Daniel Fannius, Heer van Maire: verschil tussen versies
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
k Marja heeft pagina Fannius, Daniel, Heer Van Maire hernoemd naar Daniel Fannius, Heer van Maire: hernoemd |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{ | {{InfoboxPersoon | ||
| afbeelding = | |||
| naam = Daniel Fannius, Heer van Maire | |||
| onderschrift = | |||
| geboortedatum = 1618 | |||
| geboorteplaats = Brouwershaven | |||
| overlijdensdatum = 1681 | |||
| overlijdensplaats = Brouwershaven (?) | |||
| beroep = Jurist | |||
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/] | |||
}} | }} | ||
(Brouwershaven 1618-1681, vóór 28 juli). Jurist.Studeerde rechten te Leiden, waar hij op 9 november 1639 werd ingeschreven. Alvorens hij 25 januari 1652 benoemd werd tot fiscaal van de admiraliteit van Zeeland, was hij licentmeester te Middelburg. In de jaren 1661-1663 trachtte hij in overleg met de Witt, aan wie hij verwant was, een overeenkomst tussen Holland en Zeeland te bewerkstelligen. Op 16 april 1668 deed hij zijn intrede als bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie, ter kamer van Zeeland. In de briefwisseling van Const. Huygens III, p. 315 is er sprake van een advocaat Fannius die in 1672 brieven van Joachimi uit Engeland had overgebracht. | |||
==Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984== | |||
{{GoToOriginal}} | |||
==Auteur== | |||
L. Hageman, gecontroleerd redactie 2013 | L. Hageman, gecontroleerd redactie 2013 | ||
==Literatuur== | |||
*Brieven aan Johan de Witt II, 300, 369. Algemeen Rijksarchief Den Haag. | |||
*Ms. Resolutiën Oost-Indische Compagnie ter Kamer van Zeeland op 16.4.1668, 19.5 en 20.7.1681. | |||
*N.N.B.W. IV. | |||
[[category:persoon]] | |||
[[category:Zeeuwen]] | |||
[[category:Kunst & cultuur]] | |||
{{DEFAULTSORT: Fannius, Daniel, Heer Van Maire}} |
Versie van 18 jan 2021 12:10
Daniel Fannius, Heer van Maire | |
---|---|
Geboren | 1618 Brouwershaven |
Overleden | 1681 Brouwershaven (?) |
Beroep | Jurist |
VIAF | [1] |
(Brouwershaven 1618-1681, vóór 28 juli). Jurist.Studeerde rechten te Leiden, waar hij op 9 november 1639 werd ingeschreven. Alvorens hij 25 januari 1652 benoemd werd tot fiscaal van de admiraliteit van Zeeland, was hij licentmeester te Middelburg. In de jaren 1661-1663 trachtte hij in overleg met de Witt, aan wie hij verwant was, een overeenkomst tussen Holland en Zeeland te bewerkstelligen. Op 16 april 1668 deed hij zijn intrede als bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie, ter kamer van Zeeland. In de briefwisseling van Const. Huygens III, p. 315 is er sprake van een advocaat Fannius die in 1672 brieven van Joachimi uit Engeland had overgebracht.
Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984
Auteur
L. Hageman, gecontroleerd redactie 2013
Literatuur
- Brieven aan Johan de Witt II, 300, 369. Algemeen Rijksarchief Den Haag.
- Ms. Resolutiën Oost-Indische Compagnie ter Kamer van Zeeland op 16.4.1668, 19.5 en 20.7.1681.
- N.N.B.W. IV.