van Buitenlandse zaken in Berlijn en Londen wordt ter verantwoording geroepen. Telkens met hetzelfde resultaat. Ontkenning van het gebeurde (ten minste tot na de oorlog) of de verklaring dat het schip niet als neutraal zijnde was te herkennen.
[De bemanning van een Engelse duikboot pikt een schipbreukeling op. Soldaten Courant, 25 februari 1917, pag. 1., ZB, Krantenbank Zeeland]
Duitse bom op de Cornelis Het motorschip Cornelis van de reder J.A. van Rompu uit Terneuzen is op donderdag 29 juli 1915 onderweg naar Engeland als het ter hoogte van het lichtschip Schouwenbank een onekend watervliegtuig opduikt. Dit gooit vier bommen naar het schip. Geen daarvan treft doel, maar de explosies zijn zo dichtbij dat scherven op het dek komen. Een van de brokstukken is herkenbaar door een nummer. Het blijkt een Duitse bom. Kapitein van Buuren verklaart dat zijn schip de Nederlandse vlag voert, er Nederlandse kleuren op de romp zijn geschilderd en de naam met de thuishaven in letters van een halve meter hoog op de romp is geschilderd. Op het moment dat de bommen worden gegooid worden ogenblikkelijk Nederlandse vlaggen op het dek uitgespreid. Daarop verdwijnt het vliegtuig. Terug op de rede van Vlissingen wordt het voorval aan de Koninklijke Marine gemeld die protesteert in Berlijn. Daarvandaan komt een bekend antwoord. Duitsland betuigt medeleven, maar stelt dat voor de aanval geen herkenbare vlaggen zijn gevoerd.
Britten lossen bommenlast Op 2 oktober 1917 doet zich een incident voor bij de Zeeuwse kust. Een Nederlands bewakingschip dat voor Cadzand ligt opent het vuur op een onbekende tweedekker. Het vliegtuig blijft rondcirkelen en laat vier bommen los. Vermoedelijk gaat het hier om een Duits vliegtuig dat geacht wordt Duinkerken te bombarderen. Het laatste incident dat plaats heeft is op 17 september 1918 als Britse en Duitse vliegtuigen boven de Oosterschelde in gevecht raken. Waarschijnlijk proberen de Duitsers te voorkomen dat de Engelsen een aanval uitvoeren op de Belgische kust. Op het moment van het luchtgevecht is de Verandering (de YE 144 van J. Prins en C. Zweedijk uit Yerseke) op oesters aan het vissen in het Bultegat bij Zierikzee. De vijkfkoppige bemanning ziet hoe drie bommen naar beneden suizen en ontploffen, maar het schip gelukkig niet raken. Waarschijnlijk wil in dit geval de Britse vlieger van zijn bommenlast of om beter te kunnen manouevreren.
[Opgelucht ziet men vanaf de wal een Yerseks visserschip terugkeren van de vangst. De mannen van de YE 144 konden hun tocht van 17 oktober 1918 ter nauwernood navertellen. Prentbriefkaart 1915, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 28161.]
De SMZ verliest schepen De Stoomvaart Maatschappij Zeeland (SMZ), die vanuit Vlissingen diensten voor passagiers, post en vracht onderhoud op Queensborough/Sheerness (vanaf 1875) en Folkestone (vanaf 1911), beleeft in 1914 een topjaar door de massale overtocht van Belgische vluchtelingen naar Engeland, maar verliest in 1916 en 1917 drie schepen: de ‘Prinses Juliana’, de ‘Mecklenburg’ en de ‘Koningin Wilhelmina.’ Na afkondiging van een ‘onbeperkte duikbootoorlog’ op 1 februari 1917 - de Duitse keizer verbiedt na een eerste duikbootoorlog, in juni 1915, het torpederen van neutrale en vijandige passagiersschepen- staakt de ‘Zeeland’ de vaarten.
[De stoomvaart maatschappij Zeeland zou tijdens de oorlog drie schepen verliezen, tekening, ca. 1875, ZB, Beeldbank Zeeland, 116.]
Koningin Regentes getorpedeerd Zowel de visserij als de handelsvaart is doorlopend in gevaar door onderzeeboten, zeemijnen en luchtaanvallen. Vooral de Duitse onderzeeërs maken geen onderscheid tussen neutralen en oorlogvoerenden. Op 6 juni 1918 torpedeert de Duitse UB 107 in de omgeving van de Leman Bank de Rode Kruis stoomraderboot Koningin Regentes van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland. Het is een hospitaalschip dat tussen Groot-Brittannië en Nederland vaart voor het uitwisselen van zieke en gewonde krijgsgevangenen. Zeven van de 56 bemanningsleden laten het leven. Kapitein W. Reedeker verliest bij deze ramp zijn derde schip. Hij is ook de gezagvoerder op de eerder verloren gegane SMZ-schepen ‘Mecklenburg’ en ‘Koningin Wilhelmina.’
[Vertrek van de mailboot Koningin Regentes omstreeks 1912. De mailboot werd in 1918 getorpedeerd, foto, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 36950.] De UB30 strandt Naar en van Zeebrugge, waar een duikbootbases is, passeren Duitse duikboten de Nederlandse kust. Op 14 januari 1917 wordt in het Nederlandse deel van de Wielingen een Duitse duikboot aangehouden, die na onderzoek weer wordt vrijgelaten. In de nacht van 22 op 23 februari 1917 loopt de Duitse onderzeeboot UB 30 op de Walcherse kust aan de grond. Het schip is in maart 1916 afgebouwd door Blomm & Voss in Hamburg. Het is 37 meter lang en voert twee lanceerbuizen, een kanon van 8 centimeter en een machinegeweer. De boot staat onder bevel van Oberleutnant zur See Freiherr von Montigny. Deze gaat er vanuit dat een ’s nachts waargenomen licht dat van de Schouwenbank is. Hij denkt vandaar op Zeebrugge aan te kunnen koersen.
