Jan Cornelis de Man: verschil tussen versies
k Marja heeft pagina Man, Jan Cornelis De hernoemd naar Jan Cornelis de Man: hernoemd |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{ | {{InfoboxPersoon | ||
| afbeelding = [[300px]] | |||
| naam = Jan Cornelis de Man | |||
| onderschrift = tekst | |||
| geboortedatum = 20 september 1818 | |||
| geboorteplaats = Middelburg | |||
| overlijdensdatum = 2 januari 1909 | |||
| overlijdensplaats = Middelburg | |||
| beroep = Arts en leraar | |||
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/ Jan Cornelis de Man] | |||
}} | }} | ||
(Middelburg 20 sept. 1818 - Middelburg 2 jan. 1909). Arts en leraar aan de geneeskundige school te Middelburg. Zoon van Johannes de [[Man]] Jzn. (1783-1856). Doorliep de Latijnse school in Middelburg en studeerde vanaf 1836 medicijnen te Leiden, waar hij op 13 juni 1841 promoveerde op het proefschrift 'Specimen medicum augurale de aconito' (Eerste medische verhandeling over de monnikskap). Promoveerde vervolgens op 20 december 1841 in de verloskunde en behaalde op 10 oktober 1842 de graad van chirurg. De tijd tussen deze twee examens bracht hij, samen met dr. A.W. van [[Renterghem]], voor studiedoeleinden in Parijs en Wenen door. Na zijn studie vestigde De Man zich (tegen zijn eigen voorkeur in) te Middelburg, waar zijn vader door ziekte assistentie nodig had. In 1843 werd zijn hulp ingeroepen door de Prov. Geneeskundige Commissie, omdat Arnemuiden door een 'sluipende ziekte' geteisterd werd. De Man herkende de ziekte als typhus en wist, dankzij enkele doortastende maatregelen, de situatie na enige tijd onder controle te krijgen. Naast arts met een eigen praktijk, die hij tot op hoge leeftijd aanhield omdat zijn patiënten sterk aan hem gehecht waren, was hij stadsgeneesheer van Middelburg (1845-1859) en lector in de anatomie aan de Geneeskundi geschool (van 1853 tot de opheffing in 1866). De functie van Geneeskundig Inspecteur is hem tweemaal aangeboden, maar hij bedankte steeds voor deze betrekking. De Man was een actief lid van verscheidene medische commissies en verenigingen zoals het medisch lees gezelschap `De Harmonie', waarvan hij van 1889 tot 1909 directeur was (lid vanaf 1844), en de Geneeskundige Raad. Met A.A. [[Fokker]] richtte hij op 22 april 1848 de Zeeuwse afdeling van de Ned. Mij tot bevordering der Geneeskunst op, waarvan hij in februari 1900 tot erelid benoemd werd. Aanvankelijk schreef hij ook over gevallen uit zijn artsenpraktijk, maar toen hij merkte dat zulke publicaties in de medische wereld beschouwd werden als ongewenste reclame voor eigen bekwaamheid, veranderde hij van onderwerp. Hij legde zich toe op de medische topografie van Zeeland (volksgezondheid en statistiek), terwijl hij zich later ook bezig hield met onderwerpen uit de farmacie, teratologie (kennis van misvormingen), antropologie en craniologie (mensen schedelkunde), paleontologie (kennis der fossielen) en de geschiedenis van Zeeland. Voor het Zeeuwsch Genootschap, waarvan hij in 1845 tot lid werd benoemd, heeft De Man zeer veel werk verricht. Hij bekleedde van 1895-1900 het voorzitterschap en was jarenlang conservator kan de museumcollectie. Hij deed veel moeite om nieuwe aanwinsten voor het museum te verwerven (de voorwerpen uit de ouderwetse kamer, de fossielen en de verzameling Zeeuwse vogelnestjes, werden door hem bijeengebracht) en verzorgde bij de verhuizing in 1887, van