Mendeur: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
|||
Regel 20: | Regel 20: | ||
-[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1432469 G. Smallegange, ''Op ´t Hof. Boerderijen en boerenerven in Zeeland'' (Goes, 2001) 18-20.] | -[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1432469 G. Smallegange, ''Op ´t Hof. Boerderijen en boerenerven in Zeeland'' (Goes, 2001) 18-20.] | ||
[[category:landbouw]] | |||
[[category:Bouwkunde]] | |||
[[category:Landbouw & visserij]] |
Versie van 10 okt 2014 10:26
Mendeur, mendeure, menne |
---|
(1) Opendraaiende schuurdeur
De benaming voor de grote, naar buiten opendraaiende deuren in de Zeeuwse boerenschuur. Mendeure is algemeen, hoofdzakelijk op Walcheren wordt dit afgekort tot ‘menne’. Mendeure en menne kunnen zowel gebruikt worden voor de dubbele deuren gezamenlijk als voor één van de twee deuren van een stel dubbele deuren afzonderlijk. De benaming komt van het mennen van de wagens met schoven graan of met peulvruchten doorheen deze deuren naar de tasruimte in de schuur. Vanwege dat mennen van de hoog opgetaste wagens moesten de mendeuren hoog zijn, reden waarom bij oudere schuren met lage buitenmuren de daken boven de mennen zijn ‘opgelicht’ oftewel een verhoogd gedeelte hebben. De meeste losstaande landbouwschuren in Zeeland hebben twee dwarsdelen en daarom ook twee stel mendeuren. Schuren met drie stel mendeuren kwamen echter ook voor. Het aantal mendeuren gaf de welstand van de betreffende boer aan en er werd wel beweerd dat een huwelijk tussen een boerenzoon en een boerendochter er één diende te zijn waarbij de ouders van beide partners over een schuur met een gelijk aantal mendeuren beschikten. In één van de twee dubbele deuren bevindt zich over het algemeen een kleiner deurtje, het *klinket. Mendeuren zijn in het algemeen 3,60 meter hoog en circa 3,40 à 3,50 meter breed. De meeste mendeuren zijn voorzien van scharnieren, maar in Zeeuws-Vlaanderen draaien sommige op een systeem van draaigaten, draaipalen en uitsparingen. Tot in de negentiende eeuw gingen mendeuren naar binnen toe open. Wanneer er op boerderijen ook een stel kleine mendeuren was, dan werd dat alleen gebruikt voor lege wagens, werktuigen en paarden. De mendeuren zijn, behalve van een klinket, voorzien van een raampje dat zich een eind boven menshoogte bevindt. Soms is er geen raampje, maar een luikje. Op Walcheren hebben beide mendeuren een raampje. Sommige mendeuren hebben aan de onderzijde een kattengat.
(2) Een grote mond
Een grote mond wordt in het Zeeuws ook wel genoemd: ‘een smoel as een mendeure.’ Iemand van geringe afkomst werd wel aangeduid met: ‘Ie is ook mae van een eirrebeier tegen een mendeure geschete‘(gehoord van een ex-inwoner van Vrouwenpolder) of: ‘Ie is ok mae van een reiger tegen de mendeure geschete’(Kapelle, Zuid-Beveland).
AUTEUR
Jan Zwemer, 2013
LITERATUUR
-H.C.M. Ghijsen (red.), Woordenboek der Zeeuwse dialecten (Den Haag, 1974) 580-581.
-G. Smallegange, Op ´t Hof. Boerderijen en boerenerven in Zeeland (Goes, 2001) 18-20.