Zeelandbrug: verschil tussen versies
kGeen bewerkingssamenvatting |
|||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{Infobox | {{Infobox | ||
| above = Zeelandbrug; Oosterscheldebrug | | above = Zeelandbrug; Oosterscheldebrug | ||
lengte: ca. 5.000 meter | |||
fundering: 54 pijlers | |||
breedte: 11,85 m. (waarvan 7,60 m wegdek en 2,75 m. rijwielpad) | |||
doorvaart: 40 meter | |||
}} | }} | ||
== | == Gegevens == | ||
Tolbrug die Noord-Beveland met Schouwen-Duiveland verbindt. Lang bijna 5 km en rustend op 54 pijlers. Breed 11,85 m, waarvan 7,60 m voor rijdek en 2,75 m voor rijwielpad. Overspanningen zijn 95 m lang. Bij Schouwen-Duiveland bevindt zich in de brug een beweegbaar gedeelte met doorvaartwijdte van 40 m. De Zeelandbrug maakt geen deel uit van de Deltawerken. | |||
Tolbrug die Noord-Beveland met Schouwen-Duiveland verbindt. Lang bijna 5 km en rustend op 54 pijlers. Breed 11,85 m, waarvan 7,60 m voor rijdek en 2,75 m voor rijwielpad. Overspanningen zijn 95 m lang. Bij Schouwen-Duiveland bevindt zich in de brug een beweegbaar gedeelte met doorvaartwijdte van 40 m. De Zeelandbrug maakt geen deel uit van de Deltawerken. Zonder de totstandkoming van de onderdelen van het Deltaplan, de Grevelingendam (1965) en de Haringvlietbrug (1964), zouden de Staten van de provincie Zeeland in 1962 echter niet hebben besloten deel te nemen aan de op te richten N.V. Provinciale Zeeuwse Brug Maatschappij. Deze N.V., met de provincie als aandeelhouder, kreeg tot taak 'het bouwen, in standhouden en exploiteren van een brug over de Oosterschelde'. Het Rijk verleende geen financiële medewerking. Gedeputeerde Staten schreven in 1962 aan de Provinciale Staten dat de vraag 'of het gewettigd is, dat de uitvoering van dit plan wordt ondernomen in het licht van het feit, dat in 1978 de dam over de Oosterschelde en de daarop aan te leggen weg zullen zijn voltooid, zonder enig voorbehoud in bevestigende zin' moest worden beantwoord. Zij voerden aan dat de opgang zijnde ontwikkeling van de Sloehaven en het Westerscheldebekken en de vestigingen in de Kanaalzone van Zeeuws-Vlaanderen zouden worden gestimuleerd door deze directe verbinding met het centrum van het land. Overigens zouden aanzienlijke investeringen nodig zijn om de veerdienst over de Oosterschelde op een zodanig peil te brengen dat de verkeersstroom, die zich na de voltooiing van de Grevelingendam en de Haringvlietbrug zou aandienen, kon worden opgevangen. Zonder nog rekening te houden met de nadelen van een veer ( | |||
== Politieke en economische argumenten == | |||
Zonder de totstandkoming van de onderdelen van het Deltaplan, de Grevelingendam (1965) en de Haringvlietbrug (1964), zouden de Staten van de provincie Zeeland in 1962 echter niet hebben besloten deel te nemen aan de op te richten N.V. Provinciale Zeeuwse Brug Maatschappij. Deze N.V., met de provincie als aandeelhouder, kreeg tot taak 'het bouwen, in standhouden en exploiteren van een brug over de Oosterschelde'. Het Rijk verleende geen financiële medewerking. Gedeputeerde Staten schreven in 1962 aan de Provinciale Staten dat de vraag 'of het gewettigd is, dat de uitvoering van dit plan wordt ondernomen in het licht van het feit, dat in 1978 de dam over de Oosterschelde en de daarop aan te leggen weg zullen zijn voltooid, zonder enig voorbehoud in bevestigende zin' moest worden beantwoord. Zij voerden aan dat de opgang zijnde ontwikkeling van de Sloehaven en het Westerscheldebekken en de vestigingen in de Kanaalzone van Zeeuws-Vlaanderen zouden worden gestimuleerd