[Een Duitse duikboot maakt zich klaar voor de aanval na het signaleren van een schip. Soldaten Courant, 16 juli 1915, pag. 3., ZB, Krantenbank Zeeland]
Opgebracht in de Vlissingse haven Om een Engels mijnenveld te omzeilen koerst Von Montigny daarna in zuidoostelijke richting. Net voordat het licht wordt loopt de UB 30 aan de grond tussen Domburg en Westkapelle bij de zogenaamde Trommel. Omdat het afgaand water is komt de boot niet meer vlot en de Nederlandse schepen Hr. Ms. Ophir en G6 zijn al opgestoomd naar de plaats waar het schip ligt. De boot wordt naar Vlissingen opgebracht. Omdat de overheid van mening is dat de commandant van de U-boot onvoldoende heeft genavigeerd en zich beter van de lokale omstandigheden op de hoogte had moeten stellen wordt het schip geïnterneerd. De Duitse u-boot ligt zondagmiddag in de binnenhaven van Vlissingen waar dit ‘levensgevaarlijke’ schip veel bekijks trekt.
[Een Duitse duikboot in de haven. Soldaten Courant, 20 december 1916, pag. 2., ZB, Krantenbank Zeeland]
De UB30 vrijgegeven Ltz. Coster van Hr. Ms O6 brengt het schip via Veere naar Hellevoetsluis. De internering van het schip brengt Nederland bijna op voet van oorlog met Duitsland. Een internationale onderzoekscommissie meent dat de commandant –mede door de mist- niets te verwijten valt. Op 8 augustus 1917 wordt de UB 30 weer teruggegeven aan de Duitse bemanning, die het schip naar Zeebrugge vaart. BOMBARDEMENT OP ZIERIKZEE, 30 APRIL 1917
Luchtgevechten en bombardementen Door vergissingsbombardementen vallen er ook in Zeeland oorlogsslachtoffers: zo worden tijdens de oorlog Sluis, Cadzand, Goes, en zelfs het noordelijke Zierikzee gebombardeerd. Nieuwe transport- en oorlogstuig heeft een bijzondere aantrekkingskracht. Zo kan het gebeuren dat op de Kleine Markt in Sas van Gent een kind van zes jaar oud door rondvliegende scherven gewond raakt omdat het met volwassenen naar een luchtgevecht aan het kijken is.
[Schade door het bombardement in Zierikzee, Prentbriefkaart, 1917, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 28719.].
Bommen op 30 april 1917 In de nacht van 30 april 1917 voert de Engelse marineluchtvaartdienst een bombardement op Zeebrugge uit. Een Engelse piloot navigeert al op de heenreis verkeert en denkt dat hij boven Vlaanderen vliegt. De luchtafweer op Schouwen-Duiveland schiet op het vliegtuig, waarna de piloot vijf bommen op Zierikzee loslaat, en na een korte manoeuvre nog eens drie. Tientallen huizen worden verwoest in de Molenstraat en de Sint-Domusstraat. De gareelmaker [? Gareelmaker: gareel = de touwen waarin de paarden voor hun ruituig bespannen zijn (zie ook in het gareel lopen, netjes in de rij lopen). De gareelmaker verzorgt dus het tuig van het paard.] Leijdekker, diens vrouw en pleegkind komen om het leven. De lichamen van de beide ouders worden –inclusief bed- tientallen meters weggeslingerd en totaal verminkt teruggevonden.
[Schade in de Molenstraat in Zierikzee. Gareelmaker Leijdekker woonde eerst in Zuid-Afrika en was voor de Boerenoorlog gevlucht. Nu werd hij alsnog door Engelse bommen gedood, Prentbriefkaart, 1917, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 28721.]
Schadevergoeding Zierikzee Een fatale vergissing en volgens huidige normen wellicht een oorlogsmisdaad, die drie doden en veel materiële schade kost, en hevig nadreunt in de Zierikzeese gemeenschap. De Britse regering erkent pas in juli dat het standpunt van de Nederlandse regering klopt dat het een Britse vliegenier is geweest die Zierikzee heeft gebombardeerd. De Britse regering verklaart zich bereid een schadevergoeding van 92.000 gulden uit te keren. Om dergelijke misverstanden in de toekomst te voorkomen beschildert men nu haastig de toppen van de kerktorens van Zierikzee, Nieuwerkerk en Ouwerkerk met de Nederlandse driekleur. Een commissie brengt in de eerste week van mei al rapport uit waarin de materiële schade op circa 100.000 gulden wordt beraamd. Financiële schade door verblijf elders, het niet uit kunnen oefenen van beroep of pshychische schade is hier niet bij inbegrepen. Verzekeringsmaatschappijen springen snel in op de schade door advertenties in de lokale pers te plaatsen
[Tekenaar Albert Hahn in de Notekraker, 5 mei 1917: ‘de Dood’ laat schouderophalen merken zich niet schuldig te voelen aan de drie slachtoffers van het bombardement op Zierikzee. Tekening: Notenkraker Zierikzee] Luchtgevecht boven Schouwen Op 18 augustus 1917 worden opnieuw vliegtuigen waargenomen boven Schouwen-Duiveland. Ze vliegen te hoog om ze te kunnen beschieten, maar gooien even later wel bommen los boven Noord-Schouwen. Vlakbij het slot Moermond bij Renesse valt er een. De schade bedraagt nu slechts enkele tientjes en er wordt niemand gewond. De toestellen die dit veroorzaken zijn ditmaal zowel Engelse als Duitse die een luchtgevecht houden boven Nederlands grondgebied. Twee Duitse bommenwerpers van het type Gotha zijn geraakt en moeten op Nederlands grondgebied landen. De bemanningen worden krijgsgevangen gemaakt. Twee inwoners van Goes sturen een postwissel van tien gulden aan sergeant Lok, de man die één van de twee Gotha’s naar beneden haalt met een schot door de propellor.
[Zierikzeesche Nieuwsbode, 2 mei 1917, pag. 3. De maatschappij tot verzekering van uitgesloten risico’s uit Zutphen reageert snel op het bombardement.]
[de Zeeuw, 23 juli 1917, pag. 1, ZB, Krantenbank Zeeland.]
Luchtgevecht boven Sas van Gent In de avond van eveneens 18 augustus 1917 vindt bij Sas van Gent een hevige beschieting plaats. Boven België is een vuurgevecht bezig tussen verschillende vliegtuigen, waarbij één vliegtuig Nederland binnenkomt. Bij de glasfabriek ontstaat enige schade en ook nu weer worden bommen gedropt. Er vallen geen slachtoffers en ditmaal is de schade opnieuw gering, maar wederom is de neutraliteit geschonden. De Engelse Admiraliteit noch de Duitsers geven toe in het Nederlandse luchtruim te zijn geweest.