de Latijnse Schoolst raat naar de Wagenaarstraat, de nieuwe indeling. Ook voor het Gasthuis in Middelburg bracht hij een verzameling oude instrumenten, schedels en preparaten bijeen, die daar in 1968 nog aanwezig was maar kort na een tentoonstelling verdwenen is. Van zijn studies deed hij verslag in tal van publicaties, die nog steeds het consulteren waard zijn en die hij vaak op eigen kosten, soms in het Archief uitgaf. Zo danken we aan hem een belangrijke inventarisatie van de [[werven]] in Zeeland. Uit waardering voor zijn werk werd hem op zijn 70ste verjaardag (20 september 1888) de gouden medaille van het Genootschap aangeboden, terwijl hij op 29 augustus 1893 geridderd werd in de Orde van de Nederlandse Leeuw. De Man was een hardwerkend, kritisch mens. Hij nam soms te weinig afstand van eigen werk, maar had een groot gevoel voor humor. Uit zijn huwelijk in 1849 met Neeltje Elisabeth Kamerman (uit Kloetinge) werden drie kinderen geboren. Zijn zoon, Johannes Govertus de [[Man]], werd een vermaard bioloog, terwijl van zijn twee dochters Antoinette en Maria (zie hieronder), de laatste zich ontwikkelde tot een begaafd munten penningkundige. Belangrijke werken m.b.t. Zeeland: J.C. van den Broecke en J.C. de Man, Cholera Asiatica. A.A. Fokker en J.C. de Man, De gestichten en openbare gebouwen. A.A. Fokker en J.C. de Man, Zeeuwsche medici. A.A. Fokker en J.C. de Man, Geneeskundige plaatsbeschrijving. Zie verder bibliografie. | |||
==Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984== | |||
{{GoToOriginal}} | |||
==Auteur== | |||
A.M. Lauret. Herschreven: F. v. Noordwijk | |||
==Literatuur== | |||
*Nagtglas, Levensberichten. | |||
*Polman Kruseman, J.C. de Man. | |||
*Schoute, Dr. J C. de Man. | |||
= AFBEELDING = | = AFBEELDING = | ||
= J.C. de Man (1818-1909) arts te Middelburg en oudheidkundige. = | = J.C. de Man (1818-1909) arts te Middelburg en oudheidkundige. = | ||
{{Infobox | |||
| above = | |||
}} | |||
[[category:persoon]] | |||
[[category:Zeeuwen]] | |||
[[category:Kunst & cultuur]] | |||
{{DEFAULTSORT: Man, Jan Cornelis De}} |
Versie van 7 aug 2020 09:44
Jan Cornelis de Man | |
---|---|
300px tekst | |
Geboren | 20 september 1818 Middelburg |
Overleden | 2 januari 1909 Middelburg |
Beroep | Arts en leraar |
VIAF | Jan Cornelis de Man |
(Middelburg 20 sept. 1818 - Middelburg 2 jan. 1909). Arts en leraar aan de geneeskundige school te Middelburg. Zoon van Johannes de Man Jzn. (1783-1856). Doorliep de Latijnse school in Middelburg en studeerde vanaf 1836 medicijnen te Leiden, waar hij op 13 juni 1841 promoveerde op het proefschrift 'Specimen medicum augurale de aconito' (Eerste medische verhandeling over de monnikskap). Promoveerde vervolgens op 20 december 1841 in de verloskunde en behaalde op 10 oktober 1842 de graad van chirurg. De tijd tussen deze twee examens bracht hij, samen met dr. A.W. van Renterghem, voor studiedoeleinden in Parijs en Wenen door. Na zijn studie vestigde De Man zich (tegen zijn eigen voorkeur in) te Middelburg, waar zijn vader door ziekte assistentie nodig had. In 1843 werd zijn hulp ingeroepen door de Prov. Geneeskundige Commissie, omdat Arnemuiden door een 'sluipende ziekte' geteisterd werd. De Man herkende de ziekte als typhus en wist, dankzij enkele doortastende maatregelen, de situatie na enige tijd onder controle te krijgen. Naast arts met een eigen praktijk, die hij tot op hoge leeftijd aanhield