door deze directe verbinding met het centrum van het land. Overigens zouden aanzienlijke investeringen nodig zijn om de veerdienst over de Oosterschelde op een zodanig peil te brengen dat de verkeersstroom, die zich na de voltooiing van de Grevelingendam en de Haringvlietbrug zou aandienen, kon worden opgevangen. Zonder nog rekening te houden met de nadelen van een veer (onder andere wachttijden) viel het tegen elkaar afwegen van de kosten van een brug of van een verbeterd veer ten gunste van de brug uit. Bovendien merkten Gedeputeerde Staten nog op, dat de brug na 1978 tolvrij zou zijn, terwijl een gratis veer een utopie is gebleken. | |||
== Besluitvorming == | |||
Aan het besluit van de Staten een brug te doen bouwen is het een en ander vooraf gegaan. In Economisch Statistische Berichten van 27 oktober 1954 kwam drs. M.C. Verburg, directeur van het Economisch Technologisch Instituut voor Zeeland, tot de conclusie dat het verantwoord zou zijn 'van 1970 tot 1980 het verkeer van Zeeland naar Holland en omgekeerd tegen de thans op het veer Katsche Veer (op Zuid-Beveland) Zierikzee geldende tarieven op het nieuwe veer Kats (op Noord-Beveland) - Zierikzee op te vangen; na 1980 tot aanleg van een dam van Noord-Beveland naar Zierikzee over te gaan'. Deze dam zou rendabel zijn. Prognoses voor het veer Kats-Zierikzee leidden tot de conclusie dat de exploitatiekosten van de veerdienst in verband met de verkeerstoename na de totstandkoming van de Grevelingendam en de Haringvlietbrug aanzienlijk zouden stijgen. Ir. J.G. Snip van Provinciale Waterstaat ontwikkelde in 1959 plannen tot de bouw van de brug ('puttenfundering'). Bij de beslissing tot de bouw van de brug gold de volgende prognose van Rijkswaterstaat: | |||
'''Prognose verkeersstroom Zeelandbrug''' | |||
{| style="border-spacing:0;" | {| style="border-spacing:0;" | ||
| style="background-color:#ffffff;border-top:0.5pt solid #000001;border-bottom:0.5pt solid #000001;border-left:0.5pt solid #000001;border-right:none;padding-top:0in;padding-bottom:0in;padding-left:0.075in;padding-right:0.075in;"| 1965 | | style="background-color:#ffffff;border-top:0.5pt solid #000001;border-bottom:0.5pt solid #000001;border-left:0.5pt solid #000001;border-right:none;padding-top:0in;padding-bottom:0in;padding-left:0.075in;padding-right:0.075in;"| 1965 | ||
Regel 21: | Regel 31: | ||
Op 15 december 1965 werd de Zeelandbrug (toen nog Oosterscheldebrug genoemd door H.M. Koningin Juliana geopend. De brug kostte f 77 mln. Bij de opening waren de volgende toltarieven van kracht: | Op 15 december 1965 werd de Zeelandbrug (toen nog Oosterscheldebrug genoemd door H.M. Koningin Juliana geopend. De brug kostte f 77 mln. Bij de opening waren de volgende toltarieven van kracht: | ||
'''Toltarieven''' | |||
{| style="border-spacing:0;" | {| style="border-spacing:0;" | ||
| style="background-color:#ffffff;border-top:0.5pt solid #000001;border-bottom:0.5pt solid #000001;border-left:0.5pt solid #000001;border-right:none;padding-top:0in;padding-bottom:0in;padding-left:0.075in;padding-right:0.075in;"| fietsers enz. | | style="background-color:#ffffff;border-top:0.5pt solid #000001;border-bottom:0.5pt solid #000001;border-left:0.5pt solid #000001;border-right:none;padding-top:0in;padding-bottom:0in;padding-left:0.075in;padding-right:0.075in;"| fietsers enz. | ||
Regel 40: | Regel 51: | ||