[Luchtgevecht van Engelse toestellen. Soldaten Courant, 16 februari 1917, pag. 1., ZB, Krantenbank Zeeland]
Britse bommen op Cadzand Op 25 augustus 1917 wordt het Nederlandse luchtruim opnieuw geschonden, nu bij Cadzand. Het is opnieuw een Brits vliegtuig dat een tiental bommen afwerpt. Dat terwijl de grens duidelijk gemarkeerd is: op zee met een rij boeien voorzien van de Nederlandse vlag en te land met luchtdoelbatterijen die zover landinwaarts staan dat hun granaten de grens niet bereiken kunnen. De Britten ontkennen stelselmatig schuldig te zijn, beweren dat de Duitsers Britse bommen gebruiken en wijzen aansprakelijkheid af. Na de oorlog, in 1919 geven ze echter alsnog toe verantwoordelijk te zijn geweest voor dit bombardement. Gelukkig vallen er geen slachtoffers en is er nauwelijks schade.
A.m./p.m. Op 1 oktober 1917 vliegt een Britse bommenwerper, ondanks dat deze lichtsignalen van Duitse troepen krijgt, over de grens nabij Sluis en laat daar bommen vallen. Diverse huizen worden volledig verwoest. Wonderbaarlijk vallen hierbij geen slachtoffers, maar er is wel voor rond de 50.000 gulden schade aan huizen. Opnieuw ontkennen de Britten betrokkenheid. Ditmaal maken de Nederlanders de fout in hun rapport het tijdstip van de aanval met a.m. (voor de middag) in plaats van p.m. (na de middag) aan te geven, maar hieruit blijkt meteen de Britse schuld want zij beweren in antwoord op dit schrijven pas na de middag een raid te hebben uitgevoerd.
[Verwoesting die de bommen aanrichten in de Kapellestraat in Sluis, Prentbriefkaart, 1917, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 20840.]
Bommen op Goes Op 22 december 1917 vallen er om kwart voor elf ‘s avonds zeven bommen op Goes en Kloetinge. Er vallen dan ook enkele gewonden. Zestig panden, een kerk, een boomgaard en twee schepen worden beschadigd. De Middelburgsche Courant spreekt van de ‘gooi-maar-raak-methode.’ Vliegers, zo constateert de krant, lijken er een voorkeur voor te hebben om op verlichte doelen te werpen. Twee dagen na het bombardement overlijdt Jacob Visser, een slachtoffer. Enkele mensen worden zwaargewond. Ook nu weer worden stukken splinters van de bommen bij elkaar verzameld en voor inspectie naar de Artillerie-inrichtingen in Hembrug opgestuurd voor onderzoek. De Middelburgse en Vlissingse gemeenteraad grijpt nu in en komt met medische hulpteams en andere maatregelen bij vliegtuigalarm.
[Een deel van de berichtgeving over het bombardement op Goes. De Zeeuw, 24 december 1917, pag. 1, ZB, Krantenbank Zeeland.]
Schadevergoeding Goes Op 29 januari 1918 wordt in Goes een proef genomen met ratels die volledig mislukt omdat zelfs de ratel van de vuilnisman die van de politieagenten overstemt. Ook een sirene op het dak van de gasfabriek en het luiden van de kerkklokken zijn initiatieven die door de gemeenteraad worden afgewezen. Advocaat Mr. J.W. Goedbloed eist inmiddels een schadevergoeding van circa 50.000 gulden voor het achtergebleven gezin van Visser, dat uit zes minderjarige kinderen –waarvan een gehandicapt kind- en diens vrouw bestaat. Het Foreign Office [? Foreign Office = Ministerie van Buitenlandse Zaken] in Londen ontkent wederom alle schuld. Dat er Britse granaatscherven gevonden zijn wil volgens hen nog niet zeggen dat die door een Brits vliegtuig zijn geworpen. Bovendien acht men het onmogelijk dat een Engelse vliegenier zonder het te merken de Westerschelde zou passeren. De zaak zal zich nog jarenlang voortslepen.
‘DEN ELEKTRIEKEN DRAAD’
Een hek tegen smokkelaars In de strijd tegen smokkelhandel langs de grens besluiten de Duitsers in 1914 draadversperring op te richten. Massaal worden namelijk brieven en goederen de grens over gesmokkeld. In die brieven staat vertrouwelijke informatie over zowel de geallieerde als de Duitse legers. De rol van het neutrale Nederland wordt zo drastisch ingeperkt. Tussen april en augustus 1915 wordt van het drielandenpunt [? Nederland heeft slechts één drielandenpunt, daar waar de grenzen van België en Duitsland samenkomen met de Nederlandse bij Vaals (Limburg)] tot Knokke door bossen, rivieren en straten een meer dan 300 kilometer lang hekwerk opgericht. Omdat alle gezonde soldaten nodig zijn aan het front, worden voor deze klus minder geschikte, oudere en gewonde soldaten gebruikt.
[Een van de eerste, nog primitieve, prikkeldraadversperringen bij de grensovergang Sint-Margriete. Tijd|Schrift 5/2 (2010)]
Drie hekwerken met 2.000 volt stroom Er worden drie parallelle hekwerken geplaatst waarvan de middelste centrale afrastering onder 2.000 volt stroom staat. De middelste versperring is 1,80 meter hoog en bestaat uit vijf horizontale draden. De onderste draad hangt 20 centimeter boven de grond. Om de vijf meter staat een houten paal met porseleinen isolatoren waaraan de stroomdraden zijn bevestigd. Om de twee kilometer zijn er barakken met generatoren voor de stroomvoorziening en wachthuisjes. Op de plaats van doorgaande wegen bij de grens zoals bij Sint-Anna ter Muiden, Koewacht en Retranchement worden barrières aangebracht om een doorgang mogelijk te maken. Bij Koewacht loopt de draad dwars door het dorp heen. De kerk ligt er in België, het kerkhof in Nederland. Vlaamse families mogen hun doden zelf niet meer begraven. Wie vanuit Nederland illegaal naar België oversteekt riskeert een gevangenisstraf van vier maanden of 1.500 mark boete. Wie vanuit België probeert over te steken wordt neergeschoten.
