Cornelis Geleynsz. Leeste: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Johan Francke (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Johan Francke (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 8: Regel 8:
| overlijdensplaats = Vlissingen
| overlijdensplaats = Vlissingen
| beroep = vlootvoogd
| beroep = vlootvoogd
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/ ]
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/]
}}
}}
 
== Carrière ==
Vermoedelijk is Cornelis  reeds vroeg naar zee gegaan en opgeklommen tot kapitein, in welke functie hij diende in de vloot, die in 1588 onder de Zeeuwse luitenant-admiraal Justinus van Nassau de Vlaamse kust blokkeerde en zo Parma belette zich te verenigen met de Armada.
Vermoedelijk is Cornelis  reeds vroeg naar zee gegaan en opgeklommen tot kapitein, in welke functie hij diende in de vloot, die in 1588 onder de Zeeuwse luitenant-admiraal Justinus van Nassau de Vlaamse kust blokkeerde en zo Parma belette zich te verenigen met de Armada.
In juni 1596 werd een Engels-Nederlandse vloot uitgerust die een raid op Cadiz uitvoerde. De Vlissingse vice-admiraal Cornelis Geleynsz. Leeste nam hieraan deel met vijftien Zeeuwse oorlogsbodems en zes heudes en een vlieboot geladen met ammunitie en victualie.<ref>Usherwood, The Counter Armada, 39-42.</ref> Geleynsz. Leeste was in 1599 opnieuw vice-admiraal van een vloot van Hollandse en Zeeuwse schepen, waaronder vier nieuwe van duizend ton, uitgerust met een expeditiemacht van achtduizend man ‘graeuw en geboefte.’ De vloot bestond uit 73 schepen met een bemanning van 8.000 koppen die koers zette naar Spanje. De bedoeling was het vernielen van de Spaanse zeemacht, die voor de Galicische stad La Coruna lag en, indien die aanslag mislukken zou, een andere plaats van het Spaanse gebied aan te tasten en te veroveren. Op 15 mei 1599 voer de vloot uit.<ref>De Jonge, Het Nederlandsche zeewezen. Eerste deel 204.</ref> De vloot, die uit drie eskaders bestond, werd gecommandeerd door Jhr. Pieter van der Does, Jan Gerbrandtsz. en de Zeeuw Cornelis Geleynsz. Leeste. De laatste was door de admiraliteit Zeeland als vice-admiraal aangesteld en wordt doorgaans Cornelis Geleynsz. genoemd. Op 11 juni kwam de vloot voor La Coruna, maar de Spanjaarden bleken goed voorbereid op de aanval en er kon niets worden ondernomen, waarna werd besloten koers te zetten naar de Canarische Eilanden, waar men de 26ste juni aankwam. Na een inleidend bombardement op Las Palmas werd met 150 sloepen een invasie naar de wal ondernomen. De voornaamste buit vormden de bronzen kerkklokken van het eiland, die werden gebruikt om ze in de Republiek om te gieten tot scheepsgeschut. Onderhandelingen om de stad voor 400.000 dukaten te rantsoeneren mislukten noch een overgave kon worden bewerkstelligd en dus werd op 8 juli 1599 de stad in brand gestoken. Nadat Gerbrandsz. Met 35 schepen naar de Republiek terug was gestuurd om de geplunderde waar veilig te stellen zeilde de expeditievloot naar de Golf van Guinee. Daar werden op het eiland Sao Thomé 19.000 kisten suiker, 1.400 olifantstanden en veel geld en kanons buitgemaakt. Het klimaat zorgde er echter voor dat er een epidemie uitbrak, die de opperbevelhebber, vele officieren en meer dan duizend schepelingen het leven kostte –net zoveel als de krijgsacties aan slachtoffers hadden gekost. Geleynsz. Leeste, die nu luitenant-admiraal over de vloot was geworden, zag zich door dit gegeven geenszins gedemoraliseerd. Hij zond kapitein Hartman met zeven schepen en een jacht naar de kust van Brazilië om de Portugezen te bestoken. Met de overige schepen keerde hij huiswaarts om de veroverde Afrikaane prijsgoederen veilig te stellen. Door onderbemanning moest onderweg nog een schip worden opgegeven en de bemanning over andere schepen worden verdeeld. Geleynsz. Leeste liep in februari 1600 zijn thuishaven binnen. Hoewel de buit vrij groot was woog deze toch niet op tegen de expeditiekosten.<ref>Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Tweede deel 94-97 en De Jonge, Het Nederlandsche zeewezen. Eerste deel 205.</ref>  