Pont Zierikzee-Kats. Op 14 december 1965 voeren de boten met zijlading die de veer dienst Zierikzee-Kats onderhielden voor het laatst op dit traject. Het aantal vervoerde auto's dat in de loop der jaren van het veer Zierikzee-Katse Veer (vanaf 1 maart 1961 Zierikzee-Kats, na de bouw van de Zandkreekdam) heeft zich als volgt ontwikkeld: | Pont Zierikzee-Kats. Op 14 december 1965 voeren de boten met zijlading die de veer dienst Zierikzee-Kats onderhielden voor het laatst op dit traject. Het aantal vervoerde auto's dat in de loop der jaren van het veer Zierikzee-Katse Veer (vanaf 1 maart 1961 Zierikzee-Kats, na de bouw van de Zandkreekdam) heeft zich als volgt ontwikkeld: | ||
'''Verkeersstroom veer Zierikzee-Kats, na 1 maart 1961 (oplevering Zandkreekdam)''' | |||
{| style="border-spacing:0;" | {| style="border-spacing:0;" | ||
| style="background-color:#ffffff;border-top:0.5pt solid #000001;border-bottom:0.5pt solid #000001;border-left:0.5pt solid #000001;border-right:none;padding-top:0in;padding-bottom:0in;padding-left:0.075in;padding-right:0.075in;"| 1939 | | style="background-color:#ffffff;border-top:0.5pt solid #000001;border-bottom:0.5pt solid #000001;border-left:0.5pt solid #000001;border-right:none;padding-top:0in;padding-bottom:0in;padding-left:0.075in;padding-right:0.075in;"| 1939 | ||
Regel 56: | Regel 68: | ||
Grote vrachtauto's van Midden-Zeeland naar Schouwen-Duiveland v.v. mochten van het veer geen gebruik maken; zij moesten omrijden via het veer Zijpe-Anna Jacobapolder, dat Schouwen-Duiveland met Noord-Brabant verbindt. De bijdrage van de provincie aan de Provinciale Stoombootdiensten wegens het verlies op de exploitatie van de veerdienst Zierikzee-Kats bedroeg in 1964 f 400.000,-. Prognose en werkelijkheid. De prognoses van Rijkswaterstaat zijn door het Rijk als uitgangspunt genomen bij de goedkeuring van de bouw van de brug. Voor 1966 was deze prognose 1 mln. auto's. De provinciale brugmaatschappij begrootte in 1965 dit aantal op 1,4 mln. In werkelijkheid maakten in 1966 ca. 982.000 auto's van de brug gebruik. Het achterblijven van de opbrengst van de brug in de beginjaren bij de begrote opbrengst was mede het gevolg van de overschatting van het verkeer dat de hoogste tarieven moest betalen (vrachtverkeer) en van een lager tariefstelling dan waarvan in 1962 was uitgegaan. Bovendien bedroegen de bouwkosten van de brug wat meer dan toen was geraamd. Het verkeer van motorvoertuigen ontwikkelde zich verder als volgt; | Grote vrachtauto's van Midden-Zeeland naar Schouwen-Duiveland v.v. mochten van het veer geen gebruik maken; zij moesten omrijden via het veer Zijpe-Anna Jacobapolder, dat Schouwen-Duiveland met Noord-Brabant verbindt. De bijdrage van de provincie aan de Provinciale Stoombootdiensten wegens het verlies op de exploitatie van de veerdienst Zierikzee-Kats bedroeg in 1964 f 400.000,-. Prognose en werkelijkheid. De prognoses van Rijkswaterstaat zijn door het Rijk als uitgangspunt genomen bij de goedkeuring van de bouw van de brug. Voor 1966 was deze prognose 1 mln. auto's. De provinciale brugmaatschappij begrootte in 1965 dit aantal op 1,4 mln. In werkelijkheid maakten in 1966 ca. 982.000 auto's van de brug gebruik. Het achterblijven van de opbrengst van de brug in de beginjaren bij de begrote opbrengst was mede het gevolg van de overschatting van het verkeer dat de hoogste tarieven moest betalen (vrachtverkeer) en van een lager tariefstelling dan waarvan in 1962 was uitgegaan. Bovendien bedroegen de bouwkosten van de brug wat meer dan toen was geraamd. Het verkeer van motorvoertuigen ontwikkelde zich verder als volgt; | ||
'''Verkeer van motorvoertuigen over de Zeelandbrug''' | |||
{| style="border-spacing:0;" | {| style="border-spacing:0;" | ||