omdat zijn patiënten sterk aan hem gehecht waren, was hij stadsgeneesheer van Middelburg (1845-1859) en lector in de anatomie aan de Geneeskundi geschool (van 1853 tot de opheffing in 1866). De functie van Geneeskundig Inspecteur is hem tweemaal aangeboden, maar hij bedankte steeds voor deze betrekking. De Man was een actief lid van verscheidene medische commissies en verenigingen zoals het medisch lees gezelschap `De Harmonie', waarvan hij van 1889 tot 1909 directeur was (lid vanaf 1844), en de Geneeskundige Raad. Met A.A. Fokker richtte hij op 22 april 1848 de Zeeuwse afdeling van de Ned. Mij tot bevordering der Geneeskunst op, waarvan hij in februari 1900 tot erelid benoemd werd. Aanvankelijk schreef hij ook over gevallen uit zijn artsenpraktijk, maar toen hij merkte dat zulke publicaties in de medische wereld beschouwd werden als ongewenste reclame voor eigen bekwaamheid, veranderde hij van onderwerp. Hij legde zich toe op de medische topografie van Zeeland (volksgezondheid en statistiek), terwijl hij zich later ook bezig hield met onderwerpen uit de farmacie, teratologie (kennis van misvormingen), antropologie en craniologie (mensen schedelkunde), paleontologie (kennis der fossielen) en de geschiedenis van Zeeland. Voor het Zeeuwsch Genootschap, waarvan hij in 1845 tot lid werd benoemd, heeft De Man zeer veel werk verricht. Hij bekleedde van 1895-1900 het voorzitterschap en was jarenlang conservator kan de museumcollectie. Hij deed veel moeite om nieuwe aanwinsten voor het museum te verwerven (de voorwerpen uit de ouderwetse kamer, de fossielen en de verzameling Zeeuwse vogelnestjes, werden door hem bijeengebracht) en verzorgde bij de verhuizing in 1887, van de Latijnse Schoolst raat naar de Wagenaarstraat, de nieuwe indeling. Ook voor het Gasthuis in Middelburg bracht hij een verzameling oude instrumenten, schedels en preparaten bijeen, die daar in 1968 nog aanwezig was maar kort na een tentoonstelling verdwenen is. Van zijn studies deed hij verslag in tal van publicaties, die nog steeds het consulteren waard zijn en die hij vaak op eigen kosten, soms in het Archief uitgaf. Zo danken we aan hem een belangrijke inventarisatie van de werven in Zeeland. Uit waardering voor zijn werk werd hem op zijn 70ste verjaardag (20 september 1888) de gouden medaille van het Genootschap aangeboden, terwijl hij op 29 augustus 1893 geridderd werd in de Orde van de Nederlandse Leeuw. De Man was een hardwerkend, kritisch mens. Hij nam soms te weinig afstand van eigen werk, maar had een groot gevoel voor humor. Uit zijn huwelijk in 1849 met Neeltje Elisabeth Kamerman (uit Kloetinge) werden drie kinderen geboren. Zijn zoon, Johannes Govertus de Man, werd een vermaard bioloog, terwijl van zijn twee dochters Antoinette en Maria (zie hieronder), de laatste zich ontwikkelde tot een begaafd munten penningkundige. Belangrijke werken m.b.t. Zeeland: J.C. van den Broecke en J.C. de Man, Cholera Asiatica. A.A. Fokker en J.C. de Man, De gestichten en openbare gebouwen. A.A. Fokker en J.C. de Man, Zeeuwsche medici. A.A. Fokker en J.C. de Man, Geneeskundige plaatsbeschrijving. Zie verder bibliografie.
Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984
Auteur
A.M. Lauret. Herschreven: F. v. Noordwijk
Literatuur
- Nagtglas, Levensberichten.
- Polman Kruseman, J.C. de Man.
- Schoute, Dr. J C. de Man.
AFBEELDING
J.C. de Man (1818-1909) arts te Middelburg en oudheidkundige.