In juni 1596 werd een Engels-Nederlandse vloot uitgerust die een raid op Cadiz uitvoerde. De Vlissingse vice-admiraal Cornelis Geleynsz. Leeste nam hieraan deel met vijftien Zeeuwse oorlogsbodems en zes heudes en een vlieboot geladen met ammunitie en victualie.<ref>Usherwood, The Counter Armada, 39-42.</ref> Geleynsz. Leeste was in 1599 opnieuw vice-admiraal van een vloot van Hollandse en Zeeuwse schepen, waaronder vier nieuwe van duizend ton, uitgerust met een expeditiemacht van achtduizend man ‘graeuw en geboefte.’ De vloot bestond uit 73 schepen met een bemanning van 8.000 koppen die koers zette naar Spanje. De bedoeling was het vernielen van de Spaanse zeemacht, die voor de Galicische stad La Coruna lag en, indien die aanslag mislukken zou, een andere plaats van het Spaanse gebied aan te tasten en te veroveren. Op 15 mei 1599 voer de vloot uit.<ref>De Jonge, Het Nederlandsche zeewezen. Eerste deel 204.</ref> De vloot, die uit drie eskaders bestond, werd gecommandeerd door Jhr. Pieter van der Does, Jan Gerbrandtsz. en de Zeeuw Cornelis Geleynsz. Leeste. De laatste was door de admiraliteit Zeeland als vice-admiraal aangesteld en wordt doorgaans Cornelis Geleynsz. genoemd. Op 11 juni kwam de vloot voor La Coruna, maar de Spanjaarden bleken goed voorbereid op de aanval en er kon niets worden ondernomen, waarna werd besloten koers te zetten naar de Canarische Eilanden, waar men de 26ste juni aankwam. Na een inleidend bombardement op Las Palmas werd met 150 sloepen een invasie naar de wal ondernomen. De voornaamste buit vormden de bronzen kerkklokken van het eiland, die werden gebruikt om ze in de Republiek om te gieten tot scheepsgeschut. Onderhandelingen om de stad voor 400.000 dukaten te rantsoeneren mislukten noch een overgave kon worden bewerkstelligd en dus werd op 8 juli 1599 de stad in brand gestoken. Nadat Gerbrandsz. Met 35 schepen naar de Republiek terug was gestuurd om de geplunderde waar veilig te stellen zeilde de expeditievloot naar de Golf van Guinee. Daar werden op het eiland Sao Thomé 19.000 kisten suiker, 1.400 olifantstanden en veel geld en kanons buitgemaakt. Het klimaat zorgde er echter voor dat er een epidemie uitbrak, die de opperbevelhebber, vele officieren en meer dan duizend schepelingen het leven kostte –net zoveel als de krijgsacties aan slachtoffers hadden gekost. Geleynsz. Leeste, die nu luitenant-admiraal over de vloot was geworden, zag zich door dit gegeven geenszins gedemoraliseerd. Hij zond kapitein Hartman met zeven schepen en een jacht naar de kust van Brazilië om de Portugezen te bestoken. Met de overige schepen keerde hij huiswaarts om de veroverde Afrikaane prijsgoederen veilig te stellen. Door onderbemanning moest onderweg nog een schip worden opgegeven en de bemanning over andere schepen worden verdeeld. Geleynsz. Leeste liep in februari 1600 zijn thuishaven binnen. Hoewel de buit vrij groot was woog deze toch niet op tegen de expeditiekosten.<ref>Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Tweede deel 94-97 en De Jonge, Het Nederlandsche zeewezen. Eerste deel 205.</ref>  