| style="background-color:#ffffff;border-top:0.5pt solid #000001;border-bottom:0.5pt solid #000001;border-left:0.5pt solid #000001;border-right:none;padding-top:0in;padding-bottom:0in;padding-left:0.075in;padding-right:0.075in;"| 1970 | | style="background-color:#ffffff;border-top:0.5pt solid #000001;border-bottom:0.5pt solid #000001;border-left:0.5pt solid #000001;border-right:none;padding-top:0in;padding-bottom:0in;padding-left:0.075in;padding-right:0.075in;"| 1970 | ||
Regel 70: | Regel 83: | ||
|} | |} | ||
De N.V. PZBM verwacht dat de schulden, waaronder een renteloos voorschot van ruim | De N.V. PZBM verwacht dat de schulden, waaronder een renteloos voorschot van ruim 16 miljoen gulden van de provincie, aan het begin van de negentiger jaren kunnen zijn afgelost. | ||
== Auteur == | == Auteur == | ||
Regel 76: | Regel 89: | ||
== Literatuur == | == Literatuur == | ||
Jaarverslagen N.V. Provinciale Zeeuwse Brug Maatschappij. PZC. Brug-bijlage, dec. 1965. M.P. de Bruin, Waken en bewaren. | -Jaarverslagen N.V. Provinciale Zeeuwse Brug Maatschappij. PZC. Brug-bijlage, dec. 1965. M.P. de Bruin, Waken en bewaren. | ||
== Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984 == | |||
{{GoToOriginal}} | |||
[category:Economie en bedrijven]] | [category:Economie en bedrijven]] |
Versie van 10 feb 2015 13:19
Zeelandbrug; Oosterscheldebrug
lengte: ca. 5.000 meter fundering: 54 pijlers breedte: 11,85 m. (waarvan 7,60 m wegdek en 2,75 m. rijwielpad) doorvaart: 40 meter |
---|
Gegevens
Tolbrug die Noord-Beveland met Schouwen-Duiveland verbindt. Lang bijna 5 km en rustend op 54 pijlers. Breed 11,85 m, waarvan 7,60 m voor rijdek en 2,75 m voor rijwielpad. Overspanningen zijn 95 m lang. Bij Schouwen-Duiveland bevindt zich in de brug een beweegbaar gedeelte met doorvaartwijdte van 40 m. De Zeelandbrug maakt geen deel uit van de Deltawerken.
Politieke en economische argumenten
Zonder de totstandkoming van de onderdelen van het Deltaplan, de Grevelingendam (1965) en de Haringvlietbrug (1964), zouden de Staten van de provincie Zeeland in 1962 echter niet hebben besloten deel te nemen aan de op te richten N.V. Provinciale Zeeuwse Brug Maatschappij. Deze N.V., met de provincie als aandeelhouder, kreeg tot taak 'het bouwen, in standhouden en exploiteren van een brug over de Oosterschelde'. Het Rijk verleende geen financiële medewerking. Gedeputeerde Staten schreven in 1962 aan de Provinciale Staten dat de vraag 'of het gewettigd is, dat de uitvoering van dit plan wordt ondernomen in het licht van het feit, dat in 1978 de dam over de Oosterschelde en de daarop aan te leggen weg zullen zijn voltooid, zonder enig voorbehoud in bevestigende zin' moest worden beantwoord. Zij voerden aan dat de opgang zijnde ontwikkeling van de Sloehaven en het Westerscheldebekken en de vestigingen in de Kanaalzone van Zeeuws-Vlaanderen zouden worden gestimuleerd door deze directe verbinding met het centrum van het land. Overigens zouden aanzienlijke investeringen nodig zijn om de veerdienst over de Oosterschelde op een zodanig peil te brengen dat de verkeersstroom, die zich na de voltooiing van de Grevelingendam en de Haringvlietbrug zou aandienen, kon worden opgevangen. Zonder nog rekening te houden met de nadelen van een veer (onder andere wachttijden) viel het tegen elkaar afwegen van de kosten van een brug of van een verbeterd veer ten gunste van de brug uit. Bovendien merkten Gedeputeerde Staten nog op, dat de brug na 1978 tolvrij zou zijn, terwijl een gratis veer een utopie is gebleken.