[Bij Koewacht loopt de elektrische draad dwars door het dorp heen. Rechts staat de Duitse grenswacht, terwijl voorbij het prikkeldraad neutraal Nederland ligt met het café van A. van den Berghe-Verplancke, prentbriefkaart, 1914, ZA, ZI, P-07721]
[Politieke cartoontekening van Albert Hahn in de Notenkraker van 24 juli 1915, over de gruwelijkheden van de draadversperringen.]
Illegaal de draad passeren Vooral in de eerste tijd overlijden veel smokkelaars die geëlektrocuteerd worden. Al snel duiken ook de eerste slimme vindingen op. Tonnen zonder bodem of deksel worden van binnen met bordkarton bekleed en tussen de onderste draden geplaatst. Ook een dubbele ladder helpt goed over de omheining heen te komen. Veel Duitse soldaten wagen een laatste kans de grens te passeren. Liever dan naar het front te moeten proberen ze over de draad in neutraal Nederland te komen. Die elektrische draad is voor ons geen vreemd fenomeen meer. In 1914 kennen echter veel mensen de werking van elektriciteit helemaal niet. Slechts één op de tien huishoudens heeft elektrische verlichting. De Belgen moeten 500 meter bij de draad vandaan blijven om contact met Nederlanders te vermijden. De straffen voor overtredingen worden gaandeweg de oorlog steeds strenger.
[De aanleg van de draden des doods bij het dorp Eede, juli 1915. Tijd|Schrift 5/2 (2010)]
De dodendraad Beroepssmokkelaars gebruiken voor de passage zogenaamde ‘passeursramen.’ Dat zijn raamwerken met inklapbare plankjes dat uitgevouwen kunnen worden en tussen twee stroomdraden worden geplaatst. Hierna kan men er doorheen klimmen. Wanneer de isolerende werking van rubber bekend wordt trekken de passeurs rubberen laarzen en handschoenen. Daarmee gewapend knippen zij met draadtangen de afrastering door. In de kranten uit die tijd kom je tal van berichten tegen over geslaagde, maar ook niet geslaagde, ontsnappingen over de draad. Ten minste 500, maar mogelijk zelfs 1.500 mensen laten het leven aan de draad. Enkele weken na de wapenstilstand in november 1918 is er niet veel meer te bekennen van de draad. Het materiaal wordt verkocht, door landbouwers ingepikt of door de bevolking vernield.
[Een in scene gezet slachtoffer van de dodendraad, met links Duitse marinesoldaten en rechts Nederlandse marechaussees. In werkelijkheid kwamen de slachtoffers ‘geroosterd’ van de elektrische draden af. Tijd|Schrift 5/2 (2010).]
[Middelburgsche Courant, 31 juli 1915, pag 1, ZB, Krantenbank Zeeland.]
[Middelburgsche Courant, 13 september 1918, pag. 1, ZB, Krantenbank Zeeland.]
[Middelburgsche Courant, 15 november 1916, pag. 1, ZB, Krantenbank Zeeland.]
[In rechtermarge, dit ooggetuigeverslag] Een verslaggever van de Nieuwe Rotterdamsche Courant meldt in november 1918: ‘Des te duidelijker nam ik een onrustig, een jachtig, angstig heen en weer geloop waar van menschen, van voortgedreven jammerlijk blatend vee. Zoo kwam ik aan doden draad.’ De stroom is er afgehaald en ofschoon mensen slechts via de officiële toegangspoorten Nederland binnen mogen is de draad wel op veertig plaatsen onderbroken en de vluchtelingen stromen het vrije en veilige Nederland in. Het vee moet in België aan de vluchtende Duitse legers worden gegeven. Daar hebben veel boeren geen zin in en daarom brengen ze het vee de grens over naar Nederland, waar het veilig staat. In de laatste maanden van de oorlog in 1918 trekken alleen al uit Zelzate meer dan vierduizend mensen de grens over naar Sas van Gent.
Spaanse griep Aan het eind van de oorlog, als de vrede nabij is, zullen over alle grenzen heen, nog talloze slachtoffers vallen. In oktober 1918 steekt de ziekte die bekend wordt als de Spaanse griep overal in de wereld de kop op. De griep wordt de grootste moordenaar van de wereldoorlog. Wereldwijd sterven er 20 tot 40 miljoen mensen aan. In Nederland vallen 28.000 slachtoffers. De ziekte lijkt op een gewone griep, maar de zieken krijgen razend snel een longontsteking die stroperig dik slijm laat ontstaan. Binnen een paar dagen overlijden veel van de patiënten na een doodsstrijd vol ademnood. De overheid geeft advies dag en nacht ramen en deuren open te houden voor frisse lucht. Het Zeeuwse Provinciebestuur verbiedt massale bijeenkomsten zoals kermissen en sowieso elke volksophoping. In elke gemeente in Zeeland sterven tientallen mensen. De sterfte in de provincie ligt 4,5x zo hoog als elders in Nederland. SMOKKEL
Van België naar Zeeuws-Vlaanderen Daar waar grenzen zijn wordt gesmokkeld. Des te meer als dat grenzen tussen oorlogvoerenden of een neutraal en oorlogvoerend land zijn. Tussen Zeeuws-Vlaanderen en België ontstaat een groot smokkelverkeer. Zo worden mensen en brieven van de ene naar de andere zijde gebracht. Ook smokkel van onder meer tabak, petroleum, benzine, Sunlight zeep en vlas levert flink geld op. Dat smokkelen is niet zonder gevaar. Wie vanuit België naar Nederland tracht te komen wordt door Duitse grenssoldaten neergeschoten. Ook de elektrische draad zorgt voor veel slachtoffers. Daarom bedenken de smokkelaars een handig apparaat waarmee ze door de versperring kunnen komen: een isolerend raam van vier plankjes dat in elkaar gevouwen kan worden en dus mobiel is.
Steenkool
Door schaarste en om een eerlijke voedselvoorziening te garanderen gaat de overheid er tijdens de oorlog toe over producten op de bon te leveren. Zo is steenkool op de bon. In het voorjaar van 1917 duiken er echter plots grote voorraden op en vele bonnenbezitters zeggen geen kool meer nodig te hebben. De steenkool is afkomstig van Duitse schepen die via de rivieren en het Kanaal door Zuid-Beveland naar België varen en een deel van hun vracht verkopen voor vier tot zes gulden per mud.