Versie van 7 jul 2015 14:45

Cornelis Geleynsz. Leeste
Bestand:.jpg
'
Geboren 1551 Vlissingen
Overleden 16 juni 1608 Vlissingen
Beroep vlootvoogd
VIAF [1]

Carrière

Vermoedelijk is Cornelis reeds vroeg naar zee gegaan en opgeklommen tot kapitein, in welke functie hij diende in de vloot, die in 1588 onder de Zeeuwse luitenant-admiraal Justinus van Nassau de Vlaamse kust blokkeerde en zo Parma belette zich te verenigen met de Armada. In juni 1596 werd een Engels-Nederlandse vloot uitgerust die een raid op Cadiz uitvoerde. De Vlissingse vice-admiraal Cornelis Geleynsz. Leeste nam hieraan deel met vijftien Zeeuwse oorlogsbodems en zes heudes en een vlieboot geladen met ammunitie en victualie.[1] Geleynsz. Leeste was in 1599 opnieuw vice-admiraal van een vloot van Hollandse en Zeeuwse schepen, waaronder vier nieuwe van duizend ton, uitgerust met een expeditiemacht van achtduizend man ‘graeuw en geboefte.’ De vloot bestond uit 73 schepen met een bemanning van 8.000 koppen die koers zette naar Spanje. De bedoeling was het vernielen van de Spaanse zeemacht, die voor de Galicische stad La Coruna lag en, indien die aanslag mislukken zou, een andere plaats van het Spaanse gebied aan te tasten en te veroveren. Op 15 mei 1599 voer de vloot uit.[2] De vloot, die uit drie eskaders bestond, werd gecommandeerd door Jhr. Pieter van der Does, Jan Gerbrandtsz. en de Zeeuw Cornelis Geleynsz. Leeste. De laatste was door de admiraliteit Zeeland als vice-admiraal aangesteld en wordt doorgaans Cornelis Geleynsz. genoemd. Op 11 juni kwam de vloot voor La Coruna, maar de Spanjaarden bleken goed voorbereid op de aanval en er kon niets worden ondernomen, waarna werd besloten koers te zetten naar de Canarische Eilanden, waar men de 26ste juni aankwam. Na een inleidend bombardement op Las Palmas werd met 150 sloepen een invasie naar de wal ondernomen. De voornaamste buit vormden de bronzen kerkklokken van het eiland, die werden gebruikt om ze in de Republiek om te gieten tot scheepsgeschut. Onderhandelingen om de stad voor 400.000 dukaten te rantsoeneren mislukten noch een overgave kon worden bewerkstelligd en dus werd op 8 juli 1599 de stad in brand gestoken. Nadat Gerbrandsz. Met 35 schepen naar de Republiek terug was gestuurd om de geplunderde waar veilig te stellen zeilde de expeditievloot naar de Golf van Guinee. Daar werden op het eiland Sao Thomé 19.000 kisten suiker, 1.400 olifantstanden en veel geld en kanons buitgemaakt. Het klimaat zorgde er echter voor dat er een epidemie uitbrak, die de opperbevelhebber, vele officieren en meer dan duizend schepelingen het leven kostte –net zoveel als de krijgsacties aan slachtoffers hadden gekost. Geleynsz. Leeste, die nu luitenant-admiraal over de vloot was geworden, zag zich door dit gegeven geenszins gedemoraliseerd. Hij zond kapitein Hartman met zeven schepen en een jacht naar de kust van Brazilië om de Portugezen te bestoken. Met de overige schepen keerde hij huiswaarts om de veroverde Afrikaane prijsgoederen veilig te stellen. Door onderbemanning moest onderweg nog een schip worden opgegeven en de bemanning over andere schepen worden verdeeld. Geleynsz. Leeste liep in februari 1600 zijn thuishaven binnen. Hoewel de buit vrij groot was woog deze toch niet op tegen de expeditiekosten.[3] De tocht ging de financiële draagkracht van de admiraliteiten te boven. Na afloop van de expeditie zagen de Admiraliteiten zich opgezadeld met een schuld van drie miljoen gulden.[4]

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Auteurs

J.A. van der Kooij

Literatuur

-J.R. Bruijn, Varend verleden. De Nederlandse oorlogsvloot in de 17de en 18de eeuw (Amsterdam, 1998).

-Victor Enthoven, Zeeland en de opkomst van de Republiek. Handel en strijd in de Scheldedelta, c. 1550-1621 (Leiden, 1996).

-Johan Francke, 'Vice-admiraal Cornelis Geleynsz. Leeste en de expeditie naar Afrika, 1598-1600', in: Tobias van Ghent en Ruud Paesie (red.), Zeeuwse zeehelden uit de zestiende en zeventiende eeuw (Vlissingen, 2012).

-J.C. de Jonge, Het Nederlandsche zeewezen. Eerste deel (Haarlem, 2de dr., 1858).

-J.H. Kernkamp, De handel op den vijand 1572-1609. II 1588-1609 (Utrecht, 1934).

-J.C. Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Tweede deel (Amsterdam, 1940).

-Stephen en Elizabeth Usherwood, The Counter Armada, 1596. The Journall of the ‘Mary Rose’ (Annapolis, 1983).

Noten

  1. Usherwood, The Counter Armada, 39-42.
  2. De Jonge, Het Nederlandsche zeewezen. Eerste deel 204.
  3. Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Tweede deel 94-97 en De Jonge, Het Nederlandsche zeewezen. Eerste deel 205.
  4. Enthoven, Zeeland en de opkomst van de Republiek 165-166.