Besluitvorming
Aan het besluit van de Staten een brug te doen bouwen is het een en ander vooraf gegaan. In Economisch Statistische Berichten van 27 oktober 1954 kwam drs. M.C. Verburg, directeur van het Economisch Technologisch Instituut voor Zeeland, tot de conclusie dat het verantwoord zou zijn 'van 1970 tot 1980 het verkeer van Zeeland naar Holland en omgekeerd tegen de thans op het veer Katsche Veer (op Zuid-Beveland) Zierikzee geldende tarieven op het nieuwe veer Kats (op Noord-Beveland) - Zierikzee op te vangen; na 1980 tot aanleg van een dam van Noord-Beveland naar Zierikzee over te gaan'. Deze dam zou rendabel zijn. Prognoses voor het veer Kats-Zierikzee leidden tot de conclusie dat de exploitatiekosten van de veerdienst in verband met de verkeerstoename na de totstandkoming van de Grevelingendam en de Haringvlietbrug aanzienlijk zouden stijgen. Ir. J.G. Snip van Provinciale Waterstaat ontwikkelde in 1959 plannen tot de bouw van de brug ('puttenfundering'). Bij de beslissing tot de bouw van de brug gold de volgende prognose van Rijkswaterstaat:
Prognose verkeersstroom Zeelandbrug
1965 | 800.000 voertuigen per jaar |
1966 | 1.000.000 voertuigen per jaar |
1970 | 1.600.000 voertuigen per jaar |
1978 | 2.500.000 voertuigen per jaar |
Op 15 december 1965 werd de Zeelandbrug (toen nog Oosterscheldebrug genoemd door H.M. Koningin Juliana geopend. De brug kostte f 77 mln. Bij de opening waren de volgende toltarieven van kracht:
Toltarieven
fietsers enz. | f1,00 |
personenauto's enz. | f 2,50 |
lichte vrachtauto’s enz | f4,50 |
zware vrachtauto's enz. | f 6,00 |
passagiers autobussen | f 0,50 |
Pont Zierikzee-Kats. Op 14 december 1965 voeren de boten met zijlading die de veer dienst Zierikzee-Kats onderhielden voor het laatst op dit traject. Het aantal vervoerde auto's dat in de loop der jaren van het veer Zierikzee-Katse Veer (vanaf 1 maart 1961 Zierikzee-Kats, na de bouw van de Zandkreekdam) heeft zich als volgt ontwikkeld:
Verkeersstroom veer Zierikzee-Kats, na 1 maart 1961 (oplevering Zandkreekdam)
1939 | 6.111 |
1950 | 20.212 |
1960 | 49.044 |
1965 | 140.490 |
Grote vrachtauto's van Midden-Zeeland naar Schouwen-Duiveland v.v. mochten van het veer geen gebruik maken; zij moesten omrijden via het veer Zijpe-Anna Jacobapolder, dat Schouwen-Duiveland met Noord-Brabant verbindt. De bijdrage van de provincie aan de Provinciale Stoombootdiensten wegens het verlies op de exploitatie van de veerdienst Zierikzee-Kats bedroeg in 1964 f 400.000,-. Prognose en werkelijkheid. De prognoses van Rijkswaterstaat zijn door het Rijk als uitgangspunt genomen bij de goedkeuring van de bouw van de brug. Voor 1966 was deze prognose 1 mln. auto's. De provinciale brugmaatschappij begrootte in 1965 dit aantal op 1,4 mln. In werkelijkheid maakten in 1966 ca. 982.000 auto's van de brug gebruik. Het achterblijven van de opbrengst van de brug in de beginjaren bij de begrote opbrengst was mede het gevolg van de overschatting van het verkeer dat de hoogste tarieven moest betalen (vrachtverkeer) en van een lager tariefstelling dan waarvan in 1962 was uitgegaan. Bovendien bedroegen de bouwkosten van de brug wat meer dan toen was geraamd. Het verkeer van motorvoertuigen ontwikkelde zich verder als volgt;
Verkeer van motorvoertuigen over de Zeelandbrug
1970 | 1.436.000 (excl, autobussen) |
1975 | 1.991.000 (excl, autobussen) |
1980 | 2.631.000 (incl, touringcars) |
1982 | 2.555.000 (incl, touringcars) |
De N.V. PZBM verwacht dat de schulden, waaronder een renteloos voorschot van ruim 16 miljoen gulden van de provincie, aan het begin van de negentiger jaren kunnen zijn afgelost.
Auteur
-S.P. v.d. Zee
Literatuur
-Jaarverslagen N.V. Provinciale Zeeuwse Brug Maatschappij. PZC. Brug-bijlage, dec. 1965. M.P. de Bruin, Waken en bewaren.
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
[category:Economie en bedrijven]]