Maria Karoline Elisabeth Gottschalk: verschil tussen versies
k Marja heeft pagina Gottschalk, Maria Karoline Elisabeth hernoemd naar Maria Karoline Elisabeth Gottschalk: hernoemd |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{ | {{InfoboxPersoon | ||
| afbeelding = [[Bestand:Gottschalk_114115.jp|250px]] | |||
| naam = Maria Karoline Elisabeth Gottschalk | |||
| onderschrift = Gottschalk (links) na afloop van haar promotie op de "Historische geografie van westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen tot de Sint Elisabethvloed van 1404" aan de Rijksuniversiteit in Utrecht; promotor prof. dr. De Vooys, foto: Utrechts Nieuwsblad, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 114115. | |||
| geboortedatum = [[28 oktober]] [[1912]] | |||
| geboorteplaats = München Gladbach | |||
| overlijdensdatum = [[14 september]] [[1989]] | |||
| overlijdensplaats = Amsterdam | |||
| beroep = Historisch-geografe | |||
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/161948277 M.K.E. Gottschalk] | |||
}} | }} | ||
Was lerares aardrijkskunde aan het Koningin Wilhelmina-lyceum te Oostburg (1942-1949). In deze periode legde zij de grondslag voor haar werk: ‘Historische geografie van westelijk Zeeuws-Vlaanderen’, 2 dln. Op het eerste deel, dat loopt tot de Sint-Elisabethsvloed van 1404, promoveerde zij met lof aan de Universiteit te Utrecht. Het tweede deel verscheen in 1958 en beslaat de 15e en 16e eeuw. Reeds in de stellingen bij haar proefschrift toont zij haar kritische instelling tegenover gevestigde meningen. Zij bestrijdt de historici Van Houtte en Van Werveke, die de invloed ontkennen van de verlanding van het Zwin op het economisch verval van Brugge. Eenzelfde onafhankelijke opstelling toont zij in haar driedelig werk: ‘Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland’, I (1971), II (1975), 111 (1977). Deze magistrale kroniek is veel meer dan een optelsom van rampen en hun beschrijvers. De opvattingen over trans- en regressie die na de Tweede Wereldoorlog gemeengoed werden, achtte zij van belang als hulpmiddel voor het historisch onderzoek. Volgens haar tonen de feiten evenwel aan dat transgressies geen universele fenomenen zijn die over uitgestrekte gebieden plaats vinden, maar eerder langdurige regionale overstromingsfasen, veroorzaakt door stormvloeden op verschillende tijdstippen en onder zeer gevarieerde omstandigheden. Door haar werk heeft zij de historici veel materiaal, met name over Zeeland, in handen gespeeld. In 1984 verscheen haar uitvoerige studie ‘De Vier Ambachten en het Land van Saaftinge in de Middeleeuwen: Een historisch-geografisch onderzoek betreffende Oost-Zeeuws-Vlaanderen. In 1964 verkreeg zij aan de Universiteit van Amsterdam een lectoraat in de historische geografie, een vak dat naar haar mening historie en geografie tot hun recht moet laten komen. Zij bleef tot aan haar pensionering in 1977 lector en was tevens hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Zij richtte in 1971 de Dr. A.A. Beekmanstichting op ter bevordering van de beoefening van de historische geografie. | Was lerares aardrijkskunde aan het Koningin Wilhelmina-lyceum te Oostburg (1942-1949). In deze periode legde zij de grondslag voor haar werk: ‘Historische geografie van westelijk Zeeuws-Vlaanderen’, 2 dln. Op het eerste deel, dat loopt tot de Sint-Elisabethsvloed van 1404, promoveerde zij met lof aan de Universiteit te Utrecht. Het tweede deel verscheen in 1958 en beslaat de 15e en 16e eeuw. Reeds in de stellingen bij haar proefschrift toont zij haar kritische instelling tegenover gevestigde meningen. Zij bestrijdt de historici Van Houtte en Van Werveke, die de invloed ontkennen van de verlanding van het Zwin op het economisch verval van Brugge. Eenzelfde onafhankelijke opstelling toont zij in haar driedelig werk: ‘Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland’, I (1971), II (1975), 111 (1977). Deze magistrale kroniek is veel meer dan een optelsom van rampen en hun beschrijvers. De opvattingen over trans- en regressie die na de Tweede Wereldoorlog gemeengoed werden, achtte zij van belang als hulpmiddel voor het historisch onderzoek. Volgens haar tonen de feiten evenwel aan dat transgressies geen universele fenomenen zijn die over uitgestrekte gebieden plaats vinden, maar eerder langdurige regionale overstromingsfasen, veroorzaakt door stormvloeden op verschillende tijdstippen en onder zeer gevarieerde omstandigheden. Door haar werk heeft zij de historici veel materiaal, met name over Zeeland, in handen gespeeld. In 1984 verscheen haar uitvoerige studie ‘De Vier Ambachten en het Land van Saaftinge in de Middeleeuwen: Een historisch-geografisch onderzoek betreffende Oost-Zeeuws-Vlaanderen. In 1964 verkreeg zij aan de Universiteit van Amsterdam een lectoraat in de historische geografie, een vak dat naar haar mening historie en geografie tot hun recht moet laten komen. Zij bleef tot aan haar pensionering in 1977 lector en was tevens hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Zij richtte in 1971 de Dr. A.A. Beekmanstichting op ter bevordering van de beoefening van de historische geografie. |