[Krantenbericht over distributie van steenkolenbons, De Zeeuw, 15 februari 1917, pag. 2, ZB, Krantenbank Zeeland.]
Ook de smokkel van de Nederlandse naar de Belgische zijde is niet zonder gevaren, zoals uit onderstaand journaal blijkt: Woensdag 9 januari 1918 ‘Daar ligt — met gebroken oogen — de doodgeschoten smokkelaar. ’n Jonge kerel, misschien ‘n dertiger, het gezicht half onder ‘t slijk en onder ‘t bloed dat hem nog uit de twee gaten in de hals vloeit...
Zenuwachtig vertellen de kommiezen het volgende. Vlak bij de grens — op ‘n eenzaam weggetje — waren zij op ‘n smokkelpatrouille gestooten. ‘Halt’ hadden ze geroepen — maar de smokkelaars hadden hun zakken met boonen weggegooid en de vlucht genomen. Nog een ‘Halt’ — ze waren doorgerend, toen was ‘t schot gevallen — helaas! ‘t Doodelijke schot. Hij was toen geraakt — de anderen ontkomen in de duisternis. Nu zijn we bij het huisje, waarvan de blinden voor de ramen half gesloten zijn. ‘n Man doet huilend open. Als ‘t zeildoek wordt weggenomen, snikt de man ‘t uit: ‘O God! is dat m‘n broer, is dat m‘n broer! Handenwringend staat hij tegen den deurpost geleund: ‘Ach meneer! was ie maar thuis gebleven — dan was er niets gebeurd... En op deze logica weet ik niets te antwoorden, wel weet ik: wie smokkelt moet er den dood voor over hebben. Dan gaan we weg. ‘n Uur later passeer ik ‘t huisje. De vrouw staat aan de deur. Van den anderen kant komt ‘n militaire kommies. Ze vliegt naar hem toe, ze hangt om z‘n hals, ze snikt ‘t weer uit... ‘t Is de kommies die haar man heeft doodgeschoten. Vreeselijk! ‘k Ga dan naar den chef-dienstgeleider en geef hem in overweging dezen kommies nog op heden te verplaatsen. Dat gebeurt. Want hij is z’n leven niet meer zeker. Ze zouden hem in ‘t duister wel eens kunnen opwachten — die jonge kerels van daar straks! Heb ik den haat niet zien branden in hun oogen...’ Uit: Uit: J.G. Imhof, Mobilisatieherinneringen. Met de compagnie te velde, 1914 -1919 (Utrecht, ca. 1955). Imhof was luitenant in Zeeuws-Vlaanderen tijdens de oorlog.
[Marcherende soldaten. Gemaakt door onbekende tekenaar uit Sas van Gent, 1914-1918, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, tekeningen en prenten, recordnr. 1565.]
ANTI-ANNEXATIEBEWEGING
Zeeuws-Vlaanderen door België bedreigd gebied Het Zeeuws Volkslied ontstaat in 1919 als reactie op Belgische annexatieplannen die al tijdens de Eerste Wereldoorlog opkomen. Al vanaf de lente van 1915 begint een agressieve campagne voor gebiedsuitbreiding waarbij de Belgische regering de eigen pers voedt. Het afsluiten van de Schelde herinnert de Belgen aan de periode rond 1830 tijdens de afscheiding van Nederland. Veel Belgen vinden dat Nederland zich pro-Duits opstelt door tijdens de oorlog neutraal te blijven. De Belgische regering wil als compensatie voor de geleden schade twee Nederlandse gebieden annexeren: Zuid-Limburg (vanwege de steenkool) en Zeeuws-Vlaanderen (vanwege de toegang tot de Schelde en Antwerpen). Eigenlijk zitten er achter de annexatie dus gewoon economische motieven die niets met de oorlog hebben te maken. In de bedreigde gebieden wacht men niet werkloos af. De Zeeuws-Vlaamse bevolking richt in vrijwel alle plaatsen anti-annexatiecomités op. Deze bombarderen de regering met petities en telegrammen. Net als tijdens de Belgische afscheiding van 1830 voelt de meerderheid zich Nederlander. De houding wordt versterkt door recente ervaringen. De rampzalige gevolgen van de Eerste Wereldoorlog voor België tonen aan dat je beter af bent in een neutraal land als Nederland.
[Anti-annexatieprotest in Den Haag. De Zeeuws-Vlaamse meiden dragen kaarten met daarop de tekst: ‘Geen annexatie van Nederlandsch grondgebied’, 3 juni 1919, foto, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 58107.]
Pattist en De Hullu: strijders voor de Zeeuwse zaak Voorman van de Zeeuws-Vlaamse protestbeweging is dominee Patist uit Aardenburg. In zijn brochure Zeeuwsch-Vlaanderen Nederlandsch tracht hij de hechte band tussen de Zeeuws-Vlamingen en de overige Noord-Nederlanders aan te tonen. ‘Zeeuwsch-Vlaanderen was Nederlandsch, is Nederlandsch en moet Nederlandsch blijven,’ schrijft Patist vlammend. Een minstens zo felle medestander vindt hij in een landelijk bekende historicus en archivaris, de West Zeeuws-Vlaming J. de Hullu. Ook De Hullu stelde een werkje samen, waarvan de strekking al blijkt uit de titel: Zeeuwsch-Vlaanderen, door historie en volksaard Noord-Nederlandsch gebied. Ds. J.N. Patist vindt dat het gebied van Hulst tot Cadzand 'eigen landje, maar deel van Nederland' moet blijven. Hij schrijft samen met J. Vreeken in 1917 de tekst en muziek voor een protest-lied dat het Zeeuws-Vlaamse Volkslied zal gaan heten.
[Het Zeeuws-Vlaamse volkslied van J.N. Patist en J. Vreeken, 1917, affiche, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 12869.]
Het Zeeuwse Volkslied In 1919 komt het Belgische annexatie-streven nog sterker naar voren. Een grote groep mensen in heel Zeeland wil dan haar steun aan Nederland betuigen. De hoofdonderwijzer uit 's-Gravenpolder, D.A. Poldermans, schrijft de woorden van een volkslied. De Middelburgse dirigent J. Morks schrijft hier de muziek bij. Dit Zeeuws Volkslied dragen zij op aan de Commissaris der Koningin, mr. H.J. Dijckmeester. Het lied blijkt een blijvertje: bij allerlei gelegenheden, zoals de nieuwjaarsreceptie van het Provinciaal Bestuur, wordt het door de gasten ten gehore gebracht.
[Het Zeeuws Volkslied van D. A. Poldermans stamt uit 1919, Affiches, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 11148.]
Waalse eisen en Vlaamse onwil In België is de goede ontvangst en behandeling van de vluchtelingen in Nederland tijdens de oorlog niet vergeten. De annexatie-eis wordt lang niet door iedereen gesteund. De ‘annexionisten’ zijn hoofdzakelijk Franstalig. Veel Walen vrezen daarnaast dat het annexeren van Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg een versterking van Vlaanderen zal betekenen. De Vlamingen willen zelfs in meerderheid weinig van de annexatie weten. Volgens hen geeft het geen pas de naaste goede buur Nederland van grondgebied te beroven. De Antwerpse krant De Schelde betoogt dat de Nederlandse positie volgens het Vlaams nationalisme niet mag afbrokkelen, omdat Nederland als tegenwicht moet dienen voor de Waals-Franse verbondenheid. Enkele –weliswaar minder serieus te neme- kranten uit Nederland tonen opmerkelijk genoeg wél begrip voor de Belgische eisen, zoals De Telegraaf.
[Anti-annexatiebetoging in Den Haag op 3 juni 1919, foto, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 58108.]
Nederland steunt Zeeuws-Vlaanderen en Limburg De annexatie-eisen bevorderen een algemeen Zeeuws bewustzijn. Voor die tijd voelen de gewone Zeeuwen zich eerder bewoners van hun eiland dan van een gemeenschappelijk Zeeland. Nu ontstaat het Zeeuws-Vlaamse en het Zeeuwse volkslied. Het Zeeuws-Vlaamse, ‘Van d’Ee tot Hontenisse’, is gecomponeerd door A. Lijsen, J. Vreeken en J.N. Patist. Tijdens een landelijke protestbijeenkomst in Den Haag wordt het gezongen door Minnie de Jonge. Hierna wordt het lied snel gemeengoed. Bij een ontvangst op Huis ten Bosch in mei 1919, na een andere Haagse demonstratie, verklaart koningin Wilhelmina dat de Zeeuws-Vlaamse en Limburgse volksliederen overal worden gezongen, ‘ook door de soldaten, wanneer zij op mars zijn.’ D.A. Poldermans, schoolhoofd van ‘s-Gravenpolder en tevens auteur van jongensboeken en dialectschetsen, schrijft de tekst van het Zeeuwse volkslied, ‘Geen dierder plek voor ons op aard.’ Poldermans behandelt de bedreiging van Zeeuws-Vlaanderen als een algemeen Zeeuwse zaak en vertolkt daarmee het Zeeuwse bewustzijn. De muziek wordt gecomponeerd door Jan Morks, ‘kapelmeester’ van Middelburg en componist van de legendarische kleppermars, de ‘Marcia Castagnole.’
[Feest in Terneuzen als de annexatiepogingen van België mislukken, 1919, foto, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 91823.]
Een definitieve streep door de Belgische plannen Het opvlammende nationalisme van de Zeeuws-Vlamingen en de Limburgers beïnvloed de internationale onderhandelingen sterk. Vooral de Engelse delegatie is onder de indruk van het sentiment in de Nederlandse grensstreek. Bovendien zit in Engeland niemand op een mogelijke nieuwe oorlog tussen de twee buurlanden te wachten. Op 5 maart 1919 brengt koningin Wilhelmina een bezoek aan het bedreigde deel van Zeeland. Hierbij worden de patriottische gevoelens krachtig geuit. Ongeveer een maand later komt uit Parijs het verlossende bericht. Het Nederlandse grondgebied blijft onaangetast. Op 6 juni 1919 bevestigt minister Van Karnebeek van Buitenlandse Zaken in de Tweede Kamer dat er geen enkele Belgische annexatie zal plaatsvinden. Op 9 september van dat jaar vind in IJzendijke een feestmaaltijd plaats voor de leden van het anti-annexatiecomité. Dat is inmiddels opgeheven, maar de gangen van het menu geven de stemming goed weer met onder meer: ‘Schelde-visch met Oranjesaus’ en ‘Anti-annexionistische Patrijzen met Pattistsaus.’ Het dessert? Deputatievruchten, Vredestaart en Eendrachtskoffie.
[Feest in Biervliet, als de annexatieplannen definitief niet doorgaan, foto, ca. 1919, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 17409.]
Auteur
-Johan Francke, 2012
Bronnen
Literatuur
-Afscheidsavond ter gelegenheid van het aanstaand vertrek uit Middelburg van de Belgische uitgewekenen op dinsdag 10 december 1918, des avonds 7 1/2 uur, in den schouwburg op het Molenwater, aangeboden door het plaatselijk vluchtelingen comité (Middelburg, 1918).
-Bauwens, A.R., ‘Aardenburg, eind oktober 1918: een impressie’, in: Mededelingenblad Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen 34/127 (2001) 20-23.
-Bauwens, A.R., ‘De draad. Over een levensgevaarlijke afrastering tussen Nederland en België, 1915-1918‘, in: Tijd|Schrift Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen 5/2 (2010) 34-44.
-Bauwens, A.R., C. Devroe, G.A.C. van Vooren en A.C.J. Willeboordse, In staat van beleg. West-Zeeuws-Vlaanderen en de eerste wereldoorlog (Aardenburg, 1993).
-Battaille, V., De Belgen in Nederland tijdens de oorlogsjaren: Sluis, Cadzand en Retranchement (Leiden, 1919).
-Begijn, Bart, ‘De smokkel tussen Zeeuws-Vlaanderen en het Belgisch grensgebied 1914-1945’, in: Nieuwsbrief Heemkundige vereniging Terneuzen 69 (2009) 2-15.
-Blikman-Ruiterkamp, Betty, ‘Belgische vluchtelingen in Zierikzee: een bijzonder schilderij’, in: Stad en Lande 46/126 (2009) 3-9.
-Bolle, Anne, Eenige persoonlijke herinneringen (S.l., ca. 1965).
-Bolle, Anne, Eenige persoonlyke herinneringen [handschrift] (ca. 1950)
-Braat, Jules, ‘Slaat ze dood, de sterrendragers. Onlusten in Vlissingen en Souburg’, in: Den Spiegel 29/1 (2011) 3-9.
-Braat, Jules, ‘Een roerige verjaardag. Relletjes bij het Duitse consulaat in Vlissingen’, in: Den Spiegel 24/2 (2006) 11-14.
-Braat, Jules, ‘‘Route will be Folkestone-Flushing’ Uitwisseling van krijgsgevangenen tijdens WO I’, in: Den Spiegel 19/2 (2001) 4-9.
-Braat, Jules, ‘De lotgevallen van de UB30. Duitse onderzeeboot strandt op de Walcherse kust in 1917’, in: De Wete 30/4 (2001) 24- 32.
-Braat, Jules, ‘Spionnenjacht. Onderzoek naar spionage op Walcheren 1914-1918’, in: De Wete 41/4 (2012) 3-12.
-Bree, L.W. de, ‘Zeeuws prentenboek 1914’, in: Zeeuws Tijdschrift 12 (1962) 23-25.
-Brief van P. de Bruyne sr. aan M.P. de Bruin [handschrift], Putten 1978.
-Brouwer, P., De schrik des nachts. Inwoners van Antwerpen vluchten tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-’18) naar Zeeland (Zwolle, 1923).
-Cammaert, A., ‘Over typhoied en typhoiedenting in het vluchtoord te Hontenisse.’ overduk ([S.l.], ca. 1916) 816-834.
-Deibel, J.H.,’Zeeuwsch-Vlaanderen, de Westerschelde en Nederland’, in: de Gids 8 (1915) 34 pag.
-Dijk, Ad van, ‘De Eerste Wereldoorlog, de boulevard schietklaar’, in: Den Spiegel 26/1 (2008) 19-20.
-Dwarshuis, Siard, ‘Beelden van Walcheren anno 1916 uit een vergeten hoek’, in: Zeelandboek 1 (1997) 197-203.
-Franken, A.F., ‘Geïnterneerde vliegtuigen op Walcheren’, in: Den Spiegel 15/4 (1997) 10-14.
-Haak, Miranda, ‘Klein België. Neutraal gebied tijdens Wereldoorlog I’, in: Tijd|Schrift. Bulletin van de Heemkundige kring West-Zeeuws-Vlaanderen 5/3 (2010) 20-24.
-Heuvel-Strassen, E.A. van den, ‘Vluchtelingenzorg of vreemdelingenbeleid: de Nederlandse overheid en de Belgische vluchtelingen 1914-1915’, in: Tijdschrift voor Geschiedenis 99/11 (1986) 184-204.
-Hintzen, Jan, ‘De Stoomvaart Maatschappij Zeeland en het Centraal Censuurbureau Vlissingen tijdens de Eerste Wereldoorlog’, in: Den Spiegel 18/3 (2000) 5-9.
-Hintzen, Jan, ‘Wat anders dan rats, kuch en bonen … korte notities uit 1918 van een sergeant in Vlissingen’, in: Den Spiegel 22/1 (2004) 6-9.
-Hoeven, A. van der, Geschiedenis van de mobilisatie te Zierikzee, augustus 1914-november 1918 (Zierikzee, [1925]).
-Hullu, F. de, ‘Mobilisatie’, reeks krantenartikelen in: ‘Middelburgsche Courant, 27 oktober t/m 11 november 1931.
-Hullu, J. de, Mobilisatie. Zeeuwsch-Vlaamsche schets (Middelburg, [ca. 1920]).
-Imhof, J.G., Met de compagnie te velde, 1914-1919. Mobilisatieherinneringen (Utrecht, [ca. 1950]).
-In West Zeeuwsch-Vlaanderen’, in: Ons leger 5/3 (1919) 75-81.
-Jaspaers, G., Les Belges en Hollande (Amsterdam, 1925).
-Klinkert, Wim, ‘Zeeland en Fall K. De Duitse aanvalsplannen tegen Zeeland in de Eerste Wereldoorlog’, in: de Grote Oorlog. Kroniek 1914-1918. Dl. 18 (Soesterberg, 2002-heden) 71-112.
-Kruishoop, J.B.C. (red.), Vluchten voor de groote oorlog : Belgen in Nederland, 1914-1918 (Amsterdam, 1988).
-Kuipers, Jan J.B. en Johan Francke, Geschiedenis van Zeeland. De canon van ons Zeeuws verleden (Zutphen, 2009).
-Lith, Hans van, Plotseling een vreselijke knal. Bommen en mijnen treffen neutraal Nederland, 1914-1918 (Zaltbommel, 2001).
-Meer, P. van der, ‘Zeeuws-Vlaanderen, Nederland, België of vrijstaat?’, in: Nieuwsbrief. Heemkundige vereniging Terneuzen 47 (2002) 1-16.
-Münching, L.L. von, ‘De Nederlandse koopvaardij in de oorlogsmaanden van 1916: derde kwartaal’, in: de Blauwe wimpel 57/3 (2002) 108-110.
-Neyt, Willy, ‘Een verhaal van enkele dagen uit het leven van een verzetsstrijdster tijdens de eerste wereldoorlog’, in: Uitgaven. Vereniging tot behoud van historie in Philippine 21 (2009) 191-197.
-Oeuvre internationale pour blesses et prisonniers de guerre section Belge de la Zelande, bureau officiel Belge de Renseignements: Flessingue-Station, uitgave van: Federation Belge de Zelande de l’Oeuvre des prisonniers de guerre (Middelburg, 1918).
-Postma, A., ‘Bommen op Zierikzee in 1917’, in: Kroniek van het land van de zeemeermin 19 (1994) 69-82.
-Roodt, Evelyn de, Oorlogsgasten. Vluchtelingen en krijgsgevangenen in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog (Zaltbommel, 1999).
-Sakkers, Hans, De Hollandstellung. Van Knokke tot Antwerpen, stille getuigen van de Eerste Wereldoorlog (Antwerpen, 2011).
-Sarneel-Antheunis, L.A., ‘Langs den draad…Gebeurtenissen in en om Sas van Gent november 1918’, in: Kroniek van de heemkundige kring Sas van Gent 33 (1998) 3361-3371.
-Schot, J., ‘Vlaamse vissers als vluchtelingen in Zierikzee (1914-1918)’, in: Kroniek van het land van de zeemeermin 12 (1987) 82-93.
-Smet, Jos de, ‘Fall “K” Projet alleman d’invasion en Zelande (1917-1918)’, in: Revue Belge des livres IV serie no. 2, ?
-Stals, H.H.B.M., ‘Een dubbele poort als vluchtweg. Impressie van de positie en rol van Hulst bij de opvang van vluchtelingen in de eerste wereldoorlog’, in: Jaarboek Oudheidkundige kring de Vier Ambachten (1994/1995) 134-166.
-Stals, H., ‘Het gelukkige initiatief van hare majesteit’, in: Bulletin van de Oudheidkundige kring de Vier Ambachten 14/1 (1995) 11-14.
-Stouthamer, Marinus Cornelis, ‘De groote Europeesche oorlog. Gebeurtenissen uit de Europeeschen oorlog. Dagboek van Marinus Cornelis Stouthamer’, in: Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent 39 (2005) 53-104.
-Stroeve, J., Belgen in Zeeuws-Vlaanderen, 75 jaar later ([Lingedijk], 1989).
-Tichelman, Henry Jacques, Memoires betreffende de Belgische vluchtelingen in 1914-1918 [handschrift] ([S.l.], ca. 1940)
-Tramper, Ad, ’Belgische vluchtelingen in Vlissingen tijdens de Eerste Wereldoorlog’, in: Den Spiegel 18/3 (2000) 10-16.
-Verdeyen, R.W.R., België in Nederland 1914-1919: de vluchtoorden Hontenisse en Uden, met 53 afb. (’s-Gravenhage, 1920).
-Verslag van den intendancedienst van het provinciaal vluchtelingen-comité in Zeeland, 1914-1915 (Provinciaal Vluchtelingencomité in Zeeland, Intendancedienst)
-Verslag van de werkzaamheden der Centrale commissie tot behartiging van de belangen der naar Nederland uitgeweken vluchtelingen: ingesteld bij kabinetsorder van 21 sept.1914, no.222,1914-1919 ('s-Gravenhage : Staatsuitgeverij, 1919).
-Verslag van het Provinciaal Comité tot hulpverleening aan vluchtelingen in Zeeland : augustus 1914-1 juli 1915 (Middelburg, [1915]).
-Vliet, Leo van der, ‘De gasloze woensdag. Duisternis, koud eten en ander ongemak in Middelburg tijdens WOI’, in: de Wete 38/4 (2009) 25-33.
-Wabeke, A. ‘Niet vernield’ tijdwoord met het oog op de benarde tijdsomstandigheden gedurende den Grooten Europeeschen Oorlog (1914-‘15) (Goes, 1915).
-Wandel, Marinus, Mobilisatie dagboek, 1914-1918 [handschrift] (Nieuwerkerk, 1940).
-Zwemer, Jan, Onrust en welvaart. Het platteland van de Zeeuwse eilanden in het tijdvak van de Eerste Wereldoorlog, 1910-1922 (Vlissingen, 2011).
Collecties
-Jongejan, Marlies (samenst.), Inventaris op de collectie G.J. Sprenger, aanwezig in de Zeeuwse Bibliotheek (Middelburg, 1987).
-Wiggers, Arnold (samenst.), Inventaris van de stukken afkomstig van H.J.G. Hartman (1861-19..), griffier van de Provinciale Staten voornamelijk betrekking hebbend op zijn werk voor de Belgische vluchtelingen tijdens W.O. I (Middelburg, 1988).
-Wiggers, Arnold (samenst.), Inventaris op de collectie oorlogsdocumentatie 1914-1918 afkomstig uit het bezit van P. Dumon-Tak, burgemeester van Middelburg (1915-1933) (Middelburg, 1993).
Romans
-Velde, Hedwig van de, Een lied voor Lore (Leuven, 2008). De liefde van Lore en Bert wordt op de proef gesteld wanneer hun dorp in Koewacht in Zeeuws-Vlaanderen tijdens de Eerste Wereldoorlog door prikkeldraad op stroom gescheiden wordt. Vanaf ca. 14 jaar.
Geluidopnamen
-Bruin, M.P. de, Interview met mej. Jobse uit Vlissingen over het Rode Kruis. [CD] 56 min. (Middelburg: Zeeuws Documentatiecentrum, 1975)
-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Groede over de 1e wereldoorlog. [CD] 60 min. (Middelburg, 29 januari 1981).
-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Biervliet over de 1e wereldoorlog. [CD] 39 min. (Middelburg, 12 december 1980).
-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Eede over de 1e wereldoorlog. [CD] 56 min. (Middelburg, 12 december 1980).
-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Groede over de 1e wereldoorlog. [CD] 51 min. (Middelburg, 12 december 1980).
-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Aardenburg over de 1e wereldoorlog. [CD] 56 min. (Middelburg, 20 november 1980).
-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Aardenburg over de 1e wereldoorlog. [CD] 39 min. (Middelburg, 20 november 1980).
-Damme, Jan van, Interview met een inwoner van Aardenburg over de 1e wereldoorlog. [CD] 68 min. (Middelburg, 20 november 1980).
-Helm, W.F., Interview met een inwoner van Kwadendamme over o.a. boogschieten en de landbouw [CD] 55 min. (Middelburg, 1980).
-Damme, Jan van, Interview met een inwoonster van Eede over de 1e en 2e wereldoorlog. [CD] 56 min. (Middelburg, 29 januari 1981).
-OVT [geluid]: Belgische vluchtelingen, VPRO met medew. van Arnold Wiggers en Kees Slager (interview), 9 min. (Hilversum 25 april 1999).
-Polderman, Tiny, ‘Interview met mevrouw M. de Vlieger (Groede 1899) uit Groede over de Eerste en de Tweede Wereldoorlog [CD] 45 min (Middelburg, [ca. 2001]).
-Sijnke, Peter (interview), Interview met de heer J.P. Lokker (Zierikzee) over Belgische vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog in Zierikzee. Programmareeks De Tijdmachine 37 min. (Oost-Souburg: Omroep Zeeland, 1995).