Versie van 18 jul 2018 11:38
Maria Karoline Elisabeth Gottschalk | |
---|---|
Bestand:Gottschalk 114115.jp Gottschalk (links) na afloop van haar promotie op de "Historische geografie van westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen tot de Sint Elisabethvloed van 1404" aan de Rijksuniversiteit in Utrecht; promotor prof. dr. De Vooys, foto: Utrechts Nieuwsblad, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 114115. | |
Geboren | 28 oktober 1912 München Gladbach |
Overleden | 14 september 1989 Amsterdam |
Beroep | Historisch-geografe |
VIAF | M.K.E. Gottschalk |
Was lerares aardrijkskunde aan het Koningin Wilhelmina-lyceum te Oostburg (1942-1949). In deze periode legde zij de grondslag voor haar werk: ‘Historische geografie van westelijk Zeeuws-Vlaanderen’, 2 dln. Op het eerste deel, dat loopt tot de Sint-Elisabethsvloed van 1404, promoveerde zij met lof aan de Universiteit te Utrecht. Het tweede deel verscheen in 1958 en beslaat de 15e en 16e eeuw. Reeds in de stellingen bij haar proefschrift toont zij haar kritische instelling tegenover gevestigde meningen. Zij bestrijdt de historici Van Houtte en Van Werveke, die de invloed ontkennen van de verlanding van het Zwin op het economisch verval van Brugge. Eenzelfde onafhankelijke opstelling toont zij in haar driedelig werk: ‘Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland’, I (1971), II (1975), 111 (1977). Deze magistrale kroniek is veel meer dan een optelsom van rampen en hun beschrijvers. De opvattingen over trans- en regressie die na de Tweede Wereldoorlog gemeengoed werden, achtte zij van belang als hulpmiddel voor het historisch onderzoek. Volgens haar tonen de feiten evenwel aan dat transgressies geen universele fenomenen zijn die over uitgestrekte gebieden plaats vinden, maar eerder langdurige regionale overstromingsfasen, veroorzaakt door stormvloeden op verschillende tijdstippen en onder zeer gevarieerde omstandigheden. Door haar werk heeft zij de historici veel materiaal, met name over Zeeland, in handen gespeeld. In 1984 verscheen haar uitvoerige studie ‘De Vier Ambachten en het Land van Saaftinge in de Middeleeuwen: Een historisch-geografisch onderzoek betreffende Oost-Zeeuws-Vlaanderen. In 1964 verkreeg zij aan de Universiteit van Amsterdam een lectoraat in de historische geografie, een vak dat naar haar mening historie en geografie tot hun recht moet laten komen. Zij bleef tot aan haar pensionering in 1977 lector en was tevens hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Zij richtte in 1971 de Dr. A.A. Beekmanstichting op ter bevordering van de beoefening van de historische geografie.
AUTEUR
M.P. de Bruin, herz. Peter Sijnke (2011).
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
(München Gladbach 28 okt. 1912). Historisch-geografe. Was lerares aardrijkskunde aan het Koningin Wilhelmina-lyceum te Oostburg (1942-1949). In deze periode legde zij de grondslag voor haar werk: Historische geografie van westelijk Zeeuws-Vlaanderen, 2 dln. Op het eerste deel, dat loopt tot de Sint-Elisabethsvloed van 1404, promoveerde zij met lof aan de Universiteit te Utrecht. Het tweede deel verscheen in 1958 en beslaat de 15e en 16e eeuw. Reeds in de stellingen bij haar proefschrift toont zij haar kritische instelling tegenover gevestigde meningen. Zij bestrijdt de historici Van Houtte en Van Werveke, die de invloed ontkennen van de verlanding van het Zwin op het economisch verval van Brugge. Eenzelfde onafhankelijke opstelling toont zij in haar driedelig werk:
Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland, I (1971), II (1975), 111 (1977). Deze magistrale kroniek is veel meer dan een optelsom van rampen en hun beschrijvers. De opvattingen over transen regressie die na de tweede wereldoorlog gemeengoed werden, acht zij van belang als hulpmiddel voor het historisch onderzoek. Volgens haar tonen de feiten evenwel aan dat transgressies geen universele fenomenen zijn die over uitgestrekte gebieden plaats vinden, maar eerder langdurige regionale overstromingsfasen, veroorzaakt door stormvloeden op verschillende tijdstippen en onder zeer gevariëerde omstandigheden. Door haar werk heeft zij de historici veel materiaal, met name over Zeeland, in handen gespeeld. Een uitvoerige studie over de historische geografie van oostelijk Zeeuws-Vlaanderen is in een vergevorderd stadium. In 1964 verkreeg zij aan de Universiteit van Amsterdam een lectoraat in de historische geografie een vak dat naar haar mening historie en geografie tot hun recht moet